Gehoord

Sarah Loipner

De binnenkomst in het mooie gebouw van het Wereldmuseum in Rotterdam werd muzikaal begeleid door Remolindo, een muzikaal duo dat met een sprankelend en divers repertoire de dag mooi en speels omlijstte.

Dagvoorzitter Renate Geuzinge (gz-psycholoog/psychotherapeut, supervisor/leertherapeut nvp en vpep, en oprichter van het Instituut voor Interpersoonlijke Neurobiologie) opende de dag en gaf het woord aan Juliette Becking (klinisch psycholoog-psychotherapeut, oprichter en directeur van eftin, en bestuursvoorzitter van de vpep). Zij legde een verband tussen het verzamelen van cultuurspecifieke goederen en kunst in koloniale tijden om een diepgaand begrip te ontwikkelen voor de identiteit en drijfveren van andere volkeren – zoals gebeurde in de haven van Rotterdam – en het ontwikkelen van empathie, inleving en acceptatie. Hoewel de motivatie hiervoor zeer verschilt van onze motivatie om elkaar en onze cliënten te begrijpen, illustreert het hoe belangrijk het is om je letterlijk of figuurlijk te omringen met de leefwereld van de ander, om deze echt te kunnen verstaan. Hoewel de vergelijking wringt, is de onderliggende boodschap ‘If a person is understood, he or she belongs’ – en dat is er een die aanzet tot begrip en verbinding. Vervolgens bood Becking in vogelvlucht een terugblik op de ontwikkeling, groei en het proces van de Vereniging voor Persoonsgerichte experiëntiële Psychotherapie (vpep) van 1962 tot nu.

Zoals altijd bij een samenkomst van de vpep, voelde ik een verbondenheid met de mensen om me heen, wetend dat wij ideeën en waardes delen die verder strekken dan de therapiekamer. Deze komen dan ook naar voren in de verhalen van de drie sterke vrouwen die de hoofdlezingen verzorgden. Alledrie vertegenwoordigen zij een eigen stroming en zienswijze, stevig geworteld in de gedeelde grondhouding en idealen.

De eerste van deze vrouwen was Nini de Graaff (klinisch psycholoog-psychotherapeut,

supervisor en leertherapeut van de vpep en focustrainer). Zij liet weten met Rotterdam een bijzondere binding te voelen, omdat het haar geboortestad is. Zij herinnert zich de harde geluiden van de wederopbouw, en ze legt verband met de actietendens van het focusingproces: vooruit.

De Graaff blikte terug op haar kennismaking met focusing. Focusing was precies wat zij altijd wilde: aandacht richten op ‘iets in mij’, naar elkaar luisteren mét het lichaam. De mogelijkheden hiervan zijn niet te onderschatten. Op deze manier kunnen we de wereld verbeteren. Het komt op mij niet over alsof dit idealen zijn die Gendlin al had en die breed gedragen worden in de focusing-stroming, maar als intenties die door het integreren van focusing in therapie en in het dagelijkse leven, praktisch worden vormgegeven.

Focusing heeft zowel iets heel eenvoudigs en concreets, als iets ongrijpbaars. Het gaat erom je te bewegen naar het gebied van (nog) niet weten, vertelt De Graaff. Van dáár aandacht aan besteden waar het existentiële proces van de mens gestagneerd is, naar door deze speciale aandacht weer contact te maken met de levensenergie en de mens-eigen zoektocht weer op gang te brengen. Dit zijn moeilijk meetbaar te maken variabelen, maar het proces is goed te onderzoeken. En hier pleit De Graaff voor; voor meten en vastleggen van de processen en resultaten om zo in het huidige landschap van evidence-based werken de plek in te kunnen nemen die focusing verdient.

Tweede hoofdspreker van de ochtend was Juliette Becking, zij nam ons mee op een tijdreis van Rogers, de grondlegger van het cliëntgerichte werken, naar Gendlin, grondlegger van focusing, naar Greenberg, de ‘aanstichter’ en de grondlegger van emotionally focused therapy (eft). Zij vertelde over het ontstaansproces van eft en het losmakingsproces als eigenstandige methode. Zo wordt in eft spanning opgezocht in de behandeling, verhoogde arousal, en was Gendlin het daar echt niet mee eens. Becking belicht de grote rol van emoties als dragers van informatie. eft is gericht op het opzoeken van de emoties, om ruimte te maken voor wat de emotie ons vertelt over onszelf en onze waarden. Greenberg is van origine ingenieur, en dit is aldus Becking terug te zien in de methodische en precies beschreven manier waarop hij het in de behandelkamer aanpakt. Becking breekt vervolgens een lans voor verbinding en samenwerking, zéker ook tussen stromingen die voortkomen uit het rogeriaanse gedachtegoed. Zij stelt voorop dat we het eens kunnen zijn over hoe we mensen willen helpen, en dat verschillen juist zorgen voor groei en ontwikkeling.

De laatste spreker van de ochtend was Greet Vanaerschot (klinisch psycholoog en doctor in de Psychologische Wetenschappen, professor in de psychotherapie aan de Universiteit Antwerpen, coördinator van de Postgraduaat Opleidingen in de Psychotherapie Universiteit Antwerpen en hoofddocent psychotherapie-opleiding rino Utrecht). Ook zij heeft een tijdreis voor ons in petto; ‘Toen, nu en de toekomst’ luidt de titel van haar voordracht, die zij begon met oude congresboeken en foto’s van bekende hoofdsprekers en panelleden. Dit gaat in zo’n vaart dat navertellen vrijwel onmogelijk voelt. Wat mij bijblijft, zijn de namen die voorbijkomen in de verschillende tijdperken; tijdens haar studie kwam Gendlin spreken in het auditorium, zo maakte zij als studente al kennis met deze grootheid. In 1984 was Mia Leijssen al betrokken bij de congressen en in 1988 zat Sachse nog in het panel! Verder kwam ook Rice in haar terugblik naar voren als een kracht voor verandering.

Vanaerschot nam ons ook mee in een proces dat vooral van buitenaf werd beïnvloed; sinds de jaren 90 van de vorige eeuw ging er, tegen de aanvankelijke zienswijze in, aandacht uit naar psychopathologie, en sinds de jaren 10 van deze eeuw werden de opkomende stromingen steeds nauwkeuriger in het beschrijven van hun handelingen en kreeg de therapeut een meer (zichtbaar) actieve houding in de therapie. Ook Vanaerschot ziet verschillen tussen stromingen als positief: ‘verbinden vanuit het verschil’. Zij wil ons aan het denken zetten en ze hoopt dat we onze blik verscherpen. Dit kan zowel leiden tot integratie met andere oriëntaties, alsook tot het scherper stellen van de eigen stroming. Ten slotte blikte zij vooruit met wat nodig is voor de toekomst: onderzoek, publicaties en opleiden. Zij ziet hier een belangrijke rol voor de vereniging in samenwerking met opleidingsinstellingen. Door de eigen, diepgaande manier van het inzetten van de common factors door te blijven geven, blijft het gedachtegoed – in al haar verschillende vormen en maten – ook in de toekomst de ruimte behouden die het verdient.

Na de zeer gevulde ochtend vol terug- en vooruitblikken, voegden wij ons in kleinere groepen samen voor de workshops. Mijn eerste workshop werd gegeven door Pieter de Roij (vrijgevestigd klinisch psycholoog en psychotherapeut, en docent persoonsgerichte psychotherapie bij rino Zuid). We gingen aan de slag met papier en experimenteerden met de energie die vrijkwam in het proces. Geheel volgens de grondprincipes stelden we de beleving centraal en gingen we, vanuit een empathische grondhouding, in tweetallen aan de slag. We tekenden een tijdlijn van geboorte tot dood (we mochten zelf bedenken hoeveel tijd daartussen zit). De Roij maakte ons erop opmerkzaam dat we in ons leven allerlei tijdlijnen hebben die verschillende bewegingen maken en kantelpunten hebben, bijvoorbeeld opleiding, relaties, persoonlijke ontwikkeling etc. We mochten één tijdlijn kiezen en daar een paar markeermomenten van optekenen. Vervolgens werden we uitgenodigd om met onze buurman/vrouw in gesprek te gaan hierover. De luisteraar hanteerde de cliëntgerichte grondhouding. Met mijn buurman had ik een levendige uitwisseling over fijne momenten in onze jonge jaren. De energie stroomde, we werden er beiden blij van, en na afloop voelde ik me verguld over de mooie ontmoeting met mezelf en de ander.

De tweede workshop die ik volgde, werd gegeven door Árpi Süle (klinisch psycholoog, cliëntgericht psychotherapeut en supervisor, leertherapeut bij de Postgraduaat-opleiding Cliëntgerichte Psychotherapie aan de ku Leuven en hoofdredacteur van het Tijdschrift Persoonsgerichte Experiëntiële Psychotherapie). Het ging over wat te doen als het proces in de therapéut vastloopt. Süle deelde een precies beschreven stappenplan dat goed bruikbaar is in intervisie (en ook voor zelfreflectie), dat erop gericht is voeling te krijgen met wat er mogelijk in jezelf is vastgelopen als een therapieproces stagneert.

Hij onderscheidt vier niveaus waarop dit kan gebeuren: betekenis, ervaring, interactioneel en existentieel. We werden uitgenodigd om een behandeling in gedachten te nemen waarin we zijn vastgelopen, en we werden door Süle begeleid in focusing op verschillende onderdelen van onze ervaring in interactie met deze cliënt. Tussen de focusingmomenten door reflecteerden we of schreven we op wat we opmerkten. Ook werden we uitgenodigd om te tekenen, om zo beeldend te maken wat we voelden. We stonden stil bij de thema’s die bij de cliënt spelen en die in onszelf geraakt worden, wat onze relatie tot deze thema’s is en wat onze eigen behoeften op dit gebied zijn. Deze manier van werken geeft mij het gevoel dat er steeds weer een deur opengedaan wordt waarachter ik dichterbij datgene kom waar ik in de therapie onbewust van weg wilde blijven. Er gaat een wereld open van bekende, maar toch vers aanvoelende thema’s die pijnlijk zijn en schuren, maar die verzachten met de aandacht en interesse die ze tegemoet komt. Ik verliet de workshop met meer zelfkennis, mildheid naar mezelf en de ander, en met begrip voor het moeilijke proces waarin je je samen met een cliënt soms kunt bevinden. En met een handleiding om dit allemaal te kunnen herhalen als ik merk dat het nodig is!

Als eerste hoofdspreker van de middag nam Vanaerschot ons mee in de wereld van onbewuste processen, impliciet en expliciet geheugen, cognitief en affectief bewustzijn. Zij ging diep in op deze begrippen en de betekenis die affectieve neurowetenschap kan hebben voor de klachten die mensen ontwikkelen, en het begrijpen hoe en waarom persoonsgericht experiëntieel behandelen werkzaam is. Het werd een zeer gevulde les, waarin we hoorden dat affecten en emoties leiden tot processen om behoeften te vervullen. Vanaerschot vertelde ons over Solms en diens onderzoek naar bewuste en onbewuste affectieve en cognitieve systemen, evenals over Panksepp en zijn onderzoek naar verschillende affectieve systemen (seeking, care, lust, play, fear, rage en panic/grief) die van invloed zijn op ons gemoed en gedrag.

Vanaerschot zet, via de affectieve neurowetenschap, een stap die in de persoonsgerichte experiëntiële psychotherapie zelden openlijk genomen wordt; zij gaat in op de invloed van conditionering op de klachten die mensen kunnen krijgen als zij forse ‘prediction errors’ opdoen tijdens hun ontwikkeling. Zij ging tijdens haar verhaal in op de verschillende hersenstructuren en de manier waarop emoties worden ervaren vanuit deze niveaus.

pep is goed in het vormgeven van een veilige relatie waarbinnen gevoelens worden verdragen door de therapeut en de cliënt. De behandelwijze is goed in het aansluiten op emoties en ruimte maken voor onderzoek van betekenis van het gevoel, en welke behoefte hieraan ten grondslag ligt, evenals in het leren verdragen van ambivalentie en tegengestelde behoeften. Hierbij is het van belang om als behandelaar emotioneel beschikbaar te zijn, waardoor predicties over interpersoonlijke relaties via impliciet leren kunnen worden aangepast.

Wat deze manier van kijken voor Vanaerschot heeft toegevoegd aan het werken in de praktijk, is het actief stimuleren van nieuw gedrag, om zo nieuwe ervaringen op te doen en voorspellingen aan te kunnen passen. Ook is zij meer doordrongen van het belang van seeking, nieuwsgierigheid stimuleren en voorleven, evenals het belang van kunnen spelen (play), te doen alsof en via spel te leren over sociale interacties. Zij ervaart de combinatie van persoonsgericht experiëntieel werken met kennis van affectieve neurobiologie als effectief en aansluitend op de mogelijkheden en behoeften van cliënten.

Vervolgens presenteerde Wies Verheul (klinisch psycholoog en psychotherapeut, en bestuurslid van de vpep) de factsheet over persoonsgerichte experiëntiële psychotherapie bij volwassenen. Deze is samengesteld in samenwerking met de vvcepc en maakt deel uit van de nvp-serie wetenschappelijke factsheets over psychotherapie. De factsheet geeft een heldere samenvatting van de mens- en behandelvisie van de pep, met daarin de grondhouding dat ieder mens uniek is, de beleving centraal staat en dat procesgericht gewerkt wordt. De verschillende hoofdstromingen worden kort toegelicht, evenals voor welke doelgroepen deze worden ingezet. Bedoeling van de factsheets is een helder overzicht te bieden van de inzetbaarheid van de behandelmethode(n) en zichtbaar te zijn als waardevolle hoofdstroming, in deze tijd waarin overheden en zorgverzekeraars bepalen welke behandelingen vergoed worden voor de mens die psychologische hulp nodig heeft.

Árpi Süle nam ons mee in de levensloop van het Tijdschrift voor Persoonsgerichte Experiëntiële Psychotherapie, in beeld en woord. In den beginne was er de Vereniging voor Rogeriaanse Therapie, in 1962, het jaar dat Experiencing and the creation of meaning van Gendlin uitkwam en één jaar na On becoming a person van Rogers. Tot 1984 was het blad van de vereniging een mededelingenblad en daarna veranderde de lay-out, kwam er een redacteur en werd een nieuw deel van de levensloop in gang gezet. Süle liet ons de verschillende formats, stijlen en kleuren zien die het blad in de loop der jaren heeft gekend, evenals de trends qua inhoud.

De laatste hoofdspreker van de dag was Anton Hafkenscheid (klinisch psycholoog-psychotherapeut bij Arkin/Sinai Centrum, auteur en docent aan postdoctorale opleidingen rcsw Nijmegen, Centrale rino Groep Utrecht, ppo Groningen en Katholieke Universiteit Leuven, daarnaast supervisor/leertherapeut van de vpep, vgct en nvp en redactielid van het Tijdschrift voor Psychotherapie). Hij sloot naadloos aan bij het thema van de factsheet. Dit deed hij uiterst kritisch, zonder zwaar te worden, dankzij de nodige humor over de pep-therapeut, waar hij zichzelf ook toe rekent. Hij spoort persoonsgericht experiëntieel werkende psychotherapeuten aan om op te houden te bewijzen dat wat we doen werkt – dat weten we al! – en om ons te richten op het verfijnen van de methode door te onderzoeken wat nog niét werkt. Energiek verzet hij zich tegen het juk van (de angst om) geprotocolleerd te moeten werken. Dit doet hij onder meer aan de hand van de onderzoeken van Bohart naar ‘common factors’. Een flink aantal van deze factoren zijn al door Rogers in de basishouding van het cliëntgerichte gedachtegoed en in de werkwijze opgenomen, voortkomend uit een geïntegreerd mensbeeld dat de basis vormt voor deze manier van (be)handelen. Maar belangrijker nog is de ‘way of being’, om echt aanwezig te zijn met de ander, de cliënt, een echte alliantie aan te gaan en samen te werken ten goede van diens proces en doelen. Maar dit alles is niet zonder kanttekening; we zijn als pep-therapeuten goed in empathie en verbinding, oordeelloos en respectvol aansluiten, maar we zijn niet goed in het verdragen van kritiek en boosheid in interactie met de ander en binnen onszelf, zo stelt Hafkenscheid. En is ten nadele van het opsporen en herstellen van breuken en scheuren in de therapeutische relatie. Hij spoort ons aan om ook deze gebieden van de ervaring met cliënten op te zoeken en door te werken. Hij wil dat we steviger gaan staan, onze interacties meer transparant onderzoeken en ons daarnaast ook inzetten om ook in Nederland meer wetenschappelijk onderzoek naar de pep-werkwijze te doen. Aan het einde van deze congresdag spoort en moedigt Hafkenscheid ons aan om de krachten van het persoonsgericht experiëntieel werken meer te benutten en uit te dragen, en zo als gedachtegoed een anker te zijn voor de Nederlandse ggz.

Tijdens de congresdag heb ik vooral veel opgestoken van de workshops, met bruikbare en zinvolle handreikingen. De hoofdsprekers hebben het gedachtegoed en de vereniging eer betuigd door elk op eigen wijze terug te blikken op de zestig jaar waarin de vpep bestaat. Dit leidde wel tot de ene vogelvlucht na de andere, waardoor ik wat verdieping miste in de voordrachten. Vanaerschot verdiepte juist zo op de neuroaffectieve wetenschap, dat er een hele dag aan besteed zou kunnen worden zonder een moment te gaan vervelen. Het programma bleef wat theoretisch op het gebied van ‘living forward’, de titel van het congres. Desalniettemin was het een geslaagde dag, gebracht vanuit aandacht en liefde voor het persoonsgericht experiëntieel werken.

Sarah Loipner, psycholoog NIP in opleiding tot psychotherapeut.
E-mail n sarahloipner@gmail.com

Naar boven