Frank van der Horst
Als kersvers redactielid van dit tijdschrift sta ik voor de opgave de zeer diverse bijdragen aan het huidige nummer van een inleiding en een commentaar te voorzien. Al lezend vielen mij zaken en onderwerpen op en werd tenminste voor mij geleidelijk een rode draad zichtbaar. Het gaat in dit nummer in de breedste zin over tijd; over verleden, heden en toekomst, zoals het vaak in onze gesprekken met patiënten ook gaat over dat wat geweest is, hoe dat in het hier en nu beleefd wordt en wat dat betekent voor wat komen gaat. Ik zag deze rode draad eerst terugkomen in de twee jubileumcongressen van specialistische verenigingen, waar, niet ongebruikelijk bij een jubileum, werd teruggeblikt met behulp van een tijdlijn en oude foto’s. In een van de boekverslagen komt het belang van familiegeschiedenis en herkomst voor de persoonlijke ontwikkeling naar voren. Een inhoudelijke bijdrage over psychedelica in psychotherapie beschrijft onder meer de geschiedenis van het gebruik ervan. Tegelijk geven de verschillende wetenschappelijke artikelen ons een beeld van de mogelijkheden van toekomstige behandelingen. Een tweede terugkerend onderwerp, hoewel meer impliciet, is het gebruik van het werk van de Britse psychiater en psychoanalyticus John Bowlby (1907-1990). Hoewel zelf als clinicus verbonden aan de Londense Tavistock Clinic bleef hij in zijn werk over gehechtheid sterk theoretisch georiënteerd.
De gehechtheidstheorie wordt “binnen het domein van de gedragswetenschappen algemeen beschouwd als één van de belangrijkste en meest aansprekende paradigma’s over de sociaal-emotionele ontwikkeling” (Van der Horst, Kok & Luijk. 2023). Het is daarmee voor onderzoekers en clinici een aansprekend theoretisch denkkader waarin fundamentele vragen over menselijke emoties, relaties en ontwikkeling worden gesteld. Graag neem ik u met deze thema’s mee op weg in dit nummer.
In een eerste bijdrage rapporteren Frans Poolen en collega’s de empirische bevindingen van een (niet-experimenteel) veranderingsonderzoek naar de effectiviteit van een intensieve behandeling voor depressie. Deze behandeling is een multimodale groepsbehandeling van twee therapiedagen per week gedurende vier maanden, gebaseerd op cognitieve gedragstherapie, en bevat elementen van cognitieve therapie, re-activatie/exposure, dramatherapie en psychomotorische therapie. Hierdoor biedt de behandeling mogelijkheden transdiagnostisch te werken, en dus ook comorbide problematiek te verminderen. Juist de comorbiditeit zou een oorzaak kunnen zijn voor de therapieresistentie die de doelgroep kenmerkt en die een voorwaarde is voor indicatie voor de behandeling. De resultaten van het onderzoek zijn zeer bemoedigend en nodigen uit tot een bredere toepassing van intensivering in de behandeling van therapieresistente patiënten met een depressie en tot meer (quasi-)experimenteel onderzoek.
Een tweede bijdrage van psychiaters Giorgio Mauro en Renske Blom richt zich op het gebruik van psychedelica in psychotherapie. In deze review geven auteurs op basis van een literatuuronderzoek en hun eigen ervaringen de huidige stand van onderzoek van het gebruik van psychedelica in het werkveld. Zij eindigen hun betoog met twee belangrijke conclusies: ten eerste dat: “psychedelica geen quick fix [zijn], maar katalysatoren van een innerlijke ervaring, die begeleid, bewerkt en geïntegreerd behoeft te worden binnen een adequaat psychotherapeutisch traject.” Een tweede belangrijke conclusie is dat de hype rond psychedelica groot is. Dat heeft als gevaar dat de klinische praktijk vooruitloopt op gedegen wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van het gebruik van psychedelica. In de Verenigde Staten heeft de Food and Drug Administration (fda) in de afgelopen jaren toepassingen van psilocybine, mdma en ketamine op een versneld traject gezet op weg naar officiële registratie, waarbij het gevaar bestaat dat pijnlijke situaties uit het verleden zich herhalen. In de jaren zestig experimenteerde Timothy Leary (lang nadat hij zijn diagnostiek van de persoonlijkheid had vastgelegd in de ‘Roos van Leary’) op een zeer onverantwoordelijke manier met het gebruik van psychedelica, waardoor het onderzoek naar het effect ervan decennia stillag. Mauro en Blom stellen terecht dat “toekomstig onderzoek richting [zal] moeten geven aan de plaatsbepaling van psychedelica in de psychiatrie.” Tot die tijd is het wellicht verstandig niet al te hard van stapel te lopen.
In de derde bijdrage maken Coriene ten Kate en Nicole Muller het belang van het lichaam duidelijk in hun een beschrijving van lichaamsgerichte mbt bij getraumatiseerde kinderen en jongeren. De auteurs beschrijven hoe we vanuit de gehechtheidstheorie kunnen begrijpen dat relationeel trauma zich in het lichaam vastzet en dat het lichaam dus ook de toegang kan zijn tot het verwerken van traumatische ervaringen. Veilig gehecht zijn, betekent gezien zijn, letterlijk gezien zijn, in het lichaam dat je hebt. Bij onveilige gehechtheid en traumatisering ontstaat er juist geen verbinding tussen het lichaam en de affectieve en cognitieve beleving. Ten Kate en Muller geven in hun beschrijving en aan de hand van casuïstiek duidelijke aanknopingspunten voor het werken met getraumatiseerde kinderen en jongeren, vanuit het theoretisch werk van Bowlby en de klinische toepassing van Fonagy en anderen met betrekking tot mentaliseren. Zo wordt duidelijk dat ons lichaam vele mogelijkheden biedt en tegelijk grenzen bepaalt.
In de rubriek Forum lezen we in de column van Danielle Oprel over een persoonlijke en intensieve tocht door de ggz, waarbij ervaringen samenkomen als psychotherapeut, in contact met ervaringsdeskundigen, en als “behandelcoördinator, crisismanager en juridisch adviseur” van een dierbare die ze bijstond in de hulpverlening. Oprel beschrijft hoe deze verschillende rollen en ervaringen haar als professional belangrijk inzicht hebben gegeven over de ‘knock-out’ die sommige van onze cliënten te verduren krijgen in de ggz. Verder wordt in de rubriek Forum de discussie over de noodzaak van leertherapie als verplicht onderdeel in de toekomstige opleiding tot het nieuwe beroep Klinisch Psycholoog-Psychotherapeut voortgezet. In een repliek reageren Janie van Dijk, Anna Bartak en Paul Wijts op het in het vorige nummer verschenen commentaar van Arnold van Emmerik en Nicole Op ’t Veld (2023). Hoewel het lastig is om tot een definitief antwoord te komen, bijvoorbeeld omdat de empirische onderbouwing van het effect van leertherapie op methodologische bezwaren stuit, is het goed dat deze discussie wordt gevoerd, waarbij klinische evidentie en de individuele keuze van de opleideling leidend kunnen zijn.
In de rubriek Signalementen attenderen Dorine Abbink, Hanneke Bot en Maud Schaepkens ons op twee boeken en een Netflix-documentaire die het perspectief van de cliënt verbeelden. Die cliënten benadrukken de krachtige uitwerking van de therapeutische relatie, zowel in positieve als in negatieve zin. Dat laatste is het geval bij Sarah Kroos, die de vernietigende kracht van grensoverschrijdingen door de therapeut beschrijft.
In dit nummer vindt u twee boekverslagen. Maud Schaepkens bespreekt het boek Schaduwfamilie, over de zoektocht van donorkinderen naar hun biologische verwanten. Wat haar (opnieuw) trof was het belang van ieders familiegeschiedenis en herkomst voor de persoonlijke ontwikkeling. Weet hebben van je voorgeschiedenis en transparantie over donorschap zijn belangrijk, omdat iedereen, elk kind, hierover op een zeker moment existentiële vragen stelt. Annemieke van Dijke bespreekt het boek Interpersoonlijke psychotherapie bij posttraumatische stressstoornis. Van Dijke is enthousiast. ipt wordt in dit boek beschreven als een theoretisch gefundeerde en wetenschappelijk onderbouwd effectief alternatief voor de behandeling van ptss, naast op exposure gerichte behandelingen als cgt, emdr en net. In de hier beschreven toepassing van ipt staat, meer dan in de andere effectieve behandelingen voor ptss, de therapeutische relatie centraal, met de voor ipt gebruikelijke aandacht voor rouw, interpersoonlijk conflict of rolverandering.
Bij de bespreking van twee congressen komt het verleden opnieuw terug, vanwege jubileumedities die aandacht geven aan de geschiedenis van verschillende specialistische verenigingen. Susanne Hagelstein doet verslag van het emdr-jubileumcongres ven Forever Young. Wat we uit haar verslag begrijpen, is dat emdr steeds breder en algemener wordt ingezet. Niet alleen bij de behandeling van enkelvoudig of meervoudig trauma, maar ook bij persoonlijkheidsproblematiek zonder comorbide ptss, bij kinderen in de jeugdzorg en bij adolescenten met een depressieve stoornis. Tijdens verschillende lezingen werd benadrukt dat het effect van emdr groter lijkt dan dat van standaardbehandelingen. Tegelijk weten we dat er bij veel vormen van (psycho)therapie na een eerste positieve evaluatie een versterkt placebo-effect ontstaat. Ook het overweldigende eerste succes van Shapiro zelf werd nooit meer geëvenaard (Van der Does, 2023). Interessant is dat de afsluitende lezing op dit congres werd verzorgd door Sue Johnson, grondlegger van de emotionally-focused therapy (eft), waarmee het werk van Bowlby en de nadruk op common factors ook hier zijn intrede deed. Sarah Loipner bezocht voor ons het vpep-jubileumcongres Living Forward, dat in het teken stond van terugblikken op het zestigjarig bestaan van de vereniging en de grondleggers van haar gedachtegoed Rogers, Gendlin en Greenberg. Ook hier aandacht voor eft, met de nadruk op het opzoeken van emoties en interpersoonlijke relaties.
Daarmee is deze inleiding en mijn commentaar op de samenhang tussen verschillende bijdragen ook direct een kennismaking met een nieuw redactielid geworden: de rode draad die ik hier beschrijf, zegt wellicht meer over mij dan over de samengenomen artikelen in dit nummer. De nadruk die ik heb gelegd op het gedachtegoed van Bowlby en het belang dat ik hecht aan het perspectief van tijd en plaats voor ideeën over (de werkzaamheid van) verschillende therapievormen zijn niet zomaar gekozen. Deze thema’s vormen een rode draad in mijn eigen onderzoek, onderwijs en klinisch werk. Ik hoop er in de toekomst meer van te laten zien in dit tijdschrift. Zo blikken we terug en kijken we vooruit. Omdat verleden, heden en toekomst via onze persoonlijke beleving met elkaar verbonden zijn. Ik wens u veel leesplezier.
Literatuur
Does, W. van der (2023). De magie van genezing. Radicale ideeën uit de geschiedenis van de psychiatrie. Amsterdam: Alfabet Uitgevers.
Emmerik, A., & Op ’t Veld, N. (2023). Leertherapie: een repliek. Tijdschrift voor Psychotherapie, 49, 208-213.
Horst, F.C.P. van der, Kok, R., & Luijk, M.P.C.M. (2023). Ontstaan van de gehechtheidstheorie en invloed op hedendaagse opvoeding. Introductie op het themanummer. Pedagogiek. Wetenschappelijk forum voor opvoeding, onderwijs en vorming, 42, 267-279.
Frank C. P. van der Horst, psychotherapeut, de Waag Nederland, centrum voor ambulante forensische psychiatrie en universitair hoofddocent Orthopedagogiek, Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is sinds april 2023 lid van de redactie van dit tijdschrift. E-mail n vanderhorst@essb.eur.nl