Gelezen

Jos de Kroon

Ondanks de bescheiden titel De verborgen bron, op reis naar de oorsprong van het bewustzijn die een zeker zoeken suggereert, is de inhoud van dit boek veel stelliger in zijn uitspraken over de zetel van het bewustzijn. Auteur Mark Solms is in psychoanalytische kringen geen onbekende als uitvinder van de term ‘neuropsychoanalyse’. Hij is voorzitter van de South African Psychoanalytic Association en redacteur en vertaler van de gereviseerde uitgave van de Verzamelde Werken van Freud, die op het punt staat uitgegeven te worden.

Solms is van huis uit een neuropsycholoog die veel laboratoriumonderzoek heeft gedaan naar de functionele hersenen. Bij zijn zoektocht naar het bewustzijn heeft hij zich sterk laten beïnvloeden door Panksepp, een Estlands-Amerikaanse neurowetenschapper die voornamelijk onderzoek naar de emoties bij dieren heeft gedaan. Aan hem is dit boek opgedragen met de woorden: “Ter nagedachtenis van Jaak Panksepp (1943-2017) – Een zeer wijs man die het oeroude raadsel wist op te lossen.” Deze opdracht zet de toon van De verborgen bron en vat het boek kort maar krachtig samen. De reis naar het beoogde doel is oneffen en kronkelig, maar wordt recht en zonder kuilen en hobbels dankzij het onmiskenbare schrijverstalent van de auteur. Om zijn doel te bereiken, wordt een aantal moeilijkheden in de psychologie met verrassende premissen geëgaliseerd.

In het eerste hoofdstuk wordt uiteengezet dat dromen uit stof bestaan, wat een extreem naturalistisch standpunt vertegenwoordigt. Vervolgens is het de beurt aan Freud die, zoals in de jaren tachtig gebruikelijk was, ook door Solms destijds werd verguisd. Solms was toen een fervent aanhanger van ‘Freud bashing’ – een beschimping van de psychoanalyse als zijnde onwetenschappelijk en oplichterij. Ondanks de substantiële bijdrage van de psychoanalyse aan de psychiatrie heeft Freuds nalatenschap in de psychologie geen voet aan de grond gekregen vanwege de vermeende onwetenschappelijke basis, voornamelijk vanwege de premisse van het onbewuste (Yakoshko, 2019).

Later wordt Freud door Solms omarmd, nadat hij diens Entwurf heeft gelezen. Ook volgde Solms toen een psychoanalytische opleiding en noemde hij zichzelf een groot bewonderaar van Freud. Deze Entwurf is Freuds poging uit 1895 om psychische processen wetenschappelijk – dus biologisch – te funderen. Hij wilde deze tekst echter niet publiceren. Door toedoen van zijn dochter Anna is deze verhandeling toch opgenomen in de Verzamelde Werken van Freud. Regelmatig in zijn carrière is Freud teruggekomen op de wens de psyche een fysicalistische grond te geven, maar hij is daar naar eigen zeggen niet in geslaagd. Desondanks baseert Solms zich eenzijdig op dit object van Freuds verlangen dat bij hem althans niet werd vervuld.

Tot voor kort bleef het onderhavige probleem van de relatie tussen lichaam en geest onopgelost en volgens sommigen is het zelfs fundamenteel onoplosbaar. Tot voor kort, want inmiddels beweert Solms in dit boek het probleem te hebben opgelost en zelfs zeer nauwkeurig de plaats in de hersenen te kunnen aanwijzen waar het bewustzijn is gezeteld: met name in het periaqueductale grijs, een deel van de hersenstam waar de vitale functies ‘zitten’.

Een van de premissen bij Solms’ stellingname die in een volgend hoofdstuk naar voren wordt gebracht, is dat het bewustzijn een natuurkundig verschijnsel is, dat stopt wanneer er geen vrije energie meer is, vergelijkbaar met lege batterijen bij een robot. Wanneer de mens dood is, kan er ook geen sprake meer zijn van bewustzijn, omdat het fysisch mechanisme niet meer werkt bij deze levenloze persoon. Wanneer je beweert dat het ‘bewustzijn’ fysisch van aard is, dan moet dat bij de mens ook aanwijsbaar zijn en de meeste neurowetenschappers situeren het bewustzijn dan ook in de hersenen, met name in de cortex cerebri. En nu komt het: Solms beweert dat het bewustzijn heel ergens anders zit, en wel in de hersenstam, een volgende premisse. Hij baseert zich daarbij op het bestaan van mensen met een al dan niet aangeboren hydranencefalie, zoals het meisje dat door hem beschreven wordt dat vanaf haar geboorte geen hersenschors heeft en volgens de auteur wel een bewustzijn heeft, want zij geeft er blijk van haar kleine broertje met blijdschap te herkennen wanneer deze naast haar op bed wordt gelegd. De vraag is natuurlijk of deze interpretatie van Solms juist is, want het meisje kan geen mededeling doen over de herkenning, omdat zij zonder cortex geen spraakvermogen bezit.

Solms heeft nog meer pijlen op zijn boog om zijn visie te ondersteunen middels de fysica. Volgens hem zijn er twee natuurkundige grondbeginselen die fundamenteel raken aan het leven, te weten de principes van de homeostase en de vrije energie volgens de wetten van de thermodynamica waarin de entropie een centrale rol speelt. Deze principes blijven volgens de auteur niet beperkt tot het bewuste leven van de Homo sapiens, maar maken ook deel uit van andere levende wezens.

En zo heeft Solms als neurowetenschapper de eerste stap gezet om de harde wetenschap met de psychoanalyse te verzoenen. Daarvoor waren wel wat kunstgrepen – het verregaand reïficeren van psychische processen en het verplaatsen van het bewustzijn naar de vitale kernen in de hersenstam – nodig om het eeuwige probleem van de relatie tussen lichaam en geest op te lossen, wat toch het doel is van de reis naar de verborgen bron.

Ten aanzien van het einde van het bewustzijn bij de dood heeft de auteur een punt, maar de vraag is of het leven op zich een voldoende en noodzakelijke voorwaarde is voor het bewustzijn? Terzijde zij opgemerkt dat Solms een ander bewustzijn viseert dan doorgaans door psychiaters, psychologen en filosofen als zodanig wordt aangemerkt. Hij richt zijn focus op het ‘neurologisch’ bewustzijn, zoals meestal met aanduidingen wordt benoemd als coma, stupor, sopor, somnolentie en verlaagd bewustzijn.

Solms verbaast zich erover dat anderen, zoals collega-neurowetenschappers, nooit hebben herkend dat het bewustzijn een emotionele aangelegenheid zou zijn en zich alsmaar blindstaren op de hersenschors als het gaat om de lokalisatie van het bewustzijn. Bovenstaande is niet het enige bewijs over de plaats van het bewustzijn in de hersenstam waar Solms zich op baseert. Hij verwijst ook naar de bevindingen van Panksepp.

Nu weet ik niet of Panksepp beweert dat dieren een bewustzijn bezitten, omdat het gekoppeld zou zijn aan de affecten. Hoe zou hij er ook achter zijn gekomen dat deze dieren zich bewust zijn van hun gevoelens en met name een zelfgevoel hebben? Te veel aannames en interpretaties. Hier doet zich de invloed van Panksepp op Solms ideeën het sterkst gevoelen, maar of de interpretatie aangaande de relatie tussen affecten en bewustzijn helemaal voor rekening van hen beiden komt, is een vraag die ik niet kan beantwoorden.

De bovengenoemde natuurkundige mechanismen kan ik niet zomaar in verband brengen met het bewustzijn. Volgens mij zijn zij van een fundamenteel andere orde. Bovendien vraag ik mij af op welke gronden besloten kan worden dat het bewustzijn te herleiden is tot de ervaring van emoties. Deze opvatting is misschien niet nieuw, maar wijkt sterk af van het algemene uitgangspunt dat het bewustzijn samenhangt met het cognitieve vermogen van de mens.

In het laatste deel van De verborgen bron bereikt het speculatief vermogen van Solms zijn hoogtepunt. Naar mijn mening slaat de fantasie van de auteur hier helemaal op hol. Zo heeft hij in Zuid-Afrika een groep van wetenschappers opgericht om met behulp van siliconenchips als vervangers van neuronen een machine te bouwen die de eigenschappen van bewustzijn heeft. Volgens zijn logica zou dat mogelijk moeten zijn. Over ongeveer een jaar zal de machine een feit zijn. Volgens het mechanisme van de homeostase zal deze robot zich prettig gaan voelen wanneer de steady state wordt bereikt, zoals Solms beschrijft. Een lust-machine dus, die waarschijnlijk nog niet weet dat een te veel aan lust leidt tot de dood. ‘Wanneer robots op mensen gaan lijken zal er ook sprake zijn van robotrechten’ (p. 348) en ‘wanneer zij gevaarlijk blijken te worden kunnen we nog altijd de stekker er uit trekken’ (p. 352), indien we niet te laat zijn.

Naarmate het lezen vorderde en vooral toen ik bij dit laatste hoofdstuk over robots terecht was gekomen, dacht ik in een sciencefictionboek van Stephen King verzeild te zijn geraakt en dat het een wetenschappelijke pastiche betrof.

Welnu, met De verborgen bron is volgens mij het ‘harde probleem’ van de lichaam-geestproblematiek niet opgelost en wordt het zelfs niet aangeraakt, omdat de schrijver een natuurwetenschappelijk, weliswaar consequent discours hanteert dat niet adequaat is om een probleem aan te pakken dat van een andere orde is. Met de wetten van de mechanica en de thermodynamica kom je er niet. Het is bijvoorbeeld zeer opvallend dat Solms de sociale context en de taal als symbolisch intermediair niet in zijn beschouwingen betrekt. Hij lanceert twee premissen waarmee hij enerzijds het bewustzijn verplaatst van de cortex naar de hersenstam en hij anderzijds het bewustzijn een affectieve aangelegenheid noemt, waarbij fysische wetten van kracht zijn. Zo monistisch fysicalistisch heb ik het nog niet eerder gehoord.

Wanneer wij op een meer fundamenteel niveau naar de opvatting over de plaats van het bewustzijn kijken, moet worden geconstateerd dat Solms twee categorieën met elkaar verwisselt en dat kan niet ongestraft gebeuren. Hij geeft prioriteit aan de emotie en dat behoort tot de categorie van de waarneming, met name de interne waarneming. Maar met een waarneming is er nog geen bewustzijn gerealiseerd. Wanneer ik angst ervaar, weet ik nog niet waarvoor ik bang ben of waar de angst mee te maken heeft. Daarvoor is cognitie, denken en interpretatie nodig en die categorie is van een andere orde. In vaktermen heet dat het symbolisch vermogen. Deze twee categorieën, die van de waarneming en die van de symbolische orde, kunnen niet worden verwisseld en zijn niet tot elkaar te herleiden. Dat neemt niet weg dat zij met elkaar zijn verweven, evenals met het reële van het lichaam.

Waarom dit boek, ondanks mijn stevige kritiek, toch de moeite waard is om te lezen: het laat zien dat feiten en fictie een wedstrijdje met elkaar houden. Ook als psychotherapeut moet men erop verdacht zijn dat niet alles wat er op de markt van welzijn en geluk verschijnt voor waar moet worden aangenomen. De fysicalistische publicaties over de werking van de psyche zijn op het moment zeer en vogue, maar drukken vaker het verlangen van de auteurs uit dan dat zij de waarheid dienen. Vaak wordt er naar een conclusie gesprongen zonder dat er grond onder de voeten is. Solms verstaat de kunst om kleine sprongetjes te maken om geleidelijk aan uiteindelijk toch een fausse route te realiseren. De Reis naar de oorsprong van het bewustzijn is nog lang niet voltooid. Daarvoor heb je volgens mij een betere routebeschrijving voor het lichaam-geestavontuur nodig dan die van Solms.

Literatuur

Yakushko, O. (2019). “Freud Bashing” in psychology: A history. Presented at the 2019 American Psychological Association Convention (Chicago, IL). Geraadpleegd van https://static1.squarespace.com/static/5ee9576a3ac861262eae7959/t/5f85f81667bfc02c273f0a4b/1602615319071/Freud-Bashing-in-Psychology.pdf

Jos de Kroon is als psychiater, systeemtherapeut en psychoanalyticus werkzaam bij de Crisisdienst/IHT van Reinier van Arkel te ’s-Hertogenbosch. E-mail n josquindekroon@chello.nl

Naar boven