Kijk en zie! Dat houdt het leuk!
Petra Heijnsbroek
Wat was het ook al weer? Was het Psychotherapie en het lichaam? Of Het lichaam en psychotherapie? Bij het nadenken over hoe psychotherapie zich verhoudt tot het lichaam, merkte ik dat de aandacht voor het lichaam (van mezelf en van de ander) steeds vaker de eerste stap is bij mijn werk als psychotherapeut. Het denken vanuit het lichaam helpt me om te kunnen schakelen bij de verschillende behandelkaders en verschillende rollen. Het nieuwsgierig, belangstellend en onderzoekend werken met aandacht voor een ieders lichaam geeft plezier, contact en daarmee minder stress. Als dit (enigszins) lukt, is mijn werk niet te zwaar, blijft het interessant en geeft het plezier.
Vandaar de titel van deze forumbijdrage: Het lichaam en psychotherapie. Kijk en zie! Dat houdt het leuk!
Is iedereen fysiek aanwezig? Psychotherapeutisch werken kan alleen als ik en de ander allebei aanwezig zijn – hiervoor zijn minstens twee lichamen in het hier en nu nodig. Lichamen tellen en iedereen kort aankijken, helpt om contact te maken en in de gaten te hebben of er iemand afwezig is. Kort stilstaan bij de betekenis van de afwezige helpt om de continuïteit van de groep of mijn team te voelen – voor mezelf en voor de ander.
Ben ik zelf emotioneel aanwezig? Anders gezegd: heb ik contact met mijn eigen lichaam en kan ik ruimte maken om emoties van een ander te herkennen en mee te beleven? Zonder contact met mijn eigen lichaam loop ik het risico meer te functioneren als een doing in plaats van een being. Als een doing ben ik gericht op het uitvoeren van behandelinterventies – soms best bewezen effectief en/of zinnig in het algemeen, maar met weinig oog en gevoel voor wat er in de interactie tussen onze lichamen gebeurt. Mijn eigen lichaam en het lichaam van de ander geven signalen of er ruimte is om de interventies te ontvangen en of de ander dit verwerkt. Ik zit meer naar voren gebogen als ik harder en harder werk om contact te krijgen, of als poging om wat ik zeg binnen te laten komen. Vermoeiend voor mezelf, weinig vruchtbaar en klein makend voor de ander. Als ik merk dat mijn ogen eerder naar de klok gaan dan naar het gezicht van mijn patiënt, dan heb ik wat uit te zoeken. Heb ik te weinig geslapen of houdt de ander de gevoelslading weg?
Is de ander emotioneel aanwezig? Anders gezegd: heb ik het idee dat de ander contact met het eigen lichaam met signalen van de binnenwereld ervaart? Contact maken door te starten met vragen hiernaar helpt. Hoe zit je erbij? Welk gevoel? Welke b (van boos, blij, bedroefd of bang)? Dan probeer ik na te gaan in mijn lichaam of dit invoelbaar is. Soms is dit best te volgen. Dan kunnen we verder spreken over de inhoud, over thema’s waar de ander mee worstelt, of we gaan verder met afgesproken behandelinterventies. Soms is dit niet direct te volgen. Dan meen ik aan het lichaam van de ander iets anders te zien en te ervaren dan dat gezegd wordt. Huilen is niet per se verdriet – het is ook machteloze woede. Bespreken dat de ander over de eigen binnenwereld gaat, naast wat ik ervaar bij de buitenkant van de ander, geeft contact. Contact (ook de confronterende vorm) geeft verduidelijking. Soms geeft de ander aan niets (bijzonders) te voelen of zich neutraal te voelen. Door terug te geven wat ik hiervan zie aan het lichaam van de ander, de houding, mimiek, bewegingen, de doorbloeding van de huid of het oogcontact, ontstaat er contact. Het teruggeven van zichtbare veranderingen in het lichaam in de loop van het gesprek helpt de ander zich bewust te worden van zijn of haar lichaam met de bijbehorende lichamelijke ervaringen (gevoelens). Geïnteresseerd navragen wanneer dit neutrale gevoel is begonnen en/of dit tijdens het gesprek kort peilen, stimuleert dit nog meer.
De verschillende psychotherapeutische behandelkaders hebben genoeg concepten als insteek om naar het lichaam te kijken, dit te zien en er aandacht voor te hebben. Hieronder drie kaders (waarin ik werk) als voorbeeld van aandacht geven aan het lichaam.
Zo helpt in de schematherapie het modiconcept (gemoedstoestand) te verwoorden wat er aan en in het lichaam te zien en te ervaren is. Iedere modus is goed uit te beelden in een lichaamshouding. Verder doen experientiële schema-oefeningen op een speelse manier een beroep op het lichaam. Ook verlagen ze de spanning door het speelse karakter.
In de mbt (mentalization-based treatment) is de aandacht voor een optimale spanning (van 5-8 op een schaal van 0-10) helpend. Onder de 5 wordt er te weinig gevoeld (wel gedacht) om van te leren veranderen. Boven de 8 wordt er zo veel gevoeld dat er vooral overspoeling is en er geen ruimte is om te leren. Verder doen de 4-dimensies van mentaliseren een beroep op het lichaam. Over wiens lichaam denken en spreken we (zelf-anderdimensie)? Is er aandacht voor zowel cognities als affect (cognitief-affectiefdimensie)? Is er aandacht voor wat je van de ander van buiten ziet (lichaam), naast wat je van binnen voelt (intern-externdimensie)? Bewust de aandacht brengen naar het eigen lichaam en het lichaam van de ander helpt om bewust te mentaliseren (geautomatiseerd-gecontroleerddimensie).
In het kader van Kinderen Uit de Knel (kudk – voor gezinnen bij hoogcomplexe scheidingen) bieden de keystones van attitude (present zijn, niet veroordelen), kinderen (wat is de behoefte?) en van veranderen door ervaren een goede ingang om steeds vanuit het lichaam te werken en te spreken (Lawick & Visser, 2019). Een experientiële oefening (stoeltjesoefening, waarbij ouders op een klein krukje zitten) helpt ouders lichamelijk te ervaren vanuit een kindpositie. Op het moment dat er over het hoofd van het kind heen en weer verwijten worden geroepen of als het kind als boodschapper wordt gebruikt, gebeurt er veel in het lichaam van de ouders. Dit helpt hen om te zoeken naar het reguleren van de eigen emoties, de ander te benaderen vanuit de intentie van goede bedoelingen en een brug (tussen de wereld van beide ouders) voor hun kinderen te creëren.
Ook in opleidingsrollen (praktijkopleider, werkbegeleider of supervisor) start ik met aandacht voor mijn eigen lichaam en het lichaam van de ander.
Kort starten met: hoe zit je erbij?. Dit helpt de opleideling om de aandacht naar het eigen lichaam te brengen en te voelen wat er speelt. Een opleidingsgesprek vraagt om te vertragen, om te reflecteren met aandacht voor wat het eigen lichaam aangeeft. Dit is best lastig om te doen op een werkdag waarbij de problematiek juist versnelling geeft en een appel doet op actief worden voor de ander. Ook ik sta dan stil bij mijn eigen lichaam en binnenwereld. Als ik me gehaast of gefrustreerd voel, geef ik dit ook kort aan. Dit helpt om me op de taak en het doel van het gesprek te richten.
Bij het bepalen van de agenda komen de lastige onderwerpen (die spanning geven) dan vaak al snel naar voren. In supervisie wordt bij het verkennen of de leervraag gaat over denken (conceptualiseren), doen (vaardigheden), voelen (emotioneel bewustzijn) of reflecteren (betekenisgeving) een beroep op het lichaam gedaan. Het bekijken van videomateriaal van de therapeut-patiëntinteractie met aandacht voor het lichamelijke, het non-verbale, helpt om onderzoekend gezamenlijk na te denken over de binnenwereld van zowel de supervisant als de patiënt. Evenzo helpt de aandacht voor veranderingen in lichaamshouding bij de supervisant mijzelf om mogelijke lastigheden in de supervisierelatie te herkennen en te onderzoeken. Oefenen met contact maken bij obstakels in de supervisierelatie helpt om ook ditzelfde te kunnen doen in de therapeut-patiëntrelatie. De aanwezigheid van twee personen (twee lichamen) betekent ook dat er twee binnenwerelden zijn. Het oefenen met contact maken hierover en afstemmen of er ruimte is om verder te gaan met de afgesproken taak (agendapunten van supervisant of behandeldoelen van patiënt) geeft minder rigiditeit en zwart-witdenken. Het faciliteert de samenwerking, doordat lastige gevoelens niet weggehouden hoeven te worden. Dit is ook in werkbegeleiding en praktijkopleiding goed toepasbaar. Het ligt wellicht meer voor de hand hierop te richten bij psychotherapeuten, klinisch psychologen of psychiaters in opleiding. Echter juist ook gz-psychologen in opleiding helpt dit om stagnaties bij protocollaire behandelingen te leren hanteren.
De aandacht voor lichamelijke aanwezigheid, zowel fysiek als emotioneel bewust aanwezig zijn, geeft contact en verbinding. De spanning wordt lager, doordat lastige gevoelens (bang, boos, bedroefd) minder weggehouden hoeven te worden en er minder verwarring is. Dit geeft meer ruimte om te kunnen nadenken over verschillende perspectieven, belangen en uiteindelijk ook wat te doen. Pijnlijke onderwerpen en irritante agendapunten kunnen makkelijker besproken worden. De verschillende gesprekssessies met patiënten en overleggen met collega’s op een dag worden zo ontmoetingen. Ontmoetingen gericht op samenwerken, onderzoeken naar hoe verder te gaan, geven plezier en energie. Het is de andere kant op bewegen van het patroon van vermijding van de kern. Dit geldt voor patiëntcontacten, maar evengoed voor alle overleggen als collega’s.
Nog als aanvulling: gemarkeerde respectvolle aandacht voor lichamelijke (fysieke en emotioneel bewuste) aanwezigheid met tegelijkertijd de taak van het moment helder houden, is niet hetzelfde als veel praten over emoties. Een werkcultuur met de norm om vanuit eigen verantwoordelijkheid (enigszins) kernachtig contact te maken vanuit het lichaam over hoe je er zelf bij zit, helpt om koers te houden in de samenwerking, gericht op het doel en de klus van de gespreksessie of het overleg.
Het lichaam en psychotherapie. Kijk en zie! Dat houdt het leuk!
Literatuur
Lawick, M.J. van, & Visser, M.M. (2019). Kinderen uit de Knel – Een interventie voor ouders,
kinderen en hun netwerk verwikkeld in een conflictscheiding. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
Petra Heijnsbroek is als psychotherapeut werkzaam bij Eleos in Bosch en Duin en De Viersprong in Den Bosch. E-mail n petra.heijnsbroek@eleos.nl, petra.heijnsbroek@deviersprong.nl.