Judith Godschalx, Frieda Aelen
Samenvatting
Een 65-jarige, lichamelijk ernstig zieke vrouw wordt door een hematoloog doorverwezen wegens angst voor benauwdheid bij haar chemotherapie. Ze wordt gediagnosticeerd met een paniekstoornis, ontstaan na het ervaren van extreme benauwdheid als medicinale bijwerking. Ze ondergaat enkele sessies eye movement desensitization and reprocessing (emdr) met partnerparticipatie. De partner legt hierbij, op instructie, zijn hand op het deel van het lichaam van zijn vrouw waarin de spanning het hoogst is. De behandeling blijft kortdurend en is effectief. De auteurs beschrijven wat effectieve factoren kunnen zijn: emdr, aanraking en partnerparticipatie. De auteurs bevelen aan om bij psychotherapie voor angst- en posttraumatische stressstoornissen te overwegen partners/intimi actief te betrekken
Leerdoelen
Na het lezen van dit artikel:
Judith Godschalx werkt als psychiater, supervisor psychotherapie NVP en EMDR-practitioner bij Flevoziekenhuis Almere, als teamleider ziekenhuispsychiatrie en medische psychologie voor GGZ Centraal en zij is vrijgevestigd als MfN-Mediator en gevorderd getraind EFT-relatietherapeut. E-mail n Jgodschalx@flevoziekenhuis.nl
Frieda Aelen is klinisch psycholoog, relatietherapeut, sensorimotor psychotherapeut en
EMDR-therapeut in haar eigen praktijk in Amsterdam.
Inleiding
Een 65-jarige vrouw wordt door een hematoloog verwezen wegens angstklachten bij benauwdheid. Hoewel zij al ongeveer vijf jaar behandeld wordt voor bloedcelkanker en een voorgeschiedenis van hartritmestoornissen heeft, wordt er – ondanks uitgebreid onderzoek – geen lichamelijke oorzaak voor de kortademigheid gevonden. Waarschijnlijk heeft ze last van paniekaanvallen. De vrouw is al een paar jaar onder behandeling van een psycholoog om te leren omgaan met haar ziekte. Eerder bezocht zij ook al eens een psycholoog: in verband met afvallen en overspannenheid in de functie van directiesecretaresse bij een semi-overheidsinstelling. Haar vader en zus hebben in het verleden ook hulp gezocht voor psychische klachten, waaronder hyperventilatie. De vrouw is veertig jaar getrouwd en met haar partner heeft ze volwassen kinderen. Nare ervaringen heeft zij niet meegemaakt.
De patiënte komt naar de intake in haar scootmobiel en met een afgedopte sonde in de neus. Eerder werd haar revalidatie aangeboden, maar dat leek haar toen te vermoeiend – en vermoeidheid is iets wat ze wil voorkomen. Zij geeft aan behoefte te hebben aan minder angst voor benauwdheid en meer gevoelens van controle. Ze heeft meerdere keren per week last van paniekaanvallen, waarbij ze angst ervaart voor het idee benauwd te worden. Knellende kleding rondom de borst draagt ze liever niet. Ze piekert overdag, maar heeft geen stemmingsproblemen. Als medicatie gebruikt ze immunosuppressiva, bloedverdunners, anti-aritmica, maagbescherming1 en zo nodig oxazepam 10 mg tot twee keer per dag. Ze rookt niet en gebruikt geen alcohol.
Haar paniekaanvallen worden gerelateerd aan een medicamenteus geïndiceerde kortademigheid (dyspnoe) en anticipatieangst. Op het moment van de intake gebruikt ze benzodiazepinen, wat mogelijk haar klachten en vermijding in stand houdt. De vermijding van lichamelijke activiteit vermindert bovendien haar conditie en vergroot daarmee de kans op kortademigheid. De diagnose paniekstoornis wordt gesteld. Voor het stellen van de diagnose posttraumatische stressstoornis zijn er onvoldoende passende symptomen. Er is een indicatie voor psychotherapie, met gebruik van emdr of (imaginaire) exposure, gericht op het doorbreken van haar vermijding van angst, benauwdheid en andere lichamelijke sensaties bij groothoudende, vermijdende en controlebehoeftige copingstrategieën.
De vrouw vult een Outcome Questionaire-lijst in (oq-45; De Jong e.a., 2008; Timman, de Jong, & Neve-Enthoven, 2017) voor routine outcome management (rom). Deze lijst bevat 45 vragen waarmee op iedere vraag over actuele psychische en lichamelijke klachten 0 (nooit) tot 4 (bijna altijd) punten kunnen worden gescoord, waarbij sommige items zijn gespiegeld. Zij scoort hoog (61, normale score < 56) op deze vragenlijst, met name op de subschalen psychisch onwelbevinden (48, normale score < 33) en angst en somatische distress (21, normale score < 18). Ze krijgt uitleg over de onderhoudende effecten van oxazepam en staakt het middel in aanloop naar haar emdr-behandeling. Ongeveer een maand na de intake krijgt zij haar eerste emdr-sessie met als target: haar eerste benauwdheid. Ze weet zich te herinneren dat ze zittend op haar traplift naar adem snakte, kort nadat ze een voorgeschreven chemotherapeuticum had ingenomen.2 Tijdens de emdr maakt de therapeut met de hand horizontale oog-volgbewegingen. Wanneer patiënte wordt gevraagd waar ze in het lichaam de meeste spanning ervaart, betreft dat eerst de borst en later de maag. Desgevraagd plaatst haar echtgenoot zijn hand op die plek. De lading van het behandelde beeld van de herinnering daalt in vijftig minuten van 7 naar 1 (schaal 10-0) in aanwezigheid van haar echtgenoot. De uitspraak ‘Ik kan het aan om benauwd te zijn’ stijgt in geloofwaardigheid van 3 naar 7 (schaal 1-7). Ze noemt bij afronding de steun van haar man en haar doorzettingsvermogen als ‘kwaliteiten’ waarmee ze de emdr heeft volbracht.
Op de vervolgafspraak, drie dagen later, vertelt ze geen negatieve effecten van de behandeling te hebben bemerkt. Lichamelijk is ze misselijk, moet ze veel hoesten en ervaart ze pijn rondom haar ribben. Ze ervaart geen lading meer bij de behandelde herinnering, maar de cognitie ‘Ik kan het aan om benauwd te zijn’ is bij aanvang van deze tweede sessie nog niet helemaal geloofwaardig. Na enkele sets met horizontale oog-volgbewegingen stijgt de geloofwaardigheid van cijfer 1 naar 7 (maximaal). De sessie wordt in dertig minuten afgerond. Op een controleafspraak, weer drie dagen later, is ze opvallend ontspannen en goed gestemd. Haar echtgenoot vertelt dat ze sinds de laatste sessie ontspannen reageert als thuiszorg onverhoopt wat later is. Ze is minder vaak benauwd, is fysiek haar conditie aan het opbouwen en haar grenzen aan het verleggen. Als ze zich wel benauwd voelt, voelt ze zich niet langer machteloos.
Een half jaar na het afronden van de behandeling vult ze opnieuw de oq-45 lijst in voor rom, waarop ze dan gemiddeld scoort (haar eerdere score 61 daalde naar 36, normale score < 56). De scores op de subschalen zijn ook genormaliseerd: psychisch onwelbevinden (eerdere score van 48 daalde naar 26, normale score < 33) en angst en somatische distress (eerdere score 21 daalde naar 11, normale score < 18).
Vraagstelling
De patiënte kreeg een effectieve emdr-behandeling voor een angststoornis, ontstaan na een beangstigende benauwdheid. De behandeling verschilde van de ‘klassieke’ emdr doordat haar partner fysiek aanwezig was en een actieve rol speelde. Dit deed hij door de patiënte, op initiatief van de therapeut, aan te raken op de plek van haar lichaam waar ze aangaf de meeste spanning te ervaren tijdens het terugdenken aan de beangstigende benauwdheid. Deze twee toevoegingen aan de emdr (zowel partnerparticipatie als aanraking) leken een gunstig – of op zijn minst geen belemmerend – effect te hebben op de opbrengst van de behandeling: de patiënte respondeerde bovengemiddeld snel, goed en blijvend. Een resultaat dat overeenkomt met de praktijkervaring van beide auteurs van dit artikel.
De auteurs ervaren dikwijls dat emdr-behandelingen met partnerparticipatie efficiënter en effectiever verlopen dan individuele emdr-behandelingen. Zij merken dat er vaak minder emdr-sessies nodig zijn en dat die korter duren dan behandelingen zonder aanwezige partner. De auteurs zijn onder meer actief in de peripartumpsychiatrie en hebben vele zwangere en postpartumvrouwen behandeld voor bevalangst (tokofobie) of aan bevalling gerelateerde posttraumatische stressstoornis. In die context is het intuïtief logisch om de partner, als (aanstaande) vader, bij de behandeling te betrekken. Zo’n behandeling kan positief werken op angst, stress en depressieve klachten van patiënten, maar koppels vertellen daarnaast ook dat emdr de relatie verbetert, waardoor zij zich meer met elkaar verbonden voelen in bijvoorbeeld hun ouderschap. Voor de auteurs is dit de reden geweest om op zoek te gaan naar nadere evidentie voor deze gecombineerde aanpak.
De manier waarop de patiënte in de inleiding van dit artikel is behandeld, kent een voor het standaardprotocol emdr ongebruikelijk element: aanwezigheid van de partner én aanraking door de partner, op de plek van het lichaam waar de spanning tijdens de emdr het hoogst is. Psychotraumatisering en posttraumatische stressstoornissen kunnen verandering brengen in de manier waarop het lichaam spanning verwerkt (Harricharan, McKinnon, & Lanius, 2021). Zou aanraking door een naaste dit positief kunnen beïnvloeden? Patiënten die ooit lichamelijk ernstig ziek waren geweest, rapporteerden eerder al dat aanraking en aanwezigheid van naasten stressverlagend werkt in psychologisch stressvolle situaties, bijvoorbeeld een ziekenhuisopname op de intensive care (Dziadzko e.a., 2017).
De auteurs hebben onderzocht welke aanwijzingen de wetenschap geeft over de therapeutische effectiviteit van lijfelijke aanraking en partnerparticipatie bij psychotraumatiserende gebeurtenissen. Eerst exploreerden zij of er wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van aanraking in de behandeling voor angst- of stressstoornissen. Vervolgens onderzochten ze de evidentie van partnerparticipatie tijdens psychotherapie voor posttraumatische stressstoornissen. Hieronder beschrijven ze beknopt de opbrengst hiervan, evenals de werkwijze van het systemische traumabehandelprotocol waar ook aanraking door een naaste onderdeel van is, en sluiten ze af met een reflectie en een conclusie.
Affect en aanraking
Er zijn verschillende publicaties over de manier waarop aanraking angst of stress kan verminderen. Zo is – bij een veelheid aan indicaties, zoals depressie, pijnstoornissen, auto-immuun ziekten en werk- en levensfasegerelateerde stress – beschreven op welke manier massagetherapie door een therapeut stress kan verlagen, of zelfs kan voorkomen door cortisol te verminderen en serotonine en dopamine te verhogen (Field e.a., 2005). Ook twee andere beschreven methoden binnen de complementaire geneeskunde maken gebruik van aanraking, en zijn onderzocht bij posttraumatische stressstoornissen. Deze methoden, te weten ‘Healing Touch’ en ‘Somatic Experiencing’, beschrijven we hieronder.
Healing Touch betreft een behandeling waarbij aanraking door de therapeut in combinatie met imaginatie wordt gebruikt om te ontspannen, zonder exposure aan een traumatische herinnering. Aanraking veroorzaakt zo een energiestroom, voor natuurlijke afvloeiing van ongewenste emotionele energie. Een behandeling van zes sessies in drie weken bleek in verschillende gerandomiseerde onderzoeken bij veteranen effectief. Jain en anderen (2012) vergeleken zowel Healing Touch als Guided Imagery met de reguliere behandeling bij 123 militairen met ptss-symptomen die net waren teruggekeerd van het front. De militairen in de behandelde groep hadden significant minder symptomen van ptss en depressie en ervoeren een verbetering van de kwaliteit van leven ten opzichte van de groep met gebruikelijke behandeling. Ook veteranen profiteerden van Healing Touch, zo bleek uit onderzoek van Reeve, Black en Huang in 2020. In een twee-arms gerandomiseerde cross-over wachtlijstgecontroleerde studie verminderden de zelf-gerapporteerde ptss-symptomen in de behandelde groep significant meer dan in de controlegroep. Aangezien de behandeling een laag risico en lage kosten heeft, zou deze aanpak in combinatie met de gouden-standaardtherapieën geïmplementeerd moeten worden, vinden de onderzoekers.
Waar massage en Healing Touch ontspanningstechnieken zijn waarbij geen exposure aan traumatische herinneringen wordt gezocht, is Somatic Experiencing een meer hybride benadering. De aandacht wordt door de patiënt gradueel gericht op de lichamelijke sensaties die met psychotrauma zijn geassocieerd, maar de herinnering zelf is geen direct (exposure) target. Door met behulp van de therapeut zijn of haar lichamelijke sensaties te tolereren en/of te accepteren, wordt de patiënt getraind in het gradueel verminderen van lichamelijke spanning verbonden aan herinneringen, terwijl het lichaamsbewustzijn wordt vergroot. Aanraking (door de patiënt zelf of door de therapeut) vergroot op deze manier het gevoel van veiligheid en verandert de lichamelijke stress door een correctieve ervaring die haaks staat op de eerdere ervaring van hulpeloosheid. Kuhfuß en anderen (2021) schreven een review over de onderzoeken naar Somatic Experiencing. Zij noemden de evidentie voor het verminderen van ptss-klachten voorbarig, maar veelbelovend, vooral wat betreft de positieve effecten op affectief en somatisch welzijn in groepen patiënten met of zonder traumatisering.
Alle onderzoeken in deze paragraaf zijn in geaccepteerde wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd, maar de behandelmethoden zijn nog niet uitvoerig onderzocht bij grote groepen patiënten. Er zijn dus voorzichtige aanwijzingen dat aanraking een effectief element kan zijn in de behandeling van angst- en stressstoornissen, maar in hoeverre de aanraking zelf een werkzaam element is, blijft onduidelijk. Geen van deze behandelvormen maakte overigens gebruik van aanraking door de partner.
Partnerparticipatie in psychotherapie
Draagt actieve partnerparticipatie bij aan het effect van een psychotherapeutische behandeling van een angst- of stressstoornis? Er is met name onderzoek gedaan naar cognitieve gedragstherapie bij ptss voor koppels. Dit onderzoek is gedaan bij zowel mannelijke als vrouwelijke patiënten (Schumm e.a., 2019; n = 25 ptss) – deels ook bij comorbide gebruik van drugs of alcohol (Schumm e.a., 2015; Schumm e.a., 2019). De meeste studies zijn door dezelfde onderzoeksgroep verricht (Monson e.a., 2004), aanvankelijk door ongecontroleerde inclusie van zeven veteranen (pilotstudie Monson e.a., 2011) en later met randomisatie en cross-over (Monson e.a., 2012) ten opzichte van een wachtlijstconditie (Macdonald e.a., 2016). Het grootste aantal geïncludeerde koppels betrof veertig (Monson e.a., 2012; Fredman e.a., 2016). Het aantal sessies varieerde van één weekend (Fredman e.a., 2020) tot vijftien sessies (Monson e.a., 2012). De studies toonden ten opzichte van de controleconditie een significante vermindering van ptss-symptomen aan, en de deelnemende partners ervoeren meer tevredenheid over hun relatie (Monson e.a., 2012). Werd de partner méér betrokken, dan was dit gunstiger voor de afname van ptss-symptomen van de patiënt (Fredman e.a., 2016). Er werden verbeteringen gezien in alle ptss-symptoomclusters, traumagerelateerde overtuigingen en schuldgedachten (Macdonald e.a., 2016) en de behandeling bleek ook gunstig voor angst of depressieve klachten (Monson e.a., 2004) en boosheid van patiënten en hun partners (Fredman e.a., 2020; Schumm e.a., 2015).
Hoewel relatieproblemen bij de meerderheid van de patiënten met ptss voorkomt, vooral bij symptomen van afgestomptheid, bleek uit een interview met 74 mannelijke Amerikaanse veteranen (Malaktaris e.a., 2019) slechts een minderheid (26%) behoefte te hebben aan partnerparticipatie. Wellicht is deze terughoudendheid de reden dat er weinig methodologisch goede studies rondom partnerparticipatie zijn. Een Cochrane-review (Suomi e.a., 2019) concludeerde dat er onvoldoende bewijs is om te bepalen of ptss-behandelingen met koppels op zichzelf of in aanvulling op andere psychotherapeutische behandelingen zouden moeten worden uitgevoerd (Thomson-Hollands e.a., 2021). Voorbarige resultaten suggereren dat partnerbehandeling bij ptss potentieel klachten vermindert. Het wachten is op de uitkomsten van de gerandomiseerde studie die Meis en anderen (2022) gaan doen naar partnerparticipatie bij prolonged exposure (pe) voor ptss bij 156 veteranen op drie verschillende locaties.
Partnerparticipatie bij emdr komt in de praktijk voor, bijvoorbeeld om de partnerrelatie te verbeteren, en wordt waarschijnlijk ook toegepast bij patiënten bij wie sprake zou kunnen zijn van ptss, maar die daarvoor niet als zodanig zijn gediagnosticeerd. Protinsky, Sparks en Flemke (2001) beschrijven een koppel in relatietherapie waarbij beiden met emdr worden behandeld, aanvankelijk bedoeld om de boosheid van de man te verminderen. Tijdens zijn behandeling bleek dat hij was verkracht – iets waar zowel de partner als de therapeut geen weet van hadden. Op moeilijke momenten in de emdr-behandeling omhelsden de partners elkaar. De boosheid van de man verminderde na de behandeling, waarmee hun relatie verbeterde. De combinatie van emdr en partnerrelatietherapie is meer beschreven in de internationale literatuur. Zo interviewde Linder en anderen (2022) dertien therapeuten uit de Verenigde Staten die emdr en eft combineerden binnen partnerrelatietherapie. Hij citeerde uit een aantal ongepubliceerde werken (Legg, 2011; 2013; Knox, 2016) waarin ook sprake was van een gecombineerde toepassing van deze methoden.
EMDR en systeemtherapie
Ook in Nederland wordt emdr in een systemische context uitgevoerd. Zo is de behandeling van jonge kinderen doorgaans samen met één of beide ouders (De Roos & Beer, 2013). Auteur Aelen ontwikkelde in 2005 een Nederlands protocol om emdr en systeemtherapie te combineren en zij gaf aan vele tientallen therapeuten les over de protocollaire toepassing hiervan. Die schrijft onder meer voor dat de patiënt altijd zelf beslist of de partner (of eventuele andere naaste) bij de ptss-behandeling betrokken wordt. Ook wordt van de therapeut strakke regie van de interactie tussen de partners gevraagd, ten gunste van de behandeling. Het systemische traumabehandelprotocol geeft daar duidelijke uitleg en handvatten voor. Absolute contra-indicaties om de partner bij de behandeling te betrekken zijn er niet, mits zowel de partner als de patiënt ermee instemmen.
Het systemische traumabehandelprotocol (Aelen, 2016) bevat onder meer psycho-educatie over de posttraumatische stressstoornis en het omgaan met emoties, en geeft de partner een expliciete taak. Wanneer de patiënt vertelt in welk deel van het lichaam de psychotraumatische gevoelens zich bevinden, legt de partner de hand op dit deel van het lichaam van de patiënt – en houdt die daar ook tijdens het uitvoeren van de klassieke oog-volgbewegingen bij emdr. Verandert de plek van de lichamelijke gewaarwording, dan wordt dit tijdens back-to-target geverifieerd en wordt de partner gevraagd om de hand naar het andere deel van het lichaam te brengen. De therapeut helpt zowel de patiënt als de partner met accepterende aanwezigheid ten opzichte van het verdragen van emoties, past klassieke emdr toe en sluit af met hechtingswoorden (positief afsluiten) om de behandeling af te ronden.
Welke elementen van het systemische traumabehandelprotocol zouden effectief kunnen zijn bij partnerparticipatie? Er zijn verschillende mogelijkheden. De partner leert van de therapeut over psychotrauma. Ook kan de partner de therapeut als rolmodel beschouwen voor de empathische, accepterende en begripvolle manier van in gesprek gaan met de patiënt, en ruimte bieden aan emoties, zoals angst, schaamte, schuld, boosheid en verdriet. De partner is een bron van steun en veiligheid, omdat beide partners aan elkaar gehecht zijn. De fysieke aanraking draagt daaraan bij. Het getuige mogen zijn van intense emoties verdiept de verbinding. Ook kan de partner helpen bij het verzilveren: het in de praktijk herkennen en benoemen van positieve veranderingen in het leven van de patiënt, volgend op de behandeling, wat een vliegwiel kan zijn voor het effect van de behandeling (Muller & Aelen, 2020).
Focus op het lichaam
In de inleiding beschreven we een casus waarin emdr met actieve betrokkenheid van de partner door aanraking zeer effectief was om angst voor benauwdheid bij een ernstige lichamelijke ziekte te behandelen. Hoewel er beperkte evidentie is voor het gebruik van aanraking bij psychotherapie en voor het betrekken van partners in de behandeling, is het nog onduidelijk in welke mate de verschillende elementen bijdroegen aan het behandeleffect.
Wat vastgesteld kan worden, is dat beangstigende benauwdheid kan leiden tot een vecht- of vluchtreactie door activatie van het sympathisch zenuwstelsel. Er ontstaat een versnelde hartslag en een versnelde, oppervlakkige ademhaling, wat een paniekaanval kan veroorzaken (Clark, 1986). Hoewel de patiënte in de beschreven casus heel benauwd was, was zij waarschijnlijk niet in levensgevaar. De benauwdheid kon bij de patiënte niettemin negatieve gedachten en rampvoorspellingen oproepen, zoals: ‘Ik ga stikken’ (Bove e.a., 2017). Bij de behandeling was mogelijk sprake van contraconditionering, doordat de catastrofale gedachte werd vervangen door de gedachte: ‘Ik kan het aan om benauwd te zijn.’ Er was bij de patiënte bovendien niet voldaan aan het A-criterium van ptss: zij had geen herbelevingen of nachtmerries. Wel was er sprake van een negatieve vicieuze cirkel van vermijding (het uit de weg gaan van inspanning, waardoor de conditie verminderde en de patiënte bij de volgende inspanning inderdaad eerder benauwd werd, waardoor de angst weer toenam, et cetera (Godschalx & Mooren, 2022)). Die vicieuze cirkel werd door de behandeling doorbroken – een effect dat vaker is beschreven bij klassieke emdr op angst voor benauwdheid, bijvoorbeeld bij een longaandoening (Mooren e.a., 2022).
In het systemische traumabehandelprotocol wordt aanraking door de partner gebruikt op het moment dat de patiënt zich bewust op de spanning in het lichaam focust. Deze focus, en ook het aanraken van de plek met spanning, wordt tevens toegepast in Somatic Experiencing en in sensomotorische psychotherapie (Ogden & Fisher, 2015; p.153). Aanraking vindt in die laatstgenoemde behandeling plaats door de therapeut. Ook intensieve, kortdurende psychodynamische psychotherapie maakt bewust gebruik van focus op het lichaam, weliswaar zonder aanraking, om de neiging van de patiënt om emoties te bedwingen te verminderen door er juist aandacht bewust naartoe te brengen (Abbass & Schubiner, 2018). Paradoxaal genoeg kan hierdoor de neiging van de patiënt worden doorbroken om lichamelijke sensaties zo min mogelijk bewust te willen waarnemen. Mogelijk is hierbij sprake van een vorm van exposure, terwijl er ook de voor emdr kenmerkende oog-volgbewegingen worden toegepast.
Een aanvullend effectief behandelelement zou de geruststellende aanwezigheid van de partner – of een andere door de patiënt gekozen vertrouweling/naaste – kunnen zijn. De daardoor gecreëerde sociale betrokkenheid stimuleert een gevoel van veiligheid en steun, terwijl de therapeut het onderwerp van gesprek reguleert, namelijk de pijnlijke herinnering die door de patiënt wordt vermeden. De psychologische state of mind die emotieregulatie beperkt (Porges 2007; 2011), wordt daardoor positief beïnvloed. Het isolement van de patiënt wordt doorbroken, doordat de inhoud van de vermeden herinnering kan worden opgeroepen en gedeeld. De relatie kan vervolgens verbeteren, omdat dit eerder onbesproken thema niet langer tussen de partners in staat.
Kortom, de behandeling die de patiënte in de beschreven casus ontving, heeft meerdere potentieel werkzame elementen, waarbij we niet precies weten welk aandeel welk van de elementen heeft op het behandeleffect.
Conclusie
Deze casusbeschrijving biedt inzicht in een kortdurende, zeer effectieve interventie bij een patiënte met paniekaanvallen en angst voor benauwdheid bij een ernstige lichamelijke ziekte die differentiaal diagnostisch voldeed aan de criteria van een paniekstoornis. Haar klachten leken gerelateerd aan een specifieke herinnering aan het moment waarop ze – als gevolg van een somatische bijwerking van een medicament – heel kortademig was geweest. Ze werd in twee sessies behandeld met emdr in aanwezigheid van haar partner. Tijdens de behandeling werd het systemische traumabehandelprotocol toegepast. Dit protocol heeft naast de toepassing van oog-volgbewegingen nog drie potentieel therapeutisch effectieve factoren, te weten:
Voor het actief betrekken van partners tijdens een psychotraumabehandeling is de laatste jaren meer evidentie gekomen. Het systemische traumabehandelprotocol biedt voor de therapeut eenvoudige instructies over hoe de partner te betrekken bij een emdr-behandeling.
Noten
1 Digoxine 0,125 mg, lenalidomide 10 mg, esomeprazole 1x daags 40 mg, meto-
clopramide 3x daags 10 mg, edoxaban 1x daags 60 mg, valaciclovir 2x daags 500 mg, bisoprolol 2x daags 1,25mg.
2 Daratumumab-Bortezomib-dexamethason-kuur.
Dankbetuiging
We danken de patiënte en haar echtgenoot, omdat zij bereid waren anoniem behandelinformatie beschikbaar te stellen voor het schrijven van dit artikel.
Literatuur
Abbass, A., & Schubiner, H. (2018). Hidden from view. A clinician’s guide to psychophysiologic disorders. Pleasant Ridge: Psychophysiologic Press.
Aelen, F.N.B. (2016). Cognitieve systeemtherapie en EMDR. In: H.J. Oppenheim,
H. Hornsveld, E. ten Broeke & A. de Jongh (red.). Praktijkboek EMDR
(band 2, pp. 569-601). Amsterdam: Pearson.
Bove, D.G., Midtgaard, J., Kaldan, G., Overgaard, D., & Lomborg, K. (2017). Home-based COPD psychoeducation: A qualitative study of the patients’ experiences. Journal of Psychosomatic Research, 98, 71-7.
Clark, D.M. (1986). A cognitive approach to panic. Behaviour Research and Therapy, 24, 461-70.
Dziadzko, V., Dziadzko, M.A., Johnson, M.M., Gajic, O., & Karnatovskaia, L.V. (2017). Acute psychological trauma in the critically ill: Patient and family perspectives. General Hospital Psychiatry, 47, 68-74.
Field, T., Hernandez-Reif, M., Diego, M., Schanberg, S., & Kuhn. (2005). Cortisol decreases and serotonin and dopamine increase following massage therapy. International Journal of Neuroscience, 115, 1397-1413.
Fredman, S.J., Macdonald, A., Monson, C.M., Dondaville, K.A., Blount, T.H., & Hall-Clark, B.N. (2020). Intensive, multi-couple group therapy for PTSD: a nonrandomized pilot study with military and veteran dyads. Behavior Therapy, 51, 700-714.
Fredman, S.J, Pukay-Martin, N.D., Macdonald, A., Wagner, A.C., Vorstenbosch, V., & Monson, C.M. (2016). Partner accommodation moderates treatment outcomes for couple therapy for posttraumatic stress disorder. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 84, 79-87.
Godschalx, J.A., & Mooren, K.J.M. (2022). Angst bij COPD behandelen met CGT. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 166, D5995.
Harricharan, S., McKinnon, M.C., & Lanius, R.A. (2021). How processing of sensory information from the internal and external worlds shape the perception and engagement with the world in the aftermath of trauma: implications for PTSD. Frontiers in Neuroscience,
15, 625490.
Jain, S., McMahon, G.F., Hasen, P., Kozub, M.P., Porter, V., King, R., e.a. (2012). Healing Touch with Guided Imagery for PTSD in returning active duty military: a randomized controlled trial. Military Medicine, 177, 1015-1021.
Jong, K. de, Nugter, A., Polak, M., Wagenborg, H., Spinhoven, P., & Heiser, W. (2008). De Nederlandse versie van de Outcome Questionnaire (OQ45): een crossculturele validatie. Psychologie & Gezondheid, 36, 35-45.
Knox, M.R. (2016). The effectiveness of EFT combined with EMDR for military couples. Virginia Beach, Virginia: Regent University. [unpublished doctoral dissertation]
Kuhfuß, M., Maldei, T., Hetmanek, A., & Baumann, N. (2021). Somatic experiencing –
effectiveness and key factors of a body-oriented trauma therapy: a scoping literature review. European Journal of Psychotraumatology, 12, 1929023.
Linder, J. N., Niño, A., Negash, S., & Espinoza, S. (2022). Thematic analysis of therapists’ experiences integrating EMDR and EFT in couple therapy: theoretical and clinical complementarity, and benefits to client couples. Journal of Marital and Family Therapy, 48, 777-797.
Legg, E. (2011). Eye movement desensitization and reprocessing in conjoint couples counseling: Three perspectives. Greeley, Colorado: University of Northern Colorado. [Unpublished manuscript].
Legg, E. (2013). Eye movement desensitization and reprocessing in conjoint couples therapy: A grounded theory study. Dissertations. Paper 193. University of Northern Colorado. [Unpublished Doctoral Dissertation].
Macdonald, A., Pukay-Martin, N.D., Wagner, A.C., Fredman, S.J., & Monson, C.M. (2016). Cognitive-behavioral conjoint therapy for PTSD improves various PTSD symptoms and trauma-related cognitions: results from a randomized controlled trial. Journal of Familiar Psychology, 30, 157-162.
Malaktaris, A.L., Buzzella, B.A., Siegel, M.E., Myers, U.S., Browne, K.C., Norman, S.B., e.a.
(2019). OEF/OIF/OND Veterans seeking PTSD treatment: perceptions of partner involvement in trauma-focused treatment. Military Medicine, 184, e263-e270.
Meis, L.A., Glynn, S.M., Spoont, M.R., Kehle-Forbes, S.M., Nelson, D., Isenhart, C.E., e.a. (2022). Can families help veterans get more from PTSD treatment? A randomized clinical trial examining prolonged exposure with and without family involvement. Trials, 23, 243.
Monson, C.M., Schnurr, P.P., Stevens, S.P., & Guthrie, K.A. (2004). Cognitive-Behavioral Couple’s Treatment for Posttraumatic Stress Disorder: Initial Findings. Journal of Traumatic Stress, 17, 341-344.
Monson, C.M., Fredman, S.J., Adair, K.C., Stevens, S.P. Resick, P.A., Schnurr, P.P., e.a. (2011). Cognitive-behavioral conjoint therapy for PTSD: pilot results form a community sample. Journal of Traumatic Stress, 24, 97-101.
Monson, C.M., Fredman, S.J., Macdonald, A., Pukay-Martin, N.D., Resick, P.A., & Schnurr, P.P. (2012). Effect of cognitive-behavioral couple therapy for PTSD: a randomized controlled trail. JAMA, 308, 700-709.
Mooren, K., Smit, K., Engels, Y., Janssen, D., & Godschalx, J. (2022). “When I am breathless now, I don’t have the fear that’s linked to it”: a case series on the potential of EMDR to break the dyspnea-anxiety cycle in COPD. BMC Pulmonary Medicine, 22:456.
Muller, F., & Aelen, F.N.B. (2020). Verzilveren: Maximaliseren van posttraumatische groei bij EMDR. Tijdschrift voor Psychotherapie, 46, 82-96.
Ogden, P., & Fisher, J. (2015). Sensorimotor psychotherapy. Interventions for trauma and attachment. New York: Norton.
Porges, S.W. (2011). Polyvagal theory. New York/Londen: Norton.
Porges, S.W. (2007). The polyvagal perspective. Biological Psychology, 74, 116-143.
Protinsky, H., Sparks, J., & Flemke, K. (2001). Using Eye Movement Desensitization and Reprocessing to enhance treatment of couples. Journal of Marital and Family Therapy, 27, 157-164.
Reeve, K., Black, P.A., & Huang J. (2020). Examining the impact of a Healing Touch intervention to reduce post-traumatic stress disorder symptoms in combat veterans. Psychological Trauma, 12, 897-903.
Roos, C. de & Beer, R. (2013). Systeemtherapie en EMDR. Een goed koppel. Systeemtherapie, 25, 6-18.
Schumm, J.A. Monson, C.M., O’Farrel, T.J., Gustin, N.G., & Chard, K.M. (2015). Couple treatment for alcohol use disorder and posttraumatic stress disorder: pilot results from U.S. military veterans and their partners. Journal of Traumatic Stress, 28, 247-252.
Schumm, J.A., O’Farrell, T.J., Murphy, M.M., & Muchowski, P. (2019). Efficacy of behavioral couples therapy versus individual recovery counseling for addressing posttraumatic stress disorder among women with drug use disorders. Journal of Trauma Stress, 32, 595-605.
Suomi, A., Evans, L., Rodgers, B., Taplin, S., & Cowlishaw, S. (2019). Couple and family therapies for post-traumatic stress disorder (PTSD). Cochrane Database of Systematic Reviews, 12(12)CD011257.
Thomson-Hollands, J., Strage, M., DeVoe, E.R., Beidas, R.S., & Sloan, D.M. (2021). Development and initial testing of a brief adjunctive intervention for family members of veterans in individual PTSD treatment. Cognitive and Behavioral Practice, 28, 193-209.
Timman, R., Jong, K. de, & Neve-Enthoven, N.D. (2017). Cut-off scores and clinical change indices for the Dutch Outcome Questionnaire (OQ-45) in a large sample of normal and several psychotherapeutic populations. Clinical Psychology & Psychotherapy, 24, 72-81.
Abstract
Fear of breathlessness in a severe somatic illness: Successful conjoint EMDR treatment with touch
A 65-year-old, physically seriously ill woman is referred by a hematologist because of fear of shortness of breath during her chemotherapy. She is diagnosed with a panic disorder, developed after experiencing extreme shortness of breath as a pharmacotherapeutic side effect. She receives several eye movement desensitization and reprocessing (emdr) sessions with partner participation. The therapist instructed the partner to place his hand on the part of her body with the highest tension. The treatment is short-term and effective. The authors describe potential effective factors, such as emdr, touch and partner participation. The authors advise that in psychotherapy for anxiety and posttraumatic stress disorders one should consider to actively involve the partners/inner circle of the client.
Vanaf nu zijn alle artikelen via het platform van Boom op www.boomportaal.nl/tijdschrift/TVPT te raadplegen. Op de nieuwe omgeving is het tijdschrift te raadplegen via een Boom-account. Instructies hiervoor zijn begin september per e-mail verstuurd. Voor vragen kunt u contact opnemen met abonnementen@boom.nl.