Gelezen

Bart Bruins

Om gelijk met de deur in huis te vallen: ik vind De ideale wereld van B.F. Skinner een prachtig boek. Prachtig, omdat het boek de lezer beknopt en op bijna meeslepende wijze meeneemt in het gedachtengoed van Burrhus Frederic (Fred) Skinner (1904-1990). En dat is gezien de breedte van diens werk een prestatie.

Waarom juich ik die hernieuwde aandacht voor Skinner zo toe? Skinner, gedurende decennia werkzaam als Harvard-professor in de psychologie, werd door de American Psychological Association uitgeroepen tot meest invloedrijke psycholoog van de twintigste eeuw. De meeste lezers van dit tijdschrift zullen zijn naam direct verbinden met de operante conditionering, zoals Ivan Pavlov voor altijd verbonden is met de klassieke conditionering.

Toch is in relatief korte tijd van de belangstelling voor Skinners baanbrekende werk nog maar weinig overgebleven. Van de off-spin van Skinners werk geniet momenteel in ons land alleen de acceptance and commitment therapy van Stephen Hayes en de functional analytic psychotherapy van Robert Kohlenberg and Mavis Tsai bredere bekendheid. De constructionele gedragstherapie van de Nederlandse leertheoreticus en gedragstherapeut Beata J. Bakker-de Pree, de meest Skinneriaanse van de drie, is nagenoeg onbekend gebleven.

Die snelle neergang komt niet omdat het werk van Skinner achterhaald zou zijn. In tegendeel, zijn wetenschappelijk werk is nog steeds hét fundament van de leertheorie. Het is vooral een gevolg van het schisma dat sinds jaar en dag door de psychologie heen loopt: dat tussen geesteswetenschap en natuurwetenschap.

De hoofdstroom is de geesteswetenschappelijke psychologie die de mens probeert te begrijpen vanuit een scala van hypothetische mechanismen in de menselijke geest. Skinner was vertegenwoordiger van de natuurwetenschappelijke psychologie die het doen en laten van mensen, inclusief hun denken en emotionele reacties, probeert te kennen vanuit de interactie tussen het individu en zijn omgeving. Een interactie die in beginsel waarneembaar is en daarom bestudeerd kan worden met natuurwetenschappelijke technieken, in het bijzonder het experiment. Gezien die natuurwetenschappelijke wortels noemde Skinner zijn experimentele gedragsanalyse ook wel eens ‘a branch of biology’. En dan wordt de scherpte van dat schisma meteen voelbaar.

Door de cognitieve ‘revolutie’ heeft de natuurwetenschappelijke variant inmiddels aan het kortste eind getrokken. Vrijwel niemand kent nog Skinners werk uit eerste hand. De meeste handboeken onderwijzen de leertheorie nu vanuit een cognitieve interpretatie. Hierdoor heeft die oorspronkelijke exacte kennis aan kracht ingeboet. Parallel aan deze ontwikkeling verdween de experimentele gedragsanalyse uit de universiteiten, de behavior modification – de Amerikaanse gedragstherapie – uit de spreekkamers en de belangstelling voor de context waarin mensen leven, uit de mainstream psychologie. Weinigen zullen nu beseffen wat er door de cognitieve revolutie ook verlóren is gegaan: een enorm kennisdomein van experimentele onderzoeksgegevens. Harde, fundamentele kennis die toegang geeft tot krachtige instrumenten om zowel gedrag, denken, belevingen als situaties te veranderen.

De keuze van de auteurs om het werk van Skinner te herintroduceren in ons taalgebied, is daarom ook een moedige. Skinner mag dan misschien wel een van de beroemdste en meest invloedrijke psychologen zijn geweest, hij is zeker ook een van de meest bekritiseerde, zo niet verguisde. En dat, daar ben ik van overtuigd, vooral vanwege misverstand en onbegrip. Misschien heeft Skinner zelf daar ook onbedoeld aan bijgedragen. Omdat hij consequent vertrouwde begrippen uit de geesteswetenschappelijke psychologie probeerde te omzeilen, kunnen zijn teksten aanvankelijk nogal onwennig aanvoelen, soms zelfs gekunsteld. Daarin lag volgens mij dan ook de belangrijkste uitdaging voor de auteurs: het gedachtegoed van Skinner zó helder te belichten dat het vertrouwd en wél begrepen wordt.

De auteurs zijn niet de eerste de besten en lijken daarvoor goed geëquipeerd. Pier Prins, emeritus hoogleraar Klinische Kinder- en Jeugdpsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, is een Skinner-kenner van het eerste uur. Voor zover ik weet is hij, naast Beata Bakker-de Pree, de enige in Nederland die ooit intensief met Skinner in gesprek is geweest. Arnold van Emmerik, vertegenwoordiger van een jongere generatie wetenschappers en verbonden aan dezelfde universiteit, was tot voor kort voorzitter van de Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve Therapieën (vgct).

Laten we nu inzoomen op de inhoud van De ideale wereld van B.F. Skinner. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel telt vijf hoofdstukken en gaat over de persoon en het gedachtegoed van Skinner. Daarin wordt de operante conditionering besproken – het onderzoeksterrein van Skinner – en worden zijn werk en denken geplaatst in de geschiedenis van het behaviorisme. In tegenstelling tot eerdere vertegenwoordigers van die stroming rekent Skinner intern gedrag, zoals denken en voelen, wél tot onderwerp van onderzoek. Hierdoor biedt zijn natuurwetenschappelijke benadering een volwaardig alternatief voor de geesteswetenschappelijke psychologie. Ook Skinners visie op kernbegrippen uit de mainstream psychologie, zoals het zelf, autonomie en vrije wil, komen in deze hoofdstukken kernachtig aan de orde. Een heel hoofdstuk is gewijd aan Skinners bezwaar tegen de cognitieve benadering én zijn alternatieven daarvoor. In het laatste hoofdstuk wordt stilgestaan bij complex menselijk gedrag, zoals spreken en denken. De fundamentele rol van omgeving/situatie bij gedragsverandering, zowel die in het verleden (de leergeschiedenis) als het heden (de context), is daarbij de rode draad.

Het tweede deel telt vier hoofdstukken en gaat over Skinners ‘lessen voor nu en de toekomst’. Aan bod komt het oplossen van grote maatschappelijke problemen, zoals ineffectief onderwijs, een ontwrichte samenleving en de uitputting van de planeet. Skinner maakte zich daarover grote zorgen. Maar hij zag ook volop kansen, omdat veel van deze problemen te maken hebben met gedragsverandering. Zijn pragmatische oplossingen zijn nog steeds actueel. Zijn gedragstechnologie contrasteert in eenvoud en qua bruikbaarheid sterk met die welke de psychologie gewoonlijk te bieden heeft. Denk wat dat laatste betreft maar aan de povere bijdrage van de psychologie aan de beheersing van de coronacrisis en de klimaatcrisis.

De hoofdstukken in het boek worden afgewisseld met een tweetal intermezzo’s. Het eerste belicht Skinners inventiviteit als uitvinder. In het tweede passeren de belangrijkste kritiek en misverstanden de revue.

De kracht van het boek ligt in hoe de auteurs de hoofdstukken en paragrafen hebben opgebouwd. Meestal na een korte introductie laten ze Skinner zélf aan het woord in de vorm van een of meer korte, kernachtige citaten, breed geselecteerd uit een van zijn vele geschriften. De citaten zijn zo gekozen dat de visie van Skinner over het betreffende onderwerp bijna vanzelfsprekend over het voetlicht komt. Waar nodig vatten de auteurs lastige fragmenten nog eens samen of leggen ze deze beknopt uit in heldere en eenvoudige taal. Dit voorkomt dat de lezer in het jargon van de gedragsanalyse en het behaviorisme verstrikt raakt. Het voelt alsof je als lezer oorspronkelijk werk leest en dus rechtstreeks contact maakt met Skinners denkwereld. En mocht die denkwereld aanvankelijk onwennig aanvoelen, als een tocht door onbekend terrein, dan zorgen de auteurs er als ervaren gidsen voor dat de lezer niet verdwaalt.

De auteurs doen ook veel moeite om wijdverbreide misverstanden over Skinners werk op te helderen. Daarmee helpen ze het omstreden, karikaturale beeld te corrigeren dat (vaak vilein) van zijn persoon en werk is gecreëerd. Zonder zich daarbij schuldig te maken aan kritiekloosheid of persoonsverheerlijking. Daardoor is het boek een weliswaar toegewijde, maar ook genuanceerde kennismaking met de wereld van B.F. Skinner.

Als gevorderde lezer van het werk van Skinner was het lezen voor mij een feest van herkenning. Hierbij groeide met iedere bladzijde mijn bewondering voor hoe behendig de auteurs de thema’s hebben geordend en deze hebben geïllustreerd met relevante en pakkende citaten zónder daarbij in de valkuil te trappen van het streven naar volledigheid. Voor mij voelde het alsof mijn over de jaren moeizaam opgebouwde kennis in één keer weer was opgefrist.

Is er dan niets aan te merken op het boek? Gezien het doel van het boek eigenlijk weinig. Natuurlijk, zo’n bewust compact gehouden boek kan nooit volledig recht doen aan het gehele oeuvre van Skinner dat ruim tweehonderd publicaties telt, waaronder twintig boeken. Het boek mag dan ook niet worden vergeleken met uitgebreide werken over Skinner die wel naar volledigheid streven. De selectie van welke onderwerpen worden belicht en welke weggelaten, lijkt een welbewuste didactische keuze. De kracht van het weglaten is dat het boek vaart behoudt en blijft pakken.

Misschien had ik bij sommige onderwerpen wat meer diepgang gewenst. Ook zou ik nog meer aandacht hebben toegejuicht voor Skinners revolutionaire visie op conditioneringsprocessen parallel aan het evolutiedenken van Darwin, want dat kan niet vaak genoeg worden uitgedragen. Net zoals Darwin ons openbaarde hoe in de evolutie de omgeving eigenschappen selecteert die bijdragen aan de overleving van de soort, zo maakte Skinner duidelijk hoe in conditioneringsprocessen feitelijk hetzelfde gebeurt: een mini-evolutie gedurende het leven, maar dan wat betreft geleerd gedrag. Niet op het niveau van de soort, maar op het niveau van het individu, door selectie van gedrag dat bijdraagt aan het welbevinden (en daarmee de overleving) van dit individu.

Maar bovenstaande kanttekeningen doen géén afbreuk aan wat het boek wél biedt: een heldere, compacte, goed leesbare, soms wervelende introductie die het gedachtegoed van B.F. Skinner écht uit de verf doet komen. Het boek overtuigt de lezer van het belang om oog te hebben voor de context waarin mensen leven en om niet verstrikt te raken in hun binnenwereld van gedachten en gevoelens. Wie de factoren in de omgeving kent die menselijk gedrag én beleven bepalen, kan die réchtstreeks beïnvloeden. Niet alleen van belang voor een effectieve psychotherapeutische behandeling, maar ook voor ons persoonlijk leven. Want, zoals de auteurs tot slot met Skinner concluderen, het zélf leren beïnvloeden van onze situatie is de enige weg naar vrijheid.

Kortom, De ideale wereld van B.F. Skinner is een aanrader voor iedere psychotherapeut, psycholoog, student of gewoon belangstellende die ‘goed begeleid’ wil ervaren hoe rijk en bruikbaar de erfenis van Skinner is. Vijf sterren, zou ik zeggen.

Bart Bruins is als klinisch psycholoog verbonden aan GGZ Rivierduinen. Hij is daarnaast
supervisor bij de VGCt en bestuurslid van de Stichting Constructionele Gedragsanalyse.
E-mail n beebruins@gmail.com

Naar boven