Forum

Over het belang van het lezen van klassiekers in de opleiding tot klinisch psycholoog

Michiel Boog en Martijn Helmerhorst

In onze postdoctorale opleiding tot klinisch psycholoog (kp-opleiding) lazen wij welgeteld één origineel werk van een van de grote vier twintigste-eeuwse grondleggers van de psychotherapie (Freud, Rogers, Skinner en Beck). Het artikel The interpersonal relationship: the core of guidance (Rogers, 1962) over de kenmerken van een goede therapeutische relatie maakte indruk. Goed geschreven en de inhoud kwam ons voor als wezenlijk voor ons werk als psychotherapeut. Als het curriculum van onze studie representatief is voor dat van de kp-opleiding in het algemeen (we hebben geen reden hieraan te twijfelen. Een kleine, niet-representatieve steekproef onder andere KP ondersteunt dit idee), dan richt de kp-opleiding zich te weinig op de teksten van de founding fathers en mothers van de psychotherapie. Onze argumenten voor het bestuderen van oorspronkelijke teksten beschrijven wij hieronder.

Ten eerste: wanneer je kennis hebt van de theorieën van de psychologen (en psychiaters) die met hun werk de loop van de rivier hebben verlegd, of die een belangrijke inspiratie vormen met hun gedachtegoed, dan kun je de hedendaagse behandelmethode die je gebruikt beter begrijpen en toepassen. (Psychologische) theorieën ontstaan niet in een vacuüm, maar zijn vaak een reactie op bestaande ideeën. Jeffrey Young (Young, Klosko, & Weishaar, 2005) stelt bijvoorbeeld onomwonden dat de door hem ontwikkelde Schematherapie onder andere gebaseerd is op cognitieve therapie (hij was in opleiding bij Beck), gestalttherapie en psychodynamische ideeën. Om Schematherapie tot in haar finesses te begrijpen, lijkt het daarom niet overbodig om kennis te nemen van het werk van Perls of te lezen wat psychoanalyticus Franz Alexander schrijft over de correctieve emotionele ervaring (1980).

Ons tweede argument is nauw verbonden met het eerste. Het kennen van de historie van de psychotherapie maakt dat je het gehele psychotherapieveld beter kunt overzien. Je ziet dat therapeuten en theoretici binnen verschillende ‘scholen’ zich buigen over vergelijkbare fenomenen en belangrijker nog: worstelen met dezelfde uitdagingen. Het is aannemelijker dat iedere vorm van psychotherapie zich in de kern bezighoudt met dezelfde verschijnselen, dan dat er een school is die de psyche van lijdende mensen beter doorziet dan andere. Dit wordt mogelijk gestaafd door de moeilijkheid om aan te tonen dat de ene therapievorm wezenlijk effectiever is dan een andere (Ellison, 2020; Marcus e.a., 2021; Ramaeckers e.a., 2021). Toen een van ons (mb) toegelaten werd tot de kp-opleiding, vertelde hij dit opgetogen aan een ervaren collega, bekwaam in gedragstherapie. Aan zijn stem hoorde ik dat de collega laatdunkend reageerde. Hij wilde zich niet bezighouden met ‘esoterische therapieën’ en zou daarom zelf nooit de kp-opleiding gaan doen. Na het gesprek googelde ik de betekenis van de term ‘esoterie’ en zocht ik vervolgens geruststelling bij een supervisor. Hij stelde: “Psychotherapie is als een pan soep met veel ingrediënten. Je mag best een favoriet ingrediënt hebben. Maar doen alsof de soep geen andere bestanddelen heeft dan jouw favoriet, is zelfbedrog.” Bekend raken met de belangrijkste gedachten van toonaangevende psychotherapeuten helpt om samenhang te zien. Verschillende therapiescholen hebben ieder hun technieken bedacht om universele therapieobstakels te overwinnen. Patiënten vertonen ‘weerstand’/ ‘irrationele, met de therapie interfererende cognities’/ ‘een trein die niet boven op de berg wil komen’/’moeite met imagineren’: waarschijnlijk min of meer hetzelfde probleem omschreven vanuit gangbare therapiekaders. De hele pan met soep kennen maakt flexibel: wanneer je vastloopt met een patiënt, kun je daar vanuit een ander perspectief naar kijken.

Ten derde: het kennen van de wortels van de psychotherapie komt van pas wanneer je ambities hebt om de klinische psychologie verder te helpen. Wanneer je een nieuwe psychotherapeutische theorie bedenkt, een behandelmodaliteit ontwikkelt voor een specifieke doelgroep of feedback wilt geven aan een collega die zich aan psychotherapeutische ontwikkelingen waagt, dan is het goed om te weten waar Abraham de mosterd haalt. Of, om nog een spreekwoord van stal te halen: hebben we te maken met oude wijn in nieuwe zakken? Dat is vaak geen probleem, maar het is goed je af te vragen of de nieuwe zakken meerwaarde hebben. Progressie is diepgaander en betekenisvoller als nieuwe ideeën ontwikkeld worden door een therapeut die zich rekenschap geeft van relevante, eerder ontwikkelde theorieën.

In het bovenstaande wordt beargumenteerd dat het belangrijk is om kennis te hebben van het werk van de grondleggers van de psychotherapie. De gedachte dringt zich mogelijk op dat het lezen van overzichtswerken toereikend is. Onze ervaring is anders. Leren heeft ook een ervaringsgerichte kant. Het lezen van origineel werk geeft een directe verbinding met de bedenker, met zijn of haar visie op de mens, op het vak. En juist deze verbinding zorgt voor een krachtig lerend effect: de meester en zijn gezel. In de jaren van onze opleiding hebben sommige docenten een blijvende indruk gemaakt, juist vanwege de persoon die ze waren, de toon die ze aansloegen en de therapeut die daaruit naar voren kwam. Zij inspireerden. Eenzelfde werking heeft het lezen van origineel werk (toegegeven, uitzonderingen daargelaten). Overzichtswerken bereiken dit effect zelden. Ontkennen van de menselijke factor, van wie wat zegt op welke manier, is bijna het ontkennen van datgene wat in psychotherapie zo – evidence based! (Horvath, e.a., 2011) – centraal staat: de relatie.

En dit brengt ons bij ons laatste, emotionele argument. Psychotherapie, vooral individuele, kan een eenzame aangelegenheid zijn voor de therapeut. Hoewel tot stand brengen van verbondenheid met de patiënt belangrijk is, is psychotherapie een solitair beroep. De worstelingen, het maken van lastige keuzes en het verdragen van overdracht door de therapeut, blijven vaak ongezien. Applaus voor een knappe interventie of troost wanneer de therapeut het zwaar te verduren heeft, blijven vaak uit. Het lezen van werk van de grondleggers (die vaak goede schrijvers waren!) kan troost en steun geven. Alleen al het besef van het werken in een rijke traditie, het lopen in de voetsporen van anderen, kan steun en moed geven. Irvin Yalom (2002) schrijft indringend over zijn moeite en successen met zijn patiënten en het is hierdoor niet moeilijk om een imaginaire verbinding met hem te ervaren.

Wij stellen voor dat in de kp-opleiding in ieder geval een werk van Freud, Rogers, Skinner en Beck wordt gelezen en besproken. Hierbij kan uiteraard ruimte gelaten worden voor andere (persoonlijke) inspiratoren.

Literatuur

Alexander, F. (1980). Psychoanalytic therapy: Principles and application (Vol. 1946). Lincoln: University of Nebraska Press.

Ellison, W.D. (2020). Psychotherapy for borderline personality disorder: Does the type of treatment make a difference? Current Treatment Options in Psychiatry, 7, 416-428.

Horvath, A.O., Del Re, A., Flückiger, C., & Symonds, D. (2011). Alliance in individual psychotherapy. In J.C. Norcross (Ed.), Psychotherapy relationships that work: Evidence-based responsiveness (pp. ٢٥–٦٩). Oxford: Oxford UniversityPress. 

Marcus, D.K., O’Connell, D., Norris, A.L., & Sawaqdeh, A. (2014). Is the Dodo bird endangered in the 21st century? A meta-analysis of treatment comparison studies. Clinical Psychology Review, 34, 519-530.

Rameckers, S.A., Verhoef, R.E., Grasman, R.P., Cox, W.R., Emmerik, A.A. van, Engelmoer, I.M., e.a. (2021). Effectiveness of psychological treatments for borderline personality disorder and predictors of treatment outcomes: A multivariate multilevel meta-analysis of data from all design types. Journal of Clinical Medicine, 10, 5622.

Rogers, C.R. (1962). The interpersonal relationship: The core of guidance. Harvard Educational Review, 32, 416-429.

Yalom, I.D. (2002). The gift of therapy: An open letter to a new generation of therapists and their patients. New York: HarperCollins.

Young, J.E., Klosko, J.S., & Weishaar, M.E. (2005). Schemagerichte therapie: Handboek voor therapeuten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Michiel Boog is klinisch psycholoog, werkzaam als clinicus bij Antes in het Expertiseteam Verslaving Zuidoever (Rotterdam) en als onderzoeker verbonden aan de afdeling klinische psychologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Parnassia Groep Academie.
E-mail m.boog@anteszorg.nl

Martijn Helmerhorst is klinisch psycholoog, werkzaam als clinicus bij Altrecht in het AMBIT-team, onderdeel van de zorgeenheid persoonlijkheidsstoornissen.

Naar boven