Inleiding

Op het moment van schrijven van deze inleiding ben ik net thuis van deelname aan een vredesmars, als tegengeluid tegen wat zich op dit moment in Oekraïne afspeelt. Met buikpijn denk ik aan de vele vrouwen en kinderen die huis en haard verlaten op zoek naar een veilige(r) plek, en aan de mannen die voor het eerst in hun leven een geweer in de hand nemen om hun land te verdedigen. Wie had in november 2021 kunnen bedenken dat ontheemding, het thema van de nvpp-studiedag, actueler dan ooit zou zijn op het moment van publicatie van het desbetreffend verslag in dit tijdschrift?

Op LinkedIn las ik dat onze collega’s in Oekraïne met spoed op zoek zijn naar experts op het gebied van psychologische hulp in crisissituaties. Oekraïense psychologen en psychotherapeuten praten met mensen die gevlucht zijn, die bombardementen hebben meegemaakt of meemaken, wiens dierbare aan het front vecht, die ouders zijn van angstige kinderen en/of met mensen die hun huis kwijt zijn. Dit is voor veel van deze collega’s voor het eerst, wat maakt dat collega’s met ervaring in het bieden van psychologische hulp in crisis-/oorlogssituaties dan ook worden opgeroepen deel te nemen aan online meetings om kennis te delen en van elkaar te kunnen leren.

Vanochtend bracht ik dekbedovertreksets en handdoeken naar een verzamelpunt van waaruit vele goederen later deze week naar Oekraïne worden gebracht. Als ik naar het nieuws kijk, zou ik zo graag meer willen doen. Het voelt ergens dan ook wat gek om in de artikelen van dit tijdschrift te duiken; we mogen toch niet wegkijken van wat er nu op zo’n 1500 kilometer afstand van ons gaande is? Tegelijkertijd laat de oproep van onze Oekraïense collega’s mij zien dat het belangrijk blijft om ons verder te ontwikkelen in ons vak. Je weet nooit waar en wanneer het van pas kan komen… Ook in dit nummer leren we wederom over uiteenlopende onderwerpen binnen de psychotherapie.

De winnaar van de Trijsburgprijs van 2019, Mattias Desmet, stelt dat we in de psychologie last hebben van een meetprobleem. Beduidend veel onderzoekers (72%) blijken bereid om op een of andere manier hun onderzoeksresultaten te verdraaien, het wemelt van (onbedoelde) rekenfouten en er is dan ook een groot gebrek aan repliceerbaarheid en reproduceerbaarheid van onderzoeken. Aan de hand van levendige voorbeelden, zoals het meten van de oppervlakte van een land of de afmetingen van een raam, maakt hij duidelijk hoe weinig objectief psychologisch onderzoek eigenlijk is. Dit geldt ook voor het meten van het proces en de uitkomst van psychotherapie. Zo eenvoudig als sommige vragenlijsten ons het doen lijken, is het niet, alleen al omdat de invuller vragen anders kan interpreteren dan ze eigenlijk zijn bedoeld. Cijfers lijken feiten te representeren, maar het is maar net hoe het verhaal luidt waarin de cijfers worden vermeld. Cijfers voegen zich tenslotte gewillig naar welk verhaal dan ook. Om de methodologische crisis in de psychologie te boven te komen, dient het concept ‘objectiviteit’ volgens hem te worden herzien of op zijn minst te worden uitgebreid. Volgens Desmet is het belangrijk dat we anders gaan meten en andere vormen van beschrijving gaan gebruiken. Hoe dat aan te pakken, beschrijft hij in zijn artikel.

Objectiviteit? Volgens Wim Snellen laat de complexe klinische werkelijkheid zich niet kennen in absolute zin en laat deze zich dus ook nooit reduceren tot objectiviteit. In het tweede deel van zijn tweeluik leren we hoe de clinicus voor de behandelindicatiestelling belangrijke diagnostische hypothesen formuleert. De begrippen multi- en equifinaliteit worden aan de hand van voorbeelden toegelicht, waarna Snellen uitlegt hoe het verbinden van twee essentiële persoonlijkheidsmodellen leidt tot bruikbare algoritmen bij het interpreteren van persoonlijkheidsvragenlijsten. Hierbij zet hij onder andere uiteen hoe state- en traitkenmerken van elkaar te onderscheiden en hoe een tweetrapsprocedure eruit ziet voor het geval er meerdere mogelijke verklaringen kunnen worden opgesteld voor de uitkomsten van tests. Vooral voor de psychotherapeut die niet dagelijks gebruikmaakt van de mmpi bieden de casusvoorbeelden heldere verlevendiging van alle theorie. Door middel van de door Snellen beschreven theoriegestuurde, contextuele benadering is het mogelijk om hypothesen te formuleren over de onderliggende psychische structuur en dynamiek voorbij de direct waarneembare verschijnselen bij de cliënt. Het helpt om de symptomen en gedragingen in een context te plaatsen en de functie ervan beter te begrijpen. Maar, zoals ook in het eerste deel van het artikel gesteld, de klinische realiteit laat zich niet reduceren tot objectiviteit, en het is dan ook enkel mogelijk om te komen tot waarschijnlijkheden, mogelijkheden en kansen. Aan de hand van twee casusbesprekingen krijgen de begrippen een ‘gezicht’, waarna een beschouwing over de sterkten en beperkingen van de interpretatiestrategieën het tweeluik afsluit.

Matthijs Vroegop, Mariëlle Hendriksen, René Kortrijk, Peter ten Klooster, Rien Van, Jack Dekker en Maarten van Dijk beschrijven in hun artikel de ontwikkeling van de kpsp-adherentieschaal. Deze schaal is een instrument om de behandelintegriteit bij de uitvoering van Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie (kpsp) voor patiënten met een depressie te meten. De kpsp lijkt qua effectiviteit niet onder te doen voor die van cognitieve gedragstherapie. De ontwikkeling van een instrument om de behandelintegriteit ervan te bepalen, is van belang daar claims over de non-inferioriteit er nadeel van ondervinden dat een dergelijk instrument er nog niet was. De resultaten van het onderzoek zijn veelbelovend, lees deze vooral in het artikel. De auteurs geven aan dat nader onderzoek, bij een grotere steekproef, wel wenselijk is. Zij doen suggesties voor vervolgonderzoek en plaatsen het belang van deze studie in een bredere context van het hedendaagse psychotherapie procesonderzoek.

Redactielid Marte Kaan schreef deze keer de column, die gaat over afscheid nemen en opnieuw beginnen. Haar cliënten, die vaker loochenen, vermijden en splitsen dan die op haar oude werkplek, zetten haar aan het denken over haar eigen vermogen tot die drie. Op z’n tijd doen we het allemaal, de hele maatschappij doet eraan mee. Maar hoewel we soms onze ogen onbewust sluiten, datgene wat eenmaal gezien en gevoeld is, kan niet meer worden weggedacht. Van daaruit legt Kaan een mooie link naar therapie.

Michiel Boog en Martijn Helmerhorst schreven de forumbijdrage. Volgens hen richt de kp-opleiding zich te weinig op teksten van de zogenaamde founding fathers en mothers van de psychotherapie. Zij maken duidelijk waarom het bestuderen van oorspronkelijke teksten volgens hen van belang is, en dat slechts het lezen van overzichtswerken niet toereikend is. Zo maken de teksten ons bekend met de belangrijkste gedachten van toonaangevende psychotherapeuten, wat helpt om samenhang te zien. Ook kan het lezen van oorspronkelijke werken troost en steun bieden.

In dit nummer vindt u twee boekverslagen. Sander Damman las Cognitieve therapie, theorie en praktijk. In deze derde, geheel herziene druk, komen zowel theorie, de laatste stand van zaken wat betreft onderzoek, als algemene en specifieke aspecten van cognitieve therapie aan bod. Duidelijk wordt welke wijzigingen zijn doorgevoerd in de toepassing van cognitieve therapie en hoe specifieke interventies het best ingezet kunnen worden in de behandeling van specifieke dsm-5-stoornissen. Damman beschrijft het als een relevant boek voor psychotherapeuten, met veel toepasbare kennis, handvatten en voorbeelden die bruikbaar zijn in de praktijk.

Ondergetekende las het boek Het geschenk, 12 lessen die je leven kunnen redden van Edith Eger. Als Auschwitz-overlevende schreef Eger deze praktische handleiding over de verschillende soorten mentale gevangenissen die mensen doorgaans creëren. Van elke soort beschrijft ze hoe je jezelf eruit kunt bevrijden, aan de hand van levendige casusbeschrijvingen en met aan het eind van elk hoofdstuk nuttige tips en oefeningen. Alles met als doel de echte versie van jezelf te worden.

Eveneens twee bijeenkomstverslagen in dit nummer. Collega redactielid Hanneke Bot bezocht de, ik noemde het hierboven al, nvpp-studiedag ‘Stille Ontheemding’. Ontheemding, oftewel het verlies van het vertrouwde en het moeizaam eigen maken van het nieuwe, speelt een centrale rol in de psychologische ontwikkeling en tijdens de studiedag werd duidelijk op hoeveel verschillende manieren dit van toepassing kan zijn gedurende het leven. Thema’s als adoptie, geloofsverlating en migratie kwamen aan bod. Een van de sprekers sprak een boodschap uit die mij extra raakt gezien de gebeurtenissen op het moment van dit schrijven: hij benadrukte dat we ons er door en door van bewust dienen te worden dat je zelf een verschil kan maken en dat de wereld niet van ons is.

Tot slot volgde ondergetekende nog net op het nippertje voor de deadline van dit nummer het Benefiet Webinar voor Oekraïne over eerste (psychologische) hulp aan oorlogsgetroffenen. Deelnemers leerden wat passende hulp kan zijn in de acute fase, wanneer welke interventie ingezet kan worden en waar je als therapeut rekening mee dient te houden. Deze tijd en de noden die het met zich meebrengt, maken pijnlijk duidelijk hoe belangrijk het is om te blijven leren en elkaar te helpen waar we kunnen, en dat lijkt mij een mooi begin.

Maud Schaepkens is als psychotherapeut werkzaam bij MET ggz in Hoensbroek en als docent bij RINO Zuid. Zij is redacteur van dit tijdschrift. E-mail n schaepkens@metggz.nl

Naar boven