VSDT: vreemd maar veelbelovend*

Suzy Matthijssen

Samenvatting

Visual schema displacement therapy (vsdt) is een nieuwe behandeling voor angst- en traumagerelateerde stoornissen. vsdt liet effecten zien in het verminderen van emotionaliteit van aversieve herinneringen in gezonde proefpersonen in twee gerandomiseerde gecontroleerde studies. De werkzaamheid van vsdt bleek in die studies superieur aan die van een niet-actieve controleconditie en emdr-conditie. Om de effectiviteit en de actieve componenten van vsdt beter te begrijpen, werd een ontmantelingsstudie opgezet waarin participanten met intrusieve herinneringen vsdt, emdr, een controleconditie, of een van drie aangepaste vsdt-protocollen kregen aangeboden. In elk van de aangepaste vsdt-protocollen werd een mogelijk actieve component uitgeschakeld. Participanten (N = 144) werd gevraagd om een ingrijpende herinnering op te halen en ze werden gerandomiseerd toegedeeld aan een van deze zes interventies, elk met een duur van acht minuten. Emotionaliteit en levendigheid van de herinnering werden voor en na de interventie gemeten, en na één en vier weken follow-up. Replicatie van Bayesiaanse analyses ondersteunen de hypothesen waarin vsdt superieur is aan de controleconditie én aan emdr in het verminderen van emotionaliteit, zowel direct na de interventie als tijdens de éénweekse follow-up. Daarentegen bleek vsdt gelijke effecten te laten zien als de emdr-conditie tijdens de vierweekse nameting, en waren beide interventies werkzamer dan de controleconditie. Met betrekking tot levendigheid bleek vsdt gelijkwaardig aan emdr, en waren beide superieur in het verminderen van levendigheid van de nare herinnering ten opzichte van de controleconditie. Verdere analyse tussen de drie aangepaste vsdt-protocollen liet geen verschillen tussen de condities zien. De werkingsmechanismen van vsdt blijven hiermee onduidelijk. Omdat vsdt niet onderdoet in werkzaamheid aan emdr in het verminderen van emotionaliteit van intrusieve herinneringen is replicatie van de studie in een klinische groep gewenst. Dit gebeurt momenteel bij het Altrecht Academisch Angstcentrum.

Leerdoelen

Na het bestuderen van dit artikel:

1. weet u wat visual schema displacement therapy (VSDT) is;

2. bent u op de hoogte van hoe onderzoeken naar werkingsmechanismen worden uitgevoerd;

3. bent u op de hoogte van mogelijke overwogen werkingsmechanismen van VSDT.

Inleiding

Wanneer een nieuw behandelprotocol wordt getest door middel van een gerandomiseerde gecontroleerde studie wordt veelal gebruikgemaakt van een experimentele studie in een gezonde controlegroep (Spieth e.a., 2016). Experimentele modellen bootsen abnormale processen bij gezonde individuen na, met als doel dit te vertalen naar de processen in klinische groepen. Dit geldt ook voor het testen van de toepasbaarheid, veiligheid en werkzaamheid van nieuwe methoden voor de behandeling van een posttraumatische stressstoornis (ptss). Gezien de alomtegenwoordigheid van opdringerige herinneringen aan negatieve ervaringen bij ptss, is het relevant en belangrijk om juist de geheugenprocessen en mechanismen die ten grondslag liggen aan intrusieve herinneringen te bestuderen in gezonde controlegroepen (Brewin e.a., 2010; Holmes & Bourne, 2008). Dit werkt ook andersom; in het geval van eye movement desensitization and reprocessing (emdr)-therapie, een evidencebased behandeling voor ptss. Resultaten in klinische groepen zijn gerepliceerd in experimenteel onderzoek (Van den Hout & Engelhard, 2012).

Tijdens emdr-therapie halen patiënten een emotioneel beladen herinnering op terwijl ze tegelijkertijd bezig zijn met een andere taak, meestal horizontale oogbewegingen, geïnduceerd door het volgen van de vingers van de therapeut die zijn hand snel heen en weer beweegt op ongeveer twintig centimeter afstand van de ogen van de patiënt, of door een bewegend lichtpunt op een lichtbalk te volgen. Het werkingsmechanisme van emdr wordt nog onderzocht, maar het meeste bewijs is er voor de werkgeheugenhypothese (De Jongh e.a., 2020). Deze hypothese stelt dat het werkgeheugen een beperkte capaciteit heeft. Als gevolg hiervan beperkt het tegelijk uitvoeren van de ene taak de uitvoering van een andere taak, omdat beide taken tegelijkertijd een beroep doen op het werkgeheugen (Baddeley, 2012). Wanneer het werkgeheugen ‘geladen’ is met een traumatische herinnering en er tegelijkertijd een (veeleisende) duale taak moet worden uitgevoerd – zoals het volgen van de snel bewegende vingers van de therapeut met de ogen – strijden deze taken om de capaciteit van het werkgeheugen. De twee taken kunnen eenvoudigweg niet tegelijkertijd worden uitgevoerd, en als gevolg daarvan gaat de emotionele intensiteit van de herinnering geleidelijk verloren en uiteindelijk wordt de herinnering als zodanig, dat wil zeggen in minder emotionele vorm, terug opgeslagen in het langetermijngeheugen.

Visual schema displacement therapy (vsdt) is een therapeutische techniek die net als emdr ook oogbewegingen toepast. Hierbij worden de oogbewegingen echter anders uitgevoerd en de vsdt-therapie bevat ook een heel aantal andere elementen. Bij vsdt staat de therapeut bijvoorbeeld voor de patiënt en beweegt hij of zij een horloge van een punt waar de patiënt de meeste spanning of naarheid voelt tijdens het ophalen van een intrusieve herinnering, naar een punt waarop de patiënt het sterkst de drang voelt om te lachen bij het ophalen van een fijne of positieve herinnering of het denken aan een persoon die de patiënt aan het lachen maakt. Terwijl hij of zij dat doet, zegt de therapeut plotseling en luid ‘Whoosh!’. Hierna wordt de patiënt ook nog geïnstrueerd om te knipperen en te zuchten. De procedure wordt verschillende keren herhaald, totdat de emotionele intensiteit van de herinnering is afgenomen. Hoewel emdr en vsdt op sommige onderdelen overeenkomen, zijn er ook componenten die duidelijk verschillen.

Matthijssen en anderen (2019) rapporteerden de resultaten van twee experimentele onderzoeken waarin vsdt werd vergeleken met zowel een verkorte vorm van emdr als een niet-actieve controleconditie bij gezonde participanten met intrusieve herinneringen. Hoewel vsdt een nogal vreemde en onconventionele therapie bleek dat vsdt niet alleen betere resultaten liet zien dan de niet-actieve controleconditie, maar ook werkzamer was dan emdr in het verminderen van de emotionaliteit van intrusieve herinneringen. Bovendien toonden de resultaten van de twee experimentele onderzoeken aan dat vsdt en emdr superieur waren aan een niet-actieve controleconditie in termen van vermindering van levendigheid van de nare herinnering. Gezien het feit dat emdr een evidencebased traumatherapie is en wordt aanbevolen als eerstekeusbehandeling voor posttraumatische stressstoornis (ptss; International Society for Traumatic Stress Studies, 2018; World Health Organization, 2013), rechtvaardigen de resultaten verder onderzoek om de effecten beter te begrijpen en ook om de werkzame elementen van vsdt te identificeren.

De verschillende componenten tussen emdr en vsdt kunnen een verklaring bieden waarom vsdt tot nu toe sterkere effecten liet zien in de eerdere experimentele onderzoeken (Matthijssen e.a., 2019). Eén verklaring hiervoor is gebaseerd op de werkgeheugenhypothese (Baddeley, 2012), die hierboven is uitgelegd. Bij vsdt worden patiënten geïnstrueerd om zich te concentreren op een herinnering terwijl ze verschillende taken uitvoeren die het werkgeheugen belasten (bijvoorbeeld focussen op een horloge, de ogen snel bewegen, knipperen, zuchten, de aandacht van de ene herinnering naar de andere verleggen), wat misschien wel meer belastend is dan alleen oogbewegingen uitvoeren, zoals bij emdr wordt gedaan. Een tweede mogelijk mechanisme is contraconditionering. Patiënten moeten schakelen van een traumatische herinnering naar een positieve herinnering of een herinnering aan een persoon die de patiënt aan het lachen maakt, wat een gelukkig en blij gevoel creëert dat concurreert met de emotionele lading van de traumatische herinnering. Contraconditionering is effectief gebleken bij verschillende patiëntengroepen (onder meer Newall e.a., 2017) en een onderdeel van effectieve behandelprotocollen zoals comet (bijvoorbeeld Staring e.a., 2016). Ten derde kan het effect van verrassing en destabilisatie ook een essentieel ingrediënt zijn. De procedure is enigszins onverwacht voor patiënten, omdat de therapeut een plotselinge beweging maakt en hardop schreeuwt, wat nogal verrassend kan zijn. Verrassing opwekken kan een destabiliserend effect hebben op herinneringen die in gedachten worden gehouden (Sinclair & Barense, 2018). Hieraan gerelateerd is het induceren van arousal. Anticiperen op een plotseling hard geluid en een daadwerkelijk uitgeroepen kreet (‘Whoosh!’) verhogen waarschijnlijk het niveau van spanning dat door de patiënt wordt ervaren. Dit is mogelijk een actief ingrediënt van effectieve (trauma)therapie (Foa, Riggs & Gershuny, 1995; Jaycox, Fos & Morral, 1998; Littel e.a., 2017) en zou het updaten van het geheugen tijdens reconsolidatie kunnen stimuleren (bijvoorbeeld Anderson e.a., 2006). Ten slotte wordt door de bedenkers van vsdt een ander mechanisme aangedragen dat de effectiviteit van vsdt zou kunnen verklaren, namelijk dat de kijkrichting van zowel de traumatische als de fijne herinnering essentieel zou zijn om toegang te krijgen tot deze herinneringen. Ze rapporteren dat patiënten terwijl ze zich de traumatische gebeurtenis of het lachmoment herinneren, vaak in een specifieke richting staarden. Deze richting lijkt individueel bepaald (Speakman & Speakman, persoonlijke mededeling, 30 augustus 2016).

Het doel van de huidige studie is tweeledig. Ten eerste beoogt de studie eerdere studies te repliceren en ten tweede beoogt de studie het begrip van de werkingsmechanismen van vsdt te vergroten. Daarom is de studie niet alleen een replicatiestudie, maar ook een zogenaamde ontmantelingsstudie waarin vsdt, een verkort emdr-protocol, een niet-actieve controleconditie (cc) en drie aangepaste vsdt-protocollen worden vergeleken. Er wordt verondersteld dat (a) het standaard-vsdt-protocol effectiever is dan alle aangepaste versies van het vsdt-protocol en (b) dat – gezien de eerdere bevindingen – het standaard vsdt-protocol minstens zo effectief is als het verkorte emdr-protocol, en (c) effectiever dan de controleconditie bij het verminderen van emotionaliteit en levendigheid van een intrusieve herinnering.

Methode

Participanten

Participanten namen aan dit onderzoek deel in ruil voor studiepunten of financiële compensatie. Van de 163 participanten die zich aanmeldden werden gegevens van 144 participanten (111 vrouwen, 33 mannen; m = 23,09 jaar, sd = 5,75) in de analyses meegenomen. Negentien participanten werden om verschillende redenen uitgesloten. Zeven werden uitgesloten, omdat ze geen herinnering hadden die voldoende emotionele stress veroorzaakte (een minimumscore van 7 op een schaal van 0 [geen angst] tot 10 [maximale angst] was vereist). Vijf participanten werden uitgesloten, omdat ze medicatie gebruikten die de concentratie, aandacht en/of stemming/emotie kon beïnvloeden en twee participanten werden uitgesloten vanwege psychische klachten, waarvoor psychologische behandeling geïndiceerd was. Ten slotte werden na de studie nog vijf participanten uitgesloten van analyse, omdat bij de evaluatie van alle beoordelingen bleek dat het protocol niet goed was uitgevoerd of omdat de participant het protocol niet kon volgen.

Materialen

Emotionaliteit

Waargenomen intensiteit van naarheid of spanning van een beeld of een emotionele herinnering die wordt opgeroepen. De score wordt aangegeven op een Likert-schaal van 11 punten, de subjective units of disturbance (sud)-schaal, variërend van 0 (‘helemaal geen’) tot 10 (‘maximale spanning’). De sud-schaal is geïntroduceerd door Wolpe (1969) en opgenomen in het standaard emdr-protocol (Shapiro, 2018). In de huidige studie werd de participanten gevraagd om de sud-score mondeling aan de onderzoeksassistent (masterstudent) door te geven bij aanvang, direct na het uitvoeren van de conditie en bij één week en vier weken follow-up.

Levendigheid

Ervaren intensiteit van levendigheid van een beeld of emotionele herinnering die wordt opgeroepen. De score wordt aangegeven op een Likert-schaal van 11 punten, variërend van 0 (‘helemaal niet levendig’) tot 10 (‘zeer levendig’). Participanten rapporteerden deze score mondeling aan de onderzoeksassistent: aan het begin van elke conditie, direct na het uitvoeren van de conditie en na één week en vier weken follow-up.

Procedure

De studieprocedures zijn goedgekeurd door de Facultaire Ethische Toetsingscommissie van de Faculteit Sociale Wetenschappen (Universiteit Utrecht, Nederland) (fetc17-030). De werving vond plaats op de universiteitscampus en op sociale media (Facebook, Instagram en de website voor deelname aan universitair onderzoek). Potentiële deelnemers werd gevraagd of ze interesse hadden om deel te nemen aan een experiment rond emotionele herinneringen. Het experiment werd uitgevoerd in het Nederlands; daarom werden alleen deelnemers toegelaten die de Nederlandse taal beheersten. Het experiment bestond uit een face-to-face-experiment van dertig minuten en twee vervolggesprekken van vijf minuten, respectievelijk één en vier weken na het face-to-face-experiment. De participanten werden gebeld en gevraagd om de sud en levendigheid van het ergste deel van de herinnering opnieuw te beoordelen. Het experiment werd uitgevoerd door drie masterstudenten, die werden getraind in het verkorte emdr-protocol door een emdr Europe-trainer en in vsdt door de bedenkers van vsdt en de hoofdonderzoeker. Om er zeker van te zijn dat de procedure correct werd uitgevoerd werden video-opnamen bekeken. De condities werden gecounterbalanceerd over de onderzoeksassistenten en de participanten werden op volgorde van deelname gerandomiseerd in condities. Nadat participanten hadden ingestemd om deel te nemen, werd er een afspraak gemaakt. Bij de start van het experiment kregen de participanten een brief met informatie over de procedure van het experiment en anonimiteit, het recht om het experiment zonder gevolgen te stoppen wanneer ze maar wilden, en ze kregen instructies om de onderzoeksassistent te informeren als ze zich te ongemakkelijk voelden om de emotionele herinneringen op te roepen. Hierna werd een informed consent ondertekend en werd een screeningchecklist ingevuld met vragen over leeftijd, opleidingsniveau, geslacht en uitsluitingscriteria.

Participanten werden uitgesloten als ze visuele problemen hadden waardoor ze de emdr- of vsdt-procedure niet konden uitvoeren; wanneer ze concentratieproblemen hadden; als er invloed was van medicatie (die de aandacht, concentratie of stemming beïnvloedt); wanneer zij binnen twaalf uur voorafgaand aan deelname drugs of alcohol hadden gebruikt en die alsnog effect kon hebben op de prestatie van de participanten; wanneer zij leden aan extreme stress; wanneer ze een huidige psychiatrische behandeling hadden voor een stoornis die de concentratie beïnvloedt; of wanneer ze leden aan extreme vermoeidheid. Na het doorlopen van de checklist werd een emotionele herinnering geselecteerd. De participant koos een herinnering met voldoende emotionele lading (minimaal een score van 7 op een schaal van 0-10), beoordeelde de emotionaliteit van de herinnering en formuleerde een sleutelwoord dat de herinnering beschrijft. Vervolgens werden de participanten onderworpen aan een van de zes condities waarin ze werden gecounterbalanceerd. De condities duurden allemaal acht minuten. Aan het begin van de procedure werd het meest nare deel van de geselecteerde herinnering (‘target’) opgehaald en beoordeeld op een schaal van 0 tot 10 op emotionaliteit en levendigheid. Het target werd na acht minuten opnieuw beoordeeld. De emdr-conditie bestond uit een verkort emdr-protocol (Matthijssen e.a., 2019). Participanten haalden een herinnering op en werden gevraagd om het meest nare deel van de herinnering (‘target’) in het heden te selecteren, welke bij emdr altijd een stilstaand beeld is. Net als bij het emdr-protocol werd hen gevraagd om de sud’s (zie Materialen) van het target te beoordelen en zich bewust te zijn van de locatie in hun lichaam waar deze spanning het meest werd gevoeld. In tegenstelling tot het emdr-protocol werd de participanten ook gevraagd om de levendigheid van de herinnering te beoordelen. Vervolgens werd emdr uitgevoerd tot het einde van de conditietijd. Zowel sud als levendigheid van het meest nare deel van de herinnering werden toen opnieuw beoordeeld.

De standaard vsdt-conditie is vergelijkbaar met Matthijssen en anderen (2019). De participanten werd gevraagd om een mentale representatie van een persoon of een herinnering aan een gebeurtenis te selecteren die hen aan het lachen maakte, en er werd verzocht om een trefwoord voor deze herinnering/persoon te selecteren. De onderzoeksassistent hield een horloge met de wijzerplaat naar de participant gericht en tekende een cirkel met een diameter van ongeveer anderhalve meter met de klok mee vanuit het gezichtspunt van de onderzoeksassistent. De participant kreeg de opdracht om aan te geven waar in de cirkel de sterkste drang om te lachen werd gevoeld. Dit punt (het ‘lachpunt’) werd aangegeven met het trefwoord en de participant gaf de drang aan om te lachen op het lachpunt op een schaal van 0 (‘geen lachdrang’) tot 10 (‘maximale lachdrang’). Dezelfde procedure werd herhaald voor de emotionele herinnering, waarbij de participant het ‘traumapunt’ aanduidde op de plaats in de cirkel waar de meeste spanning werd gevoeld, die vervolgens werd beoordeeld van 0 tot 10. De participant werd geïnstrueerd om zich te concentreren op het horloge en de assistent verplaatste vervolgens het horloge snel van het traumapunt naar het lachpunt terwijl hij hardop ‘Whoosh!’ zei. Vervolgens knipperde de participant herhaaldelijk snel met de ogen, terwijl hij werd geprimed met het trefwoord van het lachpunt. Nadat de procedure drie keer was herhaald, kneep de participant twee keer met de ogen en slaakte twee diepe zuchten. Participanten beoordeelden opnieuw hoeveel de waargenomen emotionaliteit van het target was afgenomen in vergelijking met de vorige beoordeling. Na acht minuten ging de timer af en werden sud en levendigheid van het meest nare deel van de herinnering opnieuw beoordeeld. De gewijzigde vsdt-condities waren de ‘geen whoosh’-conditie, de ‘vaste kijkrichting’-conditie en de ‘geen lachpunt’-conditie. In de ‘geen whoosh’-conditie werd het ‘whoosh’-geluid uit de procedure weggelaten, waardoor de kans op een schrikreactie (spanning) afnam. In de ‘vaste kijkrichting’-conditie benoemde de assistent twee vaste plekken voor het trauma- en lachpunt, waardoor het effect van een eigen bepaalde kijkrichting weggelaten werd. In de ‘geen lachpunt’-conditie werd de selectie van de lachherinnering/persoon en het lachpunt weggelaten, waardoor niet expliciet positieve gevoelens werden opgewekt en het (toegevoegde) effect van contraconditionering in de procedure werd getest. Het horloge werd – in die conditie – verplaatst naar het punt 180 graden vanaf het traumapunt.

De controleconditie bestond uit acht minuten specifiek nietsdoen. De instructie die aan de participant werd gegeven, na het selecteren en beoordelen van het meest nare deel van de herinnering op levendigheid en emotionaliteit, was om niets te doen en gewoon te ontspannen. De verdere instructie was dat het niet uitmaakte waar de participant aan zou denken.

Design

De studie had een zes (conditie: emdr, vsdt, vsdt-c [geen lachpunt], vsdt-n [geen whoosh], vsdt-v [vaste kijkrichting] en controleconditie [cc]) x 4 (tijd: pre, post, follow-up1 en follow-up 2) design van herhaalde metingen tussen proefpersonen, met conditie als factor tussen proefpersonen en tijd als factor binnen proefpersonen. Afhankelijke variabelen waren de sud’s (‘Emotionaliteit’) en ‘levendigheid’ van de herinnering. Aangezien drie assistenten (masterstudenten) de procedures uitvoerden, werd ook de ‘assistent’ als factor meegeteld.

Data-analyse

Hoewel een poweranalyse in de Bayesiaanse statistiek niet nodig is, werd er een uitgevoerd alsof het testen van nulhypothesen zou worden uitgevoerd. De analyse toonde aan dat om een power van 0,8 te verkrijgen met een kans van 0,05 en een geschatte effectgrootte of 0,25, 138 participanten nodig waren. Om een gelijke verdeling over condities en over onderzoeksassistenten te verkrijgen, werden gegevens van 144 participanten verzameld. Alle gegevens werden geanalyseerd met behulp van Bayesiaanse statistiek waarbij hypothesen werden geëvalueerd met Bayes-factoren. Een Bayes-factor (bf) is een maat voor de relatieve ondersteuning van een hypothese of model in vergelijking met een of meerdere andere modellen. De notatie bf12 wordt bijvoorbeeld gebruikt om de ondersteuning voor h1 ten opzichte van h2 uit te drukken. Merk op dat h1 en h2 een informatieve hypothese kunnen zijn (bijv. door de verwachting uit te drukken dat bepaalde gemiddelde scores hoger zijn dan andere), een nulhypothese of een ongerichte hypothese. Als bf12 groter is dan één, is er ondersteuning voor h1, grotere waarden vertegenwoordigen meer ondersteuning. bf12 < 1 impliceert ondersteuning voor h2, waarbij kleinere waarden meer ondersteuning vertegenwoordigen. bf-waarden die dicht bij 1 liggen, duiden op gelijke ondersteuning voor beide hypothesen. Hoewel de afwezigheid van strikte afkappunten wordt gezien als een sterkte van Bayesiaanse hypothesetests en willekeurige dichotome beslissingen vermijdt, zijn er enkele richtlijnen voor het interpreteren van bf-waarden. Gewoonlijk wordt een bf van 3-10 geïnterpreteerd als matige ondersteuning voor een hypothese en een bf > 10 als sterke ondersteuning. bf’s van 1-3 worden gezien als anekdotisch bewijs, bf’s 0-1 als geen bewijs.

Replicatie

Voor replicatiedoeleinden werden specifieke hypothesen die voortkwamen uit eerdere onderzoeken naar vsdt, getest met behulp van nulhypothesetests in de statistische software biems (Mulder, Hoijtink, & de Leeuw, 2012). biems stelt de gebruiker in staat om specifieke hypothesen te formuleren met gelijkheids- en ongelijkheidsbeperkingen en statistisch de ondersteuning te vergelijken die de gegevens tonen voor elke hypothese. Samenvattend toonden eerdere studies aan dat vsdt superieur of gelijk was aan emdr wat betreft het verminderen van emotionaliteit en levendigheid van aversieve herinneringen en dat vsdt en emdr beide superieur waren aan een niet-actieve controleconditie (Matthijssen e.a., 2019). Daarom werden drie sets hypothesen getest met conditie als onafhankelijke variabele en verschilscores van sud en Levendigheid (pre-post, pre-fu 1, pre-fu 2) als afhankelijke variabele:

1. vsdt > emdr > controle conditie (cc)

2. vsdt = emdr > cc

3. vsdt = emdr = cc

De notatie bfh wordt gebruikt om steun uit te drukken voor een van de gespecificeerde hypothesen in vergelijking met de ongerichte hypothese.

Hoofdanalyse

Omdat er geen specifieke a-prioriverwachtingen waren met betrekking tot het effect van de verschillende vsdt-condities, werden Bayesiaanse variantieanalyses met herhaalde metingen (anova’s) uitgevoerd in de statistische software jasp (v0.11.1; jasp-team, 2019) om algemene verschillen tussen groepen te vergelijken. Conditie werd gebruikt als variabele tussen proefpersonen, de sud of levendigheid als de tijd binnen de proefpersonen. Vervolgens werden Bayesiaanse univariate anova’s uitgevoerd met verschilscores (pre-post, pre-fu1, pre-fu 2) als afhankelijke variabele en groep als onafhankelijke variabele om verschillen in ‘slope’ tussen de relevante tijdpunten te onderzoeken. Voor alle analyses werden default priors gebruikt (Rouder e.a., 2012). De notatie bfm wordt gebruikt om de kwantificering van de ondersteuning die de data toont voor één model te vergelijken met alle andere geteste modellen. De geteste modellen omvatten hoofdeffecten voor Conditie en Tijd, het interactie-effect en een combinatie hiervan. bfm werd berekend door de posterieure waarschijnlijkheid van het geteste model te delen door de gemiddelde posterieure waarschijnlijkheid van alle andere modellen. In post-hocanalyses wordt de notatie bf10 gebruikt om steun uit te drukken voor een enkele hypothese (dat wil zeggen dat de gemiddelde groepsscores verschillend waren) versus de nulhypothese. bf01 ondersteunt de nulhypothese versus de geteste hypothese. jasp corrigeert automatisch voor meervoudige tests door de eerdere waarschijnlijkheid die de nulhypothese voor alle vergelijkingen geldt vast te stellen op 0,5 (Westfall, Johnson, & Utts, 1997).

Resultaten

Beschrijvende statistiek

Gegevens werden verkregen van 144 participanten. Bij beide follow-upmetingen konden veertien deelnemers niet worden bereikt, wat leidde tot ontbrekende waarden. De ontbrekende follow-upmetingen waren ongeveer gelijk verdeeld over de condities (dat wil zeggen één tot vier per conditie). De emotionaliteit van de herinnering werd door de deelnemers bij aanvang beoordeeld met een gemiddelde sud-score van 7,98 (sd = 0,90). De gemiddelde score voor levendigheid bij aanvang was 8,17 (sd = 1,43). Voorbeelden van geselecteerde herinneringen waren: ouders die ruzie hadden tijdens echtscheiding, zelfmoord, een mislukte operatie. In de vsdt-condities beoordeelden deelnemers hun geselecteerde traumapunt in de cirkel met een gemiddelde score van 7,93 (sd = 0,97) en hun lachpunt 7,99 (sd = 0,83). De vsdt-procedure van swipen van het traumapunt naar het lachpunt, gecombineerd met de therapeut die ‘Whoosh!’ riep en de deelnemer die knipperde en zuchtte, werd ongeveer tien keer herhaald in alle vsdt-condities (m = 9,88, sd = 2,98) binnen de sessietijd. In de emdr-conditie werden gemiddeld 4,17 sets oogbewegingen (sd = 1,70) uitgevoerd. In negen gevallen (vsdt = 1; vsdt-c = 3; vsdt-v = 5) bereikte de sud-score van de aversieve herinnering nul voordat de sessietijd (van acht minuten) voorbij was.

Randomisatiecheck

Bayesiaanse anova’s toonden overtuigende ondersteuning voor het nulmodel zonder groeps­verschillen bij baseline voor zowel de sud (bfm = 21,73) als levendigheid (bfm = 8,38). Het nulmodel zonder groepsverschillen in leeftijd (Bayesiaanse anova; bfm = 12,67) en geslacht (Bayesiaanse kruistabel; bfm = 241,13) werd ook sterk ondersteund.

Replicatie

Gekwantificeerde ondersteuning voor alle hypothesen is weergegeven in tabel 1. Hypothese 1 (h1) stelt dat de verschilscores (sud of levendigheid) tussen de tijdstippen groter zijn voor deelnemers aan de vsdt-conditie in vergelijking met emdr, en de verschilscores in de emdr-conditie zijn groter dan de controleconditie (cc). Hypothese 2 (h2) stelt dat de vsdt-conditie gelijk is aan emdr, en beide hebben een sterker effect dan de cc. Hypothese 3 (h3) stelt dat de verschilscores voor alle condities gelijk zijn. Zie tabel 2 en tabel 3 voor de beschrijvende statistieken van alle verschilscores, van respectievelijk de sud en levendigheidsscores.

Emotionaliteit

Van pre tot post wijzen de Bayes-factoren op matige ondersteuning voor h1 in vergelijking met h3 en minimaal bewijs in vergelijking met h2. Van pre tot follow-up 1 (1 week), toont h1 matige ondersteuning in vergelijking met h2 en h3. Van pre tot follow-up 2 (vier weken) krijgt h1 anekdotische ondersteuning vergeleken met h2 en h3. Opvallend is dat van pre tot post h2 ook matige ondersteuning krijgt in vergelijking met h3 en van pre tot follow-up 2 anekdotische ondersteuning in vergelijking met h3.

Levendigheid

Van pre tot post, pre tot follow-up 1 en pre tot follow-up 2 krijgt h1 matige ondersteuning in vergelijking tot h3. In vergelijking met h2 is er anekdotisch bewijs op alle tijdstippen (pre-tot-post, pre-follow-up 1, pre-follow-up 2).

Tabel 1. Bayes-factoren voor alle geteste replicatiehypothesen vergeleken met de ongerichte hypothese, gespecificeerd per afhankelijke variabele, tijdstip, conditie en hypothese

AV

Tijd

Hypothese

BFh

SUD

Pre-post

H1. VSDT > EMDR > CC

3,74

H2. VSDT = EMDR > CC

1,81

H3. VSDT = EMDR = CC

0,53

Pre-FU1

H1. VSDT > EMDR > CC

2,34

H2. VSDT = EMDR > CC

0,74

H3. VSDT = EMDR = CC

0,54

Pre-FU2

H1. VSDT > EMDR > CC

2,94

H2. VSDT = EMDR > CC

2,17

H3. VSDT = EMDR = CC

1,21

Levendigheid

Pre-post

H1. VSDT > EMDR > CC

2,96

H2. VSDT = EMDR > CC

2,71

H3. VSDT = EMDR = CC

0,69

Pre-FU1

H1. VSDT > EMDR > CC

3,10

H2. VSDT = EMDR > CC

2,26

H3. VSDT = EMDR = CC

0,90

Pre-FU2

H1. VSDT > EMDR > CC

3,50

H2. VSDT = EMDR > CC

2,30

H3. VSDT = EMDR = CC

0,70

AV = afhankelijke variabele; SUD = subjective units of disturbance; FU1 = follow-up na 1 week;
FU2 = follow-up na 4 weken; CC = controleconditie.


Tabel 2. Gemiddelde (SD) afname in SUD score over verschillende meetmomenten

Pre-Post

d

Pre-FU1

d

Pre-FU2

d

CC

0,77 (1,01)

0,76

1,48 (1,23)

1,20

1,77 (1,47)

1,21

EMDR

1,38 (1,87)

0,73

1,38 (1,34)

1,03

2,22 (1,86)

1,19

VSDT

2,08 (1,86)

1,12

2,43 (1,85)

1,31

2,70 (2,02)

1,34

VSDT-C

2,58 (2,24)

1,15

3,07 (1,66)

1,85

2,68 (1,87)

1,43

VSDT-N

2,88 (2,21)

1,30

2,88 (2,03)

1,42

3,23 (2,00)

1,62

VSDT-V

3,06 (2,35)

1,31

2,73 (2,07)

1,32

3,10 (2,21)

1,40

SUD = subjective units of disturbance; FU1 = follow-up na 1 week; FU2 = follow-up na 4 weken;
CC = controleconditie; VSDT-C = VSDT zonder lachpunt; VSDT-N = VSDT zonder whoosh;
VSDT-V = VSDT met vaste kijkrichting; d = Cohen’s d.

Tabel 3. Gemiddelde (SD) afname in levendigheidsscores over verschillende meetmomenten

Pre-Post

d

Pre-FU1

d

Pre-FU2

d

CC

0,25 (1,16)

0,22

0,87 (1,80)

0,48

1,00 (1,45)

0,69

EMDR

1,08 (1,44)

0,75

1,38 (1,49)

0,92

1,80 (2,39)

0,76

VSDT

1,25 (2,13)

0,59

1,83 (2,15)

0,85

2,34 (2,26)

1,03

VSDT-C

0,88 (1,39)

0,63

2,07 (1,43)

1,44

2,50 (1,89)

1,32

VSDT-N

1,65 (1,96)

0,84

2,40 (1,99)

1,21

2,80 (2,76)

1,02

VSDT-V

1,58 (2,30)

0,69

2,41 (1,99)

1,21

2,43 (1,83)

1,33

FU1 = follow-up na 1 week; FU2 = follow-up na 4 weken; CC = controleconditie; VSDT-C = VSDT zonder lachpunt; VSDT-N = VSDT zonder whoosh; VSDT-V = VSDT met vaste kijkrichting; d = Cohen’s d.

Hoofdanalyses

Emotionaliteit

De Bayesiaanse anova met herhaalde metingen waarbij emotionaliteit (sud-scores) over tijd tussen groepen wordt vergeleken, toont de grootste ondersteuning voor een interactie-effect tussen conditie en tijd, bfm = 23,85, in vergelijking met alle andere modellen (alle bf’s < 1). Om deze interactie verder te specificeren, werden afzonderlijke Bayesiaanse univariate anova’s uitgevoerd met Conditie als onafhankelijke variabele en verschilscores (pre-post, pre-follow-up 1, pre-follow-up 2) als afhankelijke variabelen. Zie figuur 1 voor een grafisch overzicht van alle sud-beoordelingen. Zie tabel 2 voor beschrijvende statistieken van de verschilscores tussen relevante tijdstippen.

Pre-post

De analyse toonde overtuigende ondersteuning voor een verschil in afname in sud-scores tussen groepen van pre tot post, bfm = 82,60. Post-hocanalyses wijzen op een sterke ondersteuning voor grotere afnames voor alle vsdt-condities in vergelijking met de cc (vsdt: bf10 = 10,28; vsdt-c: bf10 = 39,23; vsdt-n: bf10 = 210,63; vsdt-v: bf10 = 318,83), en anekdotische tot matige ondersteuning voor grotere afnames voor alle drie de gewijzigde vsdt-protocollen in vergelijking met emdr ( vsdt-c: bf10 = 1,48; vsdt-n: bf10 = 3,63; vsdt-v: bf10 = 5,57). Alle andere onderlinge vergelijkingen kregen geen ondersteuning (bf10 < 1). Zie tabel 2 voor een overzicht van alle sud-verschilscores.

Pre-follow-up 1

Verschillen in sud-afname tussen groepen van pre- tot follow-up 1 werden sterk ondersteund door de Bayesiaanse anova, bfm = 10,57. Post-hocanalyses laten een verschillende mate van ondersteuning zien voor grotere afnames in alle vsdt-condities in vergelijking met de cc (vsdt: bf10 = 1,58; vsdt-c: bf10 = 43,46; vsdt-n: bf10 = 5,63; vsdt-v: bf10 = 3,19 ), evenals in vergelijking met de emdr-conditie (vsdt: bf10 = 1,74; vsdt-c: bf10 = 36,93; vsdt-n: bf10 = 5,44; vsdt-v: bf10 = 3,25). Geen van de andere onderlinge vergelijkingen kregen ondersteuning (bf10 < 1).

Figuur 1 Gemiddelde (SE) SUD-scores op alle meetmomenten per conditie

SUD = subjective units of disturbance; FU1 = follow-up na 1 week; FU2 = follow-up na 4 weken;
VSDT-C = VSDT zonder lachpunt; VSDT-N = VSDT zonder whoosh; VSDT-V = VSDT met vaste kijkrichting.

Pre-follow-up 2

De Bayesiaanse anova voor verschillende dalingen in sud-scores bood geen ondersteuning voor verschillen tussen groepen. In plaats daarvan kreeg het nulmodel de voorkeur, maar enkel met anekdotisch bewijs (bfm = 2,98). Post-hocanalyses tonen niet eenduidig tot matig bewijs voor grotere afnames in sud-scores tussen de vsdt-condities in vergelijking met de cc (vsdt: bf10 = 1,00; vsdt-c: bf10 = 1,06; vsdt-n: bf10 = 4,91; vsdt-v: bf10 = 2,45). Alle andere onderlinge vergelijkingen kregen geen ondersteuning (bf10 < 1).

Levendigheid

De Bayesiaanse anova met herhaalde metingen waarbij levendigheidsscores in de tijd tussen groepen worden vergeleken, toont de grootste ondersteuning voor een hoofdeffect van Conditie, een hoofdeffect van Tijd en geen interactie-effect (bfm = 5,33). Een model met alleen een hoofdeffect van Tijd wordt ook ondersteund (bfm = 1,88), terwijl een model met het interactie-effect geen relatieve ondersteuning krijgt in vergelijking met alle andere modellen (bfm = 0,49). Zie figuur 2 voor een grafisch overzicht van alle levendigheidsscores. Zie tabel 3 voor beschrijvende statistieken van de verschilscores tussen relevante tijdstippen.

Pre-post

De Bayesiaanse univariate anova die afnames in levendigheidsscores van pre tot post tussen condities vergelijkt, toont geen ondersteuning voor verschillen tussen groepen. In plaats daarvan kreeg het nulmodel de voorkeur, bfm = 2,03. Post-hocanalyses laten een verschillende mate van ondersteuning zien voor grotere verschillen in de meeste condities in vergelijking met de cc (emdr: bf10 = 1,99; vsdt: bf10 = 1,46; vsdt-n: bf10 = 9,46; vsdt-v: bf10 = 3,63). Alle andere onderlinge vergelijkingen worden niet ondersteund (bf10 < 1).

Pre-FU1

De analyse laat ongeveer gelijke ondersteuning zien voor het model inclusief verschillen tussen groepen (bfm = 1,05) in vergelijking met het nulmodel (bfm = 0,95). Post-hocanalyses tonen matige ondersteuning voor grotere dalingen in levendigheidsscores bij vergelijking van de verkorte vsdt-protocollen met de cc (vsdt-c: bf10 = 3,16; vsdt-n: bf10 = 4,45; vsdt-v: bf10 = 5,19). Ondersteuning voor verschillen tussen vsdt-n en vsdt-v in vergelijking met emdr is niet overtuigend, met bf’s dicht bij 1 (vsdt-N: bf10 = 1,56; vsdt-v: bf10 = 1,23). Alle andere onderlinge vergelijkingen worden niet ondersteund (bf10 < 1).

Pre-FU2

Verschillen in vermindering van levendigheid tussen groepen werden niet gevonden met de Bayesiaanse anova, bfm = 1,93. In post-hoc analyses wordt matige ondersteuning gevonden voor grotere afname van levendigheid voor alle vsdt-condities in vergelijking met de cc (vsdt: bf10 = 2,52; vsdt-c: bf10 = 8,33; vsdt-n: bf10 = 4,73; vsdt-v: bf10 =6,56). Alle andere onderlinge vergelijkingen krijgen geen ondersteuning (bf10 < 1).


Figuur 2 Gemiddelde (SE) levendigheidsscores voor alle meetmomenten per conditie.

FU1 = follow-up na 1 week; FU2 = follow-up na 4 weken; VSDT-C = VSDT zonder lachpunt; VSDT-N = VSDT zonder whoosh; VSDT-V = VSDT met vaste kijkrichting.

Discussie

Het doel van deze studie was tweeledig. Een doel was om de eerdere studie van Matthijssen en anderen (2019) te repliceren en het tweede doel was om mogelijke werkingsmechanismen van vsdt te onderzoeken. De huidige bevindingen repliceren eerdere bevindingen (Matthijssen e.a., 2019) in die zin dat vsdt de emotionaliteit en levendigheid van intrusieve herinneringen verminderde, niet alleen onmiddellijk na de interventie, maar ook bij follow-up na één en vier weken. Van pre naar post, en van pre naar één week en vier weken follow-up, toonden de resultaten de meeste ondersteuning voor superioriteit van vsdt ten opzichte van emdr en de controleconditie, en superioriteit van emdr ten opzichte van de controleconditie bij het verminderen van emotionaliteit van aversieve herinneringen bij gezonde deelnemers. Er is echter ook enige ondersteuning voor een vergelijkbaar effect van emdr en vsdt, die beide beter presteren dan de controleconditie. Het verschil tussen het model waar vsdt het beter deed dan beide is slechts iets sterker dan het model waarin vsdt en emdr beide beter presteerden dan de controleconditie. Ook laten de resultaten van het onderzoek zien dat de verschillen in effect na vier weken follow-up kleiner waren dan bij de postmeting en bij een week follow-up. Resultaten van levendigheid vertonen eenzelfde patroon en repliceren ruwweg de bevindingen van Matthijssen en anderen (2019). vsdt presteert op elk moment beter dan zowel emdr als de controleconditie, maar het verschil met het model waarin emdr even effectief was als vsdt en beide beter presteerden dan de controleconditie, is klein.

Het tweede doel was het onderzoeken van het werkingsmechanisme van vsdt. De studie bevatte een reeks gemanipuleerde vsdt-condities om het effect van de verschillende veronderstelde hypothesen voor werkingsmechanismen van vsdt te onderzoeken. Er werden drie verschillende werkingsmechanismen onderzocht. De resultaten toonden aan dat geen van de protocolvarianten superieur bleek te zijn ten opzichte van de andere en dat geen enkele minder effectief was dan het oorspronkelijke vsdt-protocol. Omdat de drie verschillende varianten van de vsdt die in dit experiment werden gebruikt, gelijkwaardige resultaten lieten zien, blijft het onduidelijk hoe de effecten van vsdt kunnen worden verklaard. Opwinding, kijkrichting en contraconditionering lijken niet cruciaal te zijn voor het effect. Opmerkelijk genoeg, door elk van deze originele elementen weg te laten die als een cruciaal onderdeel van de procedure worden beschouwd (dat wil zeggen: de exacte locatie van het trauma/het lachpunt kiezen, inductie van arousal en het opwekken van een positief gevoel na het ophalen van een traumatische herinnering), was het resultaat van de vsdt-methode minstens zo goed als, en de originele versie zelfs iets beter dan emdr, een van de meest effectieve methoden op het gebied van traumabehandeling. De vraag is daarom wat de oorzaak ervan is dat de herinneringen van mensen die vsdt ondergaan hun levendigheid en emotionaliteit verliezen? Met andere woorden, wat blijft er over wat deze interventie zo effectief maakt? Een van de mogelijke verklaringen is dat de combinatie van verschillende werkingsmechanismen verantwoordelijk is voor het effect, en dat het weglaten van een ervan de procedure nog steeds tot een sterke interventie maakt. Een andere verklaring is dat het mechanisme dat de procedure daadwerkelijk effectief maakt in het huidige onderzoek niet is onderzocht. Het effect van suggestie is een van die verklaringen. In de vsdt-procedure vraagt de onderzoeker of de therapeut duidelijk hoeveel emotionaliteit is afgenomen, elke keer wanneer men de resterende emotionaliteit van het geselecteerde herinnering controleert. De vraag is echter of zo’n suggestieve vraag, zelfs na vier weken, zo’n krachtig effect kan uitlokken. Wellicht is een betere verklaring het knipperen van de ogen. Mensen wordt gevraagd zo snel mogelijk met hun ogen te knipperen. Er is beschreven dat tijdens het knipperen de neuronale activiteit in de pariëtale en prefrontale cortex actief wordt onderdrukt (Bristow e.a., 2005), maar hoe dit de reconsolidatie van herinneringen zou kunnen beïnvloeden, is onbekend. Daarnaast kan ook zuchten, een procedure die participanten opzettelijk moeten uitvoeren, een essentiële rol spelen. Verschillende patiënten die met vsdt werden behandeld, noemen dat het zuchtende element hen het gevoel gaf dat spanning en naarheid verdwenen. Een toekomstig onderzoek waarin deze onderdelen verder worden onderzocht, zal meer informatie moeten geven over de toegevoegde waarde hiervan.

Met betrekking tot de beperkingen van de huidige studie moet het duidelijk zijn dat deze studie de werkzaamheid testte van verkorte versies van therapeutische procedures die werden toegepast op geselecteerde herinneringen van gezonde participanten. Ondanks dat vsdt effectief lijkt te zijn in het verminderen van de emotionaliteit van aversieve herinneringen in deze studie, kan niet worden geconcludeerd dat het een effectieve therapie is voor patiënten die lijden aan psychische aandoeningen, zoals angststoornissen, of mensen die lijden aan ptss. Vandaar dat in ieder geval de huidige, maar ook de eerdere studies over vsdt, een gerandomiseerde studie rechtvaardigen bij patiënten met een gediagnosticeerde aandoening zoals ptss. Daarnaast waren er meer vrouwen dan mannen die meededen de studie. Geslacht was echter gelijk verdeeld over de condities en er is geen a-priorireden om aan te nemen dat mannelijke deelnemers anders zouden reageren op de interventie in vergelijking met vrouwen.

Concluderend ondersteunen de huidige resultaten het idee dat vsdt in staat is om de emotionaliteit en levendigheid van aversieve herinneringen te verminderen. Omdat het onduidelijk blijft hoe vsdt precies zijn positieve effecten oplevert, is – omdat vsdt opmerkelijk effectief is – replicatie van de huidige bevindingen in een klinische groep zeer relevant.

Noot

* Dit artikel is een Nederlandse vertaling van het Engelstalige artikel: Matthijssen, S.J., Brouwers, T.C., Hout, M.A. van den, Klugkist, I.G., & Jongh, A. de (2021). A randomized controlled dismantling study of Visual Schema Displacement Therapy (VSDT) vs an abbreviated EMDR protocol vs a non-active control condition in individuals with disturbing memories. European Journal of Psychotraumatology12, 1883924.

Literatuur

Anderson, A.K., Yamaguchi, Y., Grabski, W., & Lacka, D. (2006). Emotional memories are not all created equal: evidence for selective memory enhancement. Learning & Memory13, 711-718.

Baddeley, A. (2012). Working memory: Theories, models, and controversies. Annual Review of Psychology63, 1-29.

Brewin, C.R., Gregory, J.D., Lipton, M., & Burgess, N. (2010). Intrusive images in psychological disorders: characteristics, neural mechanisms, and treatment implications. Psychological Review, 117, 210-232.

Bristow, D., Haynes, J.D., Sylvester, R., Frith, C.D., & Rees, G. (2005). Blinking suppresses the neural response to unchanging retinal stimulation. Current Biology, 15, 1296-1300.

Foa, E.B., Riggs, D.S., & Gershuny, B.S. (1995). Arousal, numbing, and intrusion: Symptom structure of PTSD following assault. The American Journal of Psychiatry, 152, 116-120.

Holmes, E.A., & Bourne, C. (2008). Inducing and modulating intrusive emotional memories:
A review of the trauma film paradigm. Acta Psychologica127, 553-566.

Hout, M.A. van den, & Engelhard, I.M. (2012). How does EMDR work? Journal of Experimental Psychopathology3, 724-738.

International Society for Traumatic Stress Studies. (2018). ISTSS prevention and treatment guidelines. Geraadpleegd van www.istss.org/treatingtrauma/new-istss-prevention-and-treatment-guidelines.aspx.

JASP Team (2019). JASP (Version 0.11.1)[Computer software].

Jaycox, L.H., Foa, E.B., & Morral, A.R. (1998). Influence of emotional engagement and habituation on exposure therapy for PTSD. Journal of Consulting and Clinical Psychology66, 185-192.

Jongh, A. de, Broeke, E. ten, Farrell, D. & Maxfield, L. (2020). Empirically supported psychological treatments: EMDR. In J.G. Beck & D.M. Sloan (Eds.), Handbook of traumatic stress disorders (2nd ed.). Oxford: Oxford University Press.

Littel, M., Remijn, M., Tinga, A.M., Engelhard, I.M., & Hout, M.A. van den (2017). Stress enhances the memory-degrading effects of eye movements on emotionally neutral memories. Clinical Psychological Science5, 316-324.

Matthijssen, S.J.M.A., Beerschoten, L.M. van, Jongh, A. de, Klugkist, I.G., & Hout, M.A. van den (2019). Effects of ‘Visual Schema Displacement Therapy’ (VSDT), an abbreviated EMDR protocol and a control condition on emotionality and vividness of aversive memories: Two critical analogue studies. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry63, 48-56.

Mulder, J., Hoijtink, H., & Leeuw, C. de (٢٠١٢). BIEMS: A Fortran 90 program for calculating Bayes factors for inequality and equality constrained models. Journal of Statistical Software, 46.

Newall, C., Watson, T., Grant, K.A., & Richardson, R. (2017). The relative effectiveness of extinction and counter-conditioning in diminishing children’s fear. Behaviour Research and Therapy, 95, 42-49.

Rouder, J.N., Morey R.D., Speckman P.L., & Province J.M. (2012). Default Bayes factors for ANOVA designs. Journal of Mathematical Psychology, 56, 356-374.

Shapiro, F. (2018). Eye movement desensitization and reprocessing: Basic principles, protocols, and procedures (3rd edition). New York: Guilford Press.

Sinclair, A.H., & Barense, M.D. (2018). Surprise and destabilize: prediction error influences episodic memory reconsolidation. Learning & Memory, 25, 369-381.

Spieth, P.M., Kubasch, A.S., Penzlin, A.I., Illigens, B.M.W., Barlinn, K., & Siepmann, T. (2016). Randomized controlled trials - a matter of design. Neuropsychiatric Disease and Treatment12, 1341-1349.

Staring, A.B.P., Berg, D.P.G. van den, Cath, D.C., Schoorl, M., Engelhard, I.M., & Korrelboom, C.W. (2016). Self-esteem treatment in anxiety: A randomized controlled crossover trial of eye movement desensitization and reprocessing (EMDR) versus competitive memory training (COMET) in patients with anxiety disorders. Behaviour Research and Therapy, 82, 11-20.

Westfall, P.H., Johnson, W.O., & Utts, J.M. (1997). A Bayesian perspective on the Bonferroni adjustment. Biometrika, 84, 419-427.

Wolpe, J. (1969). The practice of behavior therapy (2nd ed.). New York: Pergamon Press.

World Health Organization. (2013). Guidelines for the management of conditions that are specifically related to stress. Geneva, Switzerland: WHO.

Abstract

VSDT: strange but promising. A randomized controlled dismantling study of Visual Schema Displacement Therapy (VSDT) vs an abbreviated EMDR protocol vs a non-active control condition in individuals with disturbing memories

Visual Schema Displacement Therapy (vsdt) is a novel therapy for the treatment of fears and trauma-related mental health problems including ptsd. vsdt proved to be effective in reducing emotionality of aversive memories in healthy individuals in two previous randomized controlled trials and outperformed both a non-active control condition (cc) and an abbreviated version of emdr therapy, a well-established first-line treatment for posttraumatic stress disorder. In an effort to enhance the understanding concerning the efficacy of vsdt, and to determine its active components, a dismantling study was conducted in individuals with disturbing memories in which the effects of vsdt were tested against emdr therapy, a non-active cc and three different vsdt-protocols, each excluding or altering a hypothesized active component. Method: Participants (N = 144) were asked to recall an emotional aversive event and were randomly assigned to one of these six interventions, each lasting eight minutes. Emotional disturbance and vividness of participants’ memories were rated before and after the intervention and at one and four-week follow-up. Replicatory Bayesian analyses supported hypotheses in which vsdt was superior to the cc and the emdr condition in reducing emotionality, both directly after the intervention and at one week follow-up. However, at four-week follow-up, vsdt proved equal to emdr while both treatments were superior to the cc. Concerning vividness the data also showed support for hypotheses predicting vsdt being equal to emdr and both being superior to the cc in vividness reduction. Further analyses specifying differences between the abbreviated vsdt protocols detected no differences between these conditions. It remains unclear how vsdt yields its positive effects. Because vsdt appears to be unique and effective in decreasing emotionality of aversive memories, replication of the results in clinical samples is needed.

Dr. Suzy Matthijssen, klinisch psycholoog, senior onderzoeker, hoofd Altrecht Academisch
Angstcentrum, Utrecht.
E-mail n s.matthijssen@altrecht.nl

Naar boven