Gelezen

Ina Leeuw

Wereldwijd wordt geschat dat er meer dan 264 miljoen mensen lijden aan een depressie (Disease and Injury Incidence and Prevalence Collaborators, 2018). Depressie draagt wereldwijd in grote mate bij aan de ziektelast. Ernstige depressies kunnen leiden tot suïcide. Per jaar sterven bijna 800000 mensen door suïcide. Bij de 15-29 jarigen is suïcide wereldwijd de tweede doodsoorzaak.

Dat Alex Korb een wetenschappelijk onderbouwde bijdrage wil leveren aan de behandeling van depressie vanuit de neurowetenschappen prikkelt daarom. Het is een welkome aanvulling op de reguliere richtlijnbehandelingen, die allemaal nog steeds een bescheiden effect hebben.

Alex Korb is neurowetenschapper die voornamelijk onderzoek doet naar de hersenen. Hij is op dit moment als postdoctoraal neurowetenschappelijk onderzoeker verbonden aan de vakgroep Psychiatrie van de ucla. Dat is te merken bij het lezen van zijn boek.

In het boek, waarin hij de theorie en bevindingen uiteenzet, begint hij met deel 1 waarin hij vanuit neurowetenschappelijke inzichten uitlegt hoe depressies ontstaan, dan wel hoe je gevangen kan komen zitten in een neerwaartse spiraal. In hoofdstuk 1 start hij met de plattegrond van het depressieve brein. Er wordt uitgelegd wat de basisbeginselen zijn van de neurowetenschap en wat de chemische kant is van depressie (neurotransmitters). In vogelvlucht wordt de lezer meegenomen in de circuits die een rol spelen bij depressie, zoals het ‘denkende’ brein (prefrontale cortex), het ‘voelende’ brein (het limbisch systeem, met in meer detail informatie over de invloed van stress op de hypothalamus, de invloed van angst op de amygdala, geheugen en de hippocampus, aandacht en de cortex cingularis, het striatum en de insula), en wat (en of) er iets mis is met het brein als iemand een depressie ontwikkelt. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de vraag hoe iemand verstrikt raakt in angst en zorgen; waarom een brein piekert en angstig is en wat de functie kan zijn van angst en piekeren. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de manier waarop het brein de voorkeur geeft aan emoties, stemmingscongruente aandachtsbias, het opmerken van fouten en de rol en invloed van pijn op het brein. In hoofdstuk 4 wordt het ontstaan en de instandhouding van slechte gewoontes besproken, de ontwikkeling van routines en de rol van stress en vermoeidheid.

In deel 2 bespreekt hij hoe relatief kleine gedragsveranderingen een opwaartse spiraal in gang kunnen zetten, waardoor er herstel van een depressie kan plaatsvinden. Beweging als medicijn voor je hersenen; doelen formuleren en beslissingen nemen; geef je brein rust; ontwikkel positieve gewoontes; doe je voordeel met biofeedback; activeer je dankbaarheidscircuit; leun op de kracht van anderen en tot slot je brein in therapie.

Het boek wordt wervend omschreven als grappig en humorvol; de humor en voorbeelden sluiten bij mij echter niet zo aan. Alle grappige anekdotes geven mij als lezer en frequent behandelaar van stemmingsstoornissen het gevoel dat hij ver afstaat van de depressieve patiënt. De uitleg over de inzichten die de neurowetenschap heeft, is echter duidelijk en helder en geeft gaandeweg een neurowetenschappelijke onderlegger waarom bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie effectief kan zijn bij behandeling van een depressie.

Een paar voorbeelden. Waar ik in het operante deel van de behandeling uitleg dat fijne dingen doen goed zijn voor je stemming en daarmee helpen om minder somber te worden en het dus belangrijk is te gaan voelen waar je positief op reageert, legt Alex Korb uit dat uit onderzoek blijkt dat bijvoorbeeld massages je serotonineniveau met 30 procent verhogen. En wat een verrassend feit en voor mij nieuw inzicht is, is dat lichaamsbeweging zowel de serotonineproductie als de afgifte verhoogt, maar dat als je het idee hebt dat je moet bewegen het effect (deels) uitblijft. “Een bewuste keuze voor lichaamsbeweging verandert het neurochemische effect ervan. Dat kan het resultaat zijn van je oude instincten – het verschil tussen rennen omdat je op iets jaagt, en rennen omdat iets op jou jaagt (p.113)”.

Andere tips zijn echter van zo’n eenvoud dat ik me niet kan voorstellen dat iemand die echt somber is daarmee uit de voeten kan. “Accepteer dat je niet perfect bent” lijkt me echt een brug te ver op het moment dat je voldoet aan de klinische criteria. Wel zijn er veel componenten die behulpzaam zijn en een neurowetenschappelijke onderbouwing geven van het belang van bepaalde interventies. De uitleg over het belang van slapen en een goede slaaphygiëne is bijvoorbeeld goed en informatief, evenals het hoofdstuk over het activeren van je dankbaarheidscircuit.

Het werkboek is nog dikker dan het basisboek. De taal is uitnodigend (“In hoofdstuk 1 komen een heleboel termen aan de orde, die je echt niet allemaal hoeft te onthouden… als al die feitjes je niet zoveel kunnen schelen, is dat ook prima. Ook dan doen de oefeningen in dit boek gewoon hun werk”), maar de hoeveelheid informatie en oefeningen is wat overweldigend, ook als je geen depressie hebt. Er wordt nadrukkelijk uitgenodigd dat hoofdstuk te lezen dat op dat moment het meest relevant is, maar dan nog is de informatiedichtheid hoog. Dit zou als zelfhulpboek aan kunnen sluiten bij hoogopgeleide cliënten die niet meer dan een milde depressie hebben. In een cognitieve gedragstherapie kan het helpen ter onderbouwing van interventies, zeker als mensen willen weten waaróm ze actiever moeten worden, anders moeten denken etc., en zouden er gerichte passages opgegeven kunnen worden als huiswerk.

Dit boek introduceert een ‘ziektemodel’ dat bij sommige patiënten goed aan kan sluiten en kan ‘ontschuldigen’, en een rationale geeft over neurotransmitters die in disbalans zijn. En daarin zit de keerzijde van het boek: het neigt tot reductionisme en simplificering.

Het impliceert een zekere eenvoudigheid en maakbaarheid die geen recht doet aan de complexiteit van een stemmingsstoornis. Het gaat bijvoorbeeld voorbij aan existentiële problematiek die kan spelen bij een depressie. Bij de diverse patiënten die ik behandel, waar vooral interpersoonlijke conflicten of verliezen spelen, sluit dit boek niet aan. Daarnaast brengt de eenvoud een soort maakbaarheid met zich mee: als alle stappen worden opgevolgd is de depressie gefikst. Ook dat doet geen recht aan de complexe en ingewikkelde werkelijkheid van een stemmingsstoornis, maar ook niet aan de realiteit die zich afspeelt in de behandelrelatie. Deze voorstelling van zaken is vergelijkbaar met een symfonieorkest waarin alle partijen perfect worden gespeeld, maar er geen dirigent en samenhang is.

Dit is ook merkbaar aan de gekozen taal die afstandelijk en mechanisch overkomt. Daardoor kan het contact dat iemand met zichzelf maakt (nog verder) vervreemden. Op
p. 53 wordt bijvoorbeeld genoemd “…als het merkt dat je een fout hebt gemaakt waar-schuwt de congularis anterior de prefrontale cortex: ‘Hé, dit is iets waar we aandacht aan moeten besteden. Tijd om wat verwerkingscapaciteit in te zetten’”. Dit gaat voorbij aan hoe iemand gevoelens beleeft, ze zich eigen maakt, erop leert reflecteren en ze te verwoorden.

Een ander kritiekpunt is dat alcohol- en drugsgebruik slechts kort worden genoemd als niet-helpende gewoontes, waarbij ze worden benoemd als manieren om je staande te houden. “Als je gewoontes je niet aanstaan, kun je ze veranderen.” Hier mis ik goede uitleg over de effecten van alcohol en drugs op stemming. David Nutt, psychiater en hoogleraar neuropsychofarmacologie stelt dat regelmatig, chronisch alcoholgebruik van invloed is op het serotoninesysteem en je brein depressief ontregelt (Nutt, 2020). Daarnaast is het zo dat een negatieve gemoedstoestand ertoe kan leiden dat iemand meer gaat drinken. Alcohol wordt vaak gebruikt door depressieve patiënten als zelfmedicatie, maar hierover is Korb mijns inziens te kort. Er wordt vrijwel geen uitleg gegeven over het feit dat er veel winst is te halen als iemand overmatig drinkt, of anders gesteld: matig tot geen alcoholgebruik een voorwaarde kan zijn om te kunnen herstellen van een depressieve episode.

Het boek geeft wel veel perspectief en biedt talloze mogelijkheden zelf iets te doen aan je klachten. En dat doet het soms op een eenvoudige, maar daarmee ook concrete en dus toepasbare manier. Bijvoorbeeld het zoeken van ontzag en bewondering, want “dit resulteert in minder activiteit in de ik-gerichte gebieden van de prefrontale cortex (Ishizu & Zeki in Korb, 2020)”, (p.174). Een paar suggesties die worden gedaan, zijn bijvoorbeeld naar een zonsondergang kijken, naar de nachtelijke sterrenhemel kijken, naar een uitkijkpunt wandelen of rijden, een kerk bezoeken etc. Waar ik binnen de cognitieve gedragstherapie probeer iemand zelf weer contact te laten maken waar zijn stemming van omhoog gaat, is Korb praktisch en directief. Er is een groep patiënten die dat prettig zal vinden, juist omdat ze geen idee meer hebben waar hun stemming van verbetert. Een van mijn patiënten zei tegen mij na een aantal sessies of ik geen ‘recept’ voor haar had wat ze moest opvolgen, omdat het haar niet lukte zelf dingen te voelen noch bedenken die haar stemming positief beïnvloedden. Met het boek van Korb kan ik haar daarin meer tegemoetkomen.

Ander kritiekpunt is dat het mij als gezond mens met een grote liefde voor neuropsychologie veel energie kostte de informatie goed op te nemen. Depressieve mensen hebben als kenmerk concentratieproblemen: als ik dit aan iemand in mijn behandelkamer teruggeef, is de kans op ontmoediging en overvraging zeer groot.

Alex Korb is een neurowetenschapper, gespecialiseerd in depressie. Het is dus geen psychotherapeut, gespecialiseerd in depressie. Maar toch blijf ik met een positief gevoel achter en ben ik blij dat het boek in mijn boekenkast staat. De opgedane kennis over de neurowetenschappelijke onderbouwing van interventies vind ik van waarde en neem ik mee, maar wel als dirigent van het orkest.

Literatuur

Disease and Injury Incidence and Prevalence Collaborators. (2018). Global, regional, and national incidence, prevalence, and years lived with disability for 354 diseases and injuries for 195 countries and territories, 1990–2017: a systematic analysis for the Global Burden of Disease Study 2017. The Lancet, 392, 1789-1858.

Nutt, D. (2020). Drankje? De nieuwste inzichten over alcohol en gezondheid. Amsterdam: Nieuwezijds.

Ina Leeuw is gz-psycholoog en -psychotherapeut; ze is redacteur van dit tijdschrift.

Naar boven

Nieuwe locatie

Vanaf nu zijn alle artikelen via het platform van Boom op www.boomportaal.nl/tijdschrift/TVPT te raadplegen. Op de nieuwe omgeving is het tijdschrift te raadplegen via een Boom-account. Instructies hiervoor zijn begin september per e-mail verstuurd. Voor vragen kunt u contact opnemen met abonnementen@boom.nl.