Inleiding

Maud Schaepkens

Inmiddels is het een dik jaar geleden dat we allemaal ineens noodgedwongen overstapten op online behandelen; de meesten van ons met minimale ervaring op dat gebied, nog nooit eerder met een cliënt gebeeldbeld. De inzet van e-healthmodules was voor velen het enige ‘online behandelen’ wat zij tot dan toe hadden gedaan. Dat gold voor mij ook. En hoewel de aanleiding vervelend was, nam ik met veel enthousiasme deel aan een spoedcursus online behandelen, volgde ik zowat iedere avond een webinar en haalde ik mijn (psychotherapeutische) hart op dankzij alle nieuwe kennis en ervaring die ik zo verwierf.

Na een jaar voel ik mij inmiddels steeds meer thuis in het beeldbellen met cliënten. Al kan er niets op tegen een live stoelenoefening in de therapiekamer, ik voel mij inmiddels ook aardig vertrouwd met het doen van imaginatie-oefeningen, emdr en zelfs het werken met stoelen via het beeldscherm. Daarnaast geniet ik inmiddels van enkele wandelsessies per week, een welkome afwisseling naast het beeldbellen.

Onder collega’s hoor ik wisselende geluiden over online behandelen. De een wordt er vooral vermoeid van, de ander vindt het ingewikkeld om de oefeningen die hij doorgaans in de kamer doet nu vanachter een scherm vorm te geven. Zowel onder collega’s als breder binnen ons vakgebied, en ook in de wetenschap, is online behandelen nog steeds een relatief nieuw thema. Met dit themanummer Online behandelen hopen wij een bijdrage te leveren aan de beginnende discussie.

Viviane Thewissen en Nicole Gunther schreven een narratieve review over de werkzaamheid van online psychotherapeutische behandeling, waarbij zij ingaan op diverse psychische aandoeningen en leeftijdsgroepen. In deze update van hun eerder in dit tijdschrift verschenen overzichtsartikel in 2015, komt zowel de effectiviteit van online cognitieve gedragstherapie (cgt), interpersoonlijke psychotherapie (ipt) als psychodynamische psychotherapie (pdt) aan bod. Naast de verschillen en gelijkenissen in werkzaamheid tussen face to face en online, komen voordelen van online behandelen aan de orde en doen de auteurs handreikingen voor nader onderzoek in de toekomst. Vooralsnog blijft met name het onderzoek naar online behandelinterventies onder zowel ouderen als kinderen en adolescenten achter op dat onder volwassenen. De auteurs maken duidelijk dat er nog genoeg te achterhalen is, dus wie pakt het stokje van de onderzoekers over?

Edwin de Beurs, Matthijs Blankers, Anneke Goudriaan, Mariken de Koning en Jack Dekker peilden binnen hun organisatie Arkin ggz de ervaringen en meningen van cliënten ten aanzien van online behandeling. De bevraagde cliënten waren mensen met uiteenlopende klachten en problemen, die behandeling kregen bij verschillende behandelafdelingen binnen de organisatie. Zo waren er respondenten die een behandeling kregen gericht op depressieve klachten, anderen kregen behandeling vanwege angstklachten en weer anderen gericht op verslaving. Aan bod komt wat zij als voor- en nadelen ervaren van online behandeling, welke doelgroep zich het meest positief dan wel negatief uitte over online behandeling, en voor welke doelgroep het meer dan wel minder geschikt lijkt te zijn. De vraag is echter, zo vermelden ook de auteurs, of de vergaarde ervaringen mogelijk gekleurd worden door de abruptheid waarmee we met z’n allen over moesten stappen op ‘zorg-op-afstand’. De auteurs reiken dan ook adviezen aan op zowel praktisch (online behandeling) als wetenschappelijk vlak. Wat als je straks na de coronacrisis een vergelijkbare enquête afneemt, met een gedegen voorbereiding en een geoptimaliseerde (blended) behandeling?

Dorien Philipszoon peilde met name de ervaringen van therapeuten. Specifiek was zij nieuwsgierig naar wat online behandelen doet met de therapeutische relatie en met de therapeut zelf. Heel wat ervaringen worden beschreven, waarbij een aantal factoren lijken terug te keren. Aan de hand van de werkzame factoren in psychotherapie beschouwt de auteur vervolgens of de beperktere communicatie van invloed kan zijn op de therapeutische relatie en op de effectiviteit van psychotherapie. De auteur benoemt specifieke problematieken en behandelvormen waarbij online behandeling in meer of juist mindere mate toepasbaar zou kunnen zijn. Tot slot geeft ook zij adviezen ten aanzien van toekomstig onderzoek op dit gebied.

Zo zie ik het ook om me heen bij collega’s – de een schroomt en blijft na een jaar nog steeds liever ver van de laptop vandaan waar het gaat om behandelsessies, de ander is enthousiast en grijpt alles aan om ervan te leren en te blijven groeien. Tot die laatste categorie lijkt Marc Daemen te behoren. Hij startte in januari dit jaar een online groepsleertherapie. Hij schrijft een forumbijdrage, waarin hij de lezer meeneemt in het proces van het tot stand komen van de groep tot en met het verloop van de eerste sessies. Tijdens het lezen zag ik het allemaal voor me gebeuren en beleefde ik diverse groepsmomenten als het ware mee. Aan levendigheid lijkt de groep door online werken dan ook niet te hebben ingeboet. De auteur maakt mij nieuwsgierig naar online groepsleertherapie. Wie weet, zet ik de stap in de toekomst nog wel!

Wat betekent het dat we enkel het gezicht (en niet de rest van het lijf) van onze gesprekspartner kunnen zien tijdens het beeldbellen? Daar gaan Guido Machielsen, Chuck van de Vlasakker, Inge de Kerf en Paul Soons in hun forumbijdrage op in. ‘Face to face’ heeft, dankzij het beeldbellen, een andere betekenis gekregen dan oorspronkelijk bedoeld is. De auteurs noemen zes aandachtspunten die volgens hen in ieder geval van belang zijn bij online behandelen. Zelfs een menu voor een gezonde geest komt aan bod, in de vorm van de ‘Healthy Mind Platter’ – geen schijf van vijf, zoals we vanuit het Voedingscentrum gewend zijn, maar een ware schijf van zeven die ons kan helpen goed te zorgen voor ons mentale welzijn. Tot slot blikken de auteurs vooruit op de toekomst: blijven we (deels) online behandelen of zal de digitale wereld het zelfs ooit van óns overnemen?

Dat laatste zullen velen niet zien zitten, verwacht ik. Peter Daansen haalt in zijn column cliënten aan die tenslotte nu al balen van het tweedimensionale contact via het beeldbellen. Sommigen van hen vluchten naar de auto om het gesprek te voeren, omdat ze thuis ieder moment gestoord kunnen worden. Daansen blikt terug op hoe hij vijftien jaar geleden al actief was met online behandelen, en ook toen raakten cliënten lastig overtuigd van de voordelen van online. Het lijkt er volgens hem op dat, met de ggz voor iedere Nederlander op beperkte reisafstand, men hier nog niet zo gauw volledig zal overstappen op online, als dat niet per se nodig is. Maar of dat over tien jaar nog altijd zo is?
Over de toekomst gesproken: Karsten doet in haar boek
Hoe swipe je een trauma weg? een gooi naar hoe we over een tijd en masse trauma’s behandelen. In mijn boekverslag lees je over de nieuwste technieken waar de auteur al enige tijd mee aan de slag is: van emdr 2.0 tot de Flash-techniek, en van vsdt tot Woosh. Ze beschrijft de technieken nauwgezet, de lezer kan er aan de hand van de protocollen gelijk mee aan de slag. De casusbeschrijvingen deden mij tijdens het lezen denken aan enkele van mijn eigen cliënten en ik raakte dan ook nieuwsgierig naar het uitproberen van de nieuwe behandeltechnieken. Anderzijds twijfel ik over het afstappen van de richtlijnen, die zijn er toch niet voor niets? Vooralsnog houd ik het zelf bij emdr 2.0 en volg ik de ontwikkelingen rond de nieuwe(re) technieken verder op.

Een psychotherapeut die lang voor de coronacrisis al frequent online behandelde en die dat inmiddels kwalitatief vergelijkbaar vindt met face to face, is Yalom. Tijdens een Zoom-interview vertelt hij over zijn ervaringen. Redactielid Marte Kaan doet verslag van zijn ‘constant zichzelf bevragen’. Zo is Yalom open over zijn rouw sinds het overlijden van zijn vrouw en over het teruglezen van zijn eigen teksten over rouw, evenals over wat dat met hem doet. Net als in diverse van zijn boeken, benadrukt hij ook nu het belang van de therapeutische relatie. Hoewel het wellicht veel bekends is wat Yalom zegt en deelt, werkt zijn verhaal toch – ook deze keer weer – inspirerend.

Tot slot in dit themanummer een verslag van ondergetekende van het webinar ‘De kunst van mindful communiceren in tijden van isolatie’. Koster en Heynekamp, auteurs van het gelijknamige boek, haalden de verschillende ‘programma’s’ uit het boek aan. Dat gebeurde echter zo snel dat het zonder boek lastig lijkt om er in de praktijk mee aan de slag te gaan. De daaropvolgende lezing van coauteur Maex deed de titel van het webinar meer eer aan: hij legde uit wat mindful communiceren eigenlijk is, hoe je dat in het therapeutische contact doet en hoe je daarbij op adequate wijze voor jezelf als therapeut zorgt. Een korte meditatieoefening maakte het compleet; voor mij opnieuw een bevestiging dat online heel veel wél kan.

Met dit mooi gevulde themanummer hopen wij het gesprek en de discussie over online behandelen binnen ons vakgebied te openen. Doe uw voordeel met de rijke informatie, tips en tricks. Wellicht – en hopelijk – raken de wetenschappers onder ons zelfs geïnspireerd voor het opzetten van nieuw onderzoek. En praat vooral mee over hoe u het online behandelen ervaart, waar u daarbij tegenaan loopt en wat het u (en de cliënt) brengt. We nodigen u van harte uit te reageren, op LinkedIn of in een van onze volgende nummers.

Maud Schaepkens is als psychotherapeut werkzaam bij MET ggz in Hoensbroek. Daarnaast is zij als gastdocent werkzaam bij RINO Zuid en is zij eigenaar van tekstbureau MaudMedia en tevens redacteur van dit tijdschrift. E-mail mschaepkens@metggz.nl

De nieuwste e-learningmodule van het Tijdschrift voor Psychotherapie hoort bij het artikel ‘Bruikbaarheid en beperking van ‘moral injury’ in de klinische praktijk’ van Jackie June ter Heide uit nummer 6, 2020.

Ga naar www.psychotherapie-nascholing.nl voor meer informatie en om een plusabonnement af te sluiten waarmee u jaarlijks 8 nascholingspunten kunt behalen.

Naar boven