Danielle Oprel
Vanaf het moment dat Nederland piepend en krakend tot stilstand kwam als gevolg van covid-19, keken we met z’n allen uit naar 1 juno. De dag waarop we hopelijk meer vrijheid zouden krijgen. Die dag kwam, maar hij verliep anders dan verwacht.
De eerste juni 2020 was een warme Pinksterdag. Terwijl een deel van de bevolking de vrijheid vierde met een glas champagne op een terras of met een polonaise in een bruine kroeg, toog een ander deel naar de Dam voor de eerste van een reeks #blacklivesmatter-antiracismedemonstraties in Nederland. Ik hoorde bij de demonstranten. Mondkapje: check, handschoenen: check. Bordje ‘I can’t breathe’: check. De demonstratie leek wel een openluchtdienst. Met vurige sprekers en zinderende stiltes. Met duizenden dwingende blikken boven veelkleurige mondkapjes en evenveel gebalde vuisten in de lucht. Alsof een voorganger zong: ‘Black lives’, en de gemeente antwoordde: ‘matter’. Voorganger: ‘No justice’, gemeente: ‘no peace’.
In de afgelopen jaren zijn racisme en discriminatie salonfähig geworden. Teksten waar je decennia geleden nog pek en veren mee oogstte, zoals ‘vol is vol’, trekken vandaag de dag extra kiezers. Wat we voorheen ‘rechts-extremistisch’ zouden noemen, is tegenwoordig normale borrelpraat. Als zwarte Nederlander werd ik geregeld boos over zulke praat. Maar die boosheid sprak ik niet te fel uit, want ‘in Nederland moeten we kunnen zeggen wat we denken’. En ‘als je boos reageert, is het logisch dat mensen niet luisteren’. Als zwarte Nederlander werd ik er bang van. Maar ook die angst sprak ik vaak niet uit, want ‘je moet het niet groter maken dan het is’. En ‘je moet natuurlijk wel begrijpen dat de mensen het niet zo bedóelen’. Rustige gesprekken, ook met mensen die mij sans gêne beledigden, zouden de koninklijke weg naar verbetering zijn. Dus hield ik de militante neger in mij koest en dwong mezelf tot die keurige gesprekken. Of verzachtte mijn sterke stellingen met een grap. Of zweeg. En daarin was ik niet de enige.
Maar als één ding duidelijk werd nadat op 25 mei de beelden van de gewelddadige aanhouding van George Floyd de wereld overgingen, de aanhouding die leidde tot zijn dood: de tijd van vergoelijken, verzachten en zwijgen is voorbij. Het antiracismevuur dat in de vs ontbrandde, sprong over en stak andere continenten aan. Dat voelt krachtig en saamhorig. Ook veel witte mensen blijken klaar te zijn met racisme, blijken bereid om te kijken naar de scheefdeling tussen wit en zwart in onze maatschappij. Sterker nog: ze vragen zich af wat zíj kunnen bijdragen. Antiracisme lijkt steeds meer een gedeelde zaak te worden. Dit stemde me de afgelopen periode ook hoopvol. Zou dit een momentum kunnen zijn voor echte verandering?
Wat ik me afvraag is: zou deze #blacklivesmatter-explosie ook doorklinken in ‘witte’ therapiekamers? Zou het daar nu makkelijker worden om te praten over racisme en discriminatie? Als zwarte patiënten bij een witte therapeut in behandeling zijn, en ze willen praten over wat het zichtbare geweld en de wereldwijde opstand daar tegen met ze doet – lukt dat dan? En zo niet, wat zou hen dan kunnen helpen?
Om witte behandelaren een steuntje in de rug te geven om het gesprek hierover te openen, postte ik op die Pinksterdag een bericht op LinkedIn met als boodschap: vraag aan je zwarte patiënten hoe zij deze periode ervaren. In no time waren er talloze comments. Ze bestreken het hele politieke spectrum, met adhesiebetuigingen en kritiek, vragen en discussie, verdieping en verbreding. Die comments bieden stof tot nadenken. Ik neem graag wat aspecten door.
In de reacties onder mijn LinkedIn-post vallen sommige lezers over mijn keuze voor de woorden ‘zwart’ en ‘wit’. Is ‘donker’ niet beter? Of ‘getint’? Voor mij is ‘zwarte Nederlander’ een geuzennaam. Eentje die erkenning voor mijn huidskleur én nationaliteit betekent. Maar ik las ook comments van mensen van kleur die ‘zwart’ vreselijk vinden. Wit, blank, bleek, licht, lichtgetint, geel, neutraal, zwart, donker, bruin, getint, van kleur, Afro-Nederlands. Welke woorden zijn het best? Het lijkt een semantische kwestie die afleidt van waar het werkelijk om gaat. Maar zo eenvoudig is het niet. De woorden liggen daadwerkelijk gevoelig. Dat is best logisch voor woorden met een beladen geschiedenis, woorden die stigmatiserend kunnen werken, woorden waarmee gescholden wordt.
Sommige witte therapeuten zijn bang de verkeerde woorden te gebruiken en ervaren daarmee een drempel om over racisme te beginnen. Dat is niet zo raar. De privéwereld van veel oudere hoogopgeleide Nederlanders is nogal ... wit, waardoor zij ervaring missen in het praten over racisme met mensen van kleur. En in het werk worden therapeuten ook niet bij de hand genomen. We kennen een depressie en hebben een depressieprotocol. Een paniekstoornis heeft een paniekprotocol. Maar er is geen kant-en-klaar ‘hoe-praat-ik-over-racisme-protocol’. Verder kan het voor patiënten van kleur lastig zijn om negatieve ervaringen met witte mensen juist met witte mensen te bespreken. En zo zwijgen er twee in de therapiekamer.
Maar een gesprek kunnen voeren over racisme en discriminatie hoort bij onze therapeutische competenties. Niet omdat de therapiekamer een politieke arena is, maar omdat dit maatschappelijke probleem voor veel donkere mensen een persoonlijke werkelijkheid is.
In de fase van intake en indicatiestelling is het de taak van de therapeut om ervaringen met racisme en discriminatie uit te vragen en te onderzoeken of, en hoe, deze samenhangen met de klachten en problemen. En als er een verband is, dan horen deze ervaringen ook thuis in de behandeling. Als therapeuten zijn we opgeleid om goed te luisteren en om door te vragen als we iets niet begrijpen. Ervaringen te erkennen – ook als we ze zelf niet hebben meegemaakt. Emoties te valideren – ook als we die zelf nooit gevoeld hebben. Mee te denken over adequate coping voor situaties waar we zelf nooit in zijn geweest. Deze competenties spreken we ook aan als we bijvoorbeeld nooit huiselijk geweld hebben meegemaakt, of armoede, of als we nooit stemmen hoorden of suïcidaal waren. Daarnaast: voor lastig vindbare woorden draaien psychotherapeuten hun hand toch niet om? Sterker nog, moeilijke gevoelens verbaliseren – samen zoeken naar passende woorden, en de wereld achter woorden ontsluiten en onderzoeken – is een van de voertuigen voor verandering die we hebben als psychotherapeut. Kortom: de basisvaardigheden zijn er, nu deze vaardigheden nog toepassen op dit specifieke onderwerp.
Naar aanleiding van mijn LinkedIn-post benaderden verschillende witte collega’s me. Of ik tips voor ze had. Ze zijn ontwaakt in een vreemde wereld, waarin ze racisme zien en witte privileges. Wat moeten ze daar vervolgens mee? Een bevrijdend inzicht van de huidige antiracismebeweging is: het is tijd voor zelfonderzoek. Ook, of beter gezegd júist, door witte mensen. Trekken we deze visie door naar de therapiekamer, dan is al snel duidelijk dat dit voor therapeuten geen probleem mag zijn. Want we zijn uitvoerig opgeleid om naar onszelf te kijken. De meeste therapeuten hebben jaren van leertherapie, supervisie en intervisie achter de rug. Met dat introspectievermogen kunnen therapeuten hun eigen kleur onderzoeken, en de effecten op hun therapie die daarmee samenhangen. Ik zou wel op het dak van onze ggz-instelling willen gaan staan, en roepen: doe dat nú. Laat u aansteken door dat antiracismevuur! Grijp het momentum! Want alles wat nodig is voor blijvende verandering, ook in de therapiekamer, ligt op een presenteerschaaltje klaar. Er zijn op dit moment overal laagdrempelig antiracismetips te vinden, het internet stroomt net zo vol als de straten.1
Wat zou het een geweldige ontwikkeling zijn als racisme en discriminatie in de toekomst niet meer voorkomen. Als we in lijn met de pinkstergedachte elkaars taal opeens zouden verstaan. Maar voor nu – wat dichter bij de realiteit – is mijn hoop dat de huidige antiracismegolf eraan bijdraagt dat het bespreken van racisme en discriminatie een standaardplek krijgt in onze beroepsuitoefening.
De eerste actie kan vandaag al plaatsvinden. Als u dat nog niet heeft gedaan, vraag dan alsnog uw zwarte patiënten wat de gewelddadige aanhouding van George Floyd met hen doet. Doet het hen denken aan eigen ervaringen? Niet zo overweldigend wellicht, maar wel ingrijpend. Wat roepen de vele krantenartikelen, demonstraties en talkshows over (anti)racisme bij hen op? Spits uw oren met uw nieuwe kennis over racisme én over uzelf. Hoe praat uw patiënt van kleur over racisme en discriminatie? Welke ideeën, angsten of behoeften liggen daarachter? Wat voor zelfbeeld, beeld van de ander en wereldbeeld spreken eruit? Wat doet hij of zij ermee? Wat wordt niet gezegd? Hebben uw donkere patiënten het gevoel dat ze met ervaringen van racisme bij u terechtkunnen? Wees er duidelijk over dat er plaats is voor het onderwerp racisme. Ook in witte therapiekamers.
Noot
1 Op dit moment is een interessant startpunt: www.withuiswerk.nl.
Danielle Oprel is klinisch psycholoog en psychotherapeut. E-mail ■ doprel@gmail.com.