Inleiding

Marte Kaan

‘Elk mens heeft een relatie met eten, voor een deel positief, voor een deel negatief, maar uiteindelijk gaat het allemaal over emotie en gevoel.’ Dit schreef de Britse topkok Heston Blumenthal in het voorwoord van het boek Gastrophysics: The new world of eating (2017) door Charles Spence. De Britse neuropsycholoog Paul Broke haalt het aan in zijn artikel Unholy anorexia over anorexia (aeon.com), waarin hij onder meer de parallellen tussen het middeleeuwse anorexia mirabilis en moderne anorexia nervosa beschrijft. Anorexia mirabilis was een conditie die werd aangetroffen bij vrouwelijke mystici in de middeleeuwen: jonge vrouwen die zich uithongerden als een manier om dichter bij God te komen, en die als heiligen werden vereerd vanwege hun devotie door middel van de ontkenning van hun lichamelijkheid.

Ondanks het evidente verschil tussen de middeleeuwse en de moderne variant (niet eten om spirituele puurheid te bereiken of vanwege een slank schoonheidsideaal) zijn er duidelijke overeenkomsten zoals het perfectionisme, de eenzaamheid en de strikte beperkingen die worden opgelegd. Ook ligt het beginpunt bij beide varianten in de puberteit, het moment waarop een meisjeslichaam begint te veranderen. In beide gevallen lijkt anorexia een poging tot zelfcontrole en zelfbewustzijn door jonge vrouwen in een patriarchale samenleving. Anorexia als een manier om je identiteit te bevestigen.

Ook walging speelt een rol bij beide vormen van anorexia. Walging is een relatief onderbelichte emotie binnen de psychologie en psychiatrie. Volgens Broke is er steeds meer onderbouwing te vinden dat deze emotie, en dan met name zelfwalging, een rol speelt in de ontstaansgeschiedenis van onder meer depressie, verschillende fobieën, obsessieve-compulsieve stoornis en dus ook anorexia. Broke veronderstelt dat walging de sleutel is om anorexia te begrijpen, zowel de middeleeuwse als de moderne variant. Fysieke walging werkt door in onze biologische en culturele attituden ten aanzien van het lichaam waardoor, bij kwetsbare individuen, lichaam en geest met elkaar in conflict komen. De heilige anorecten streefden naar spirituele puurheid, hun moderne tegenhangers naar een verwrongen idee van lichamelijke perfectie. Anorexia is een zelfdestructieve uiting van mind over matter, een manier om het geestelijke over het lichamelijke te laten heersen, schrijft Broke. ‘Zelfhaat en schaamte, afgeleiden van walging, zijn de belangrijkste drijfveren’ (aeon.com).

Dit soort voortschrijdende inzichten ten spijt is de standaardbehandeling voor anorexia geënt op de gedachte dat patiënten in gewicht aan moeten komen. In haar artikel over het Minnesota-hongerexperiment zet Greta Noordenbos uiteen op welke manier dit experiment een rol heeft gespeeld in de behandeling van anorexia. In dit experiment, uitgevoerd in 1944, werd nagegaan wat de gevolgen zijn van uithongering en wat de beste manier is om weer op gewicht te komen.

Lange tijd keek men vooral naar de overeenkomsten tussen de deelnemers aan het hongerexperiment en anorexiapatiënten, de verschillen werden genegeerd. Noordenbos beschrijft die verschillen en de grote implicaties die deze hebben voor de behandeling. Niet alleen toename van gewicht is belangrijk, ook de vermindering van onderliggende psychische problemen die hebben bijgedragen aan het ontwikkelen en in stand houden van de stoornis moeten worden aangepakt.

De review ‘Alexithymie bij anorexia nervosa’ door Maaike Weiland, Elke Wezenberg en Maartje Vroling onderbouwt deze stelling. In dit artikel wordt onderzocht of alexithymie, moeite met het herkennen en communiceren van emoties, samengaat met anorexia nervosa. Alexithymie blijkt inderdaad meer voor te komen bij patiënten met anorexia, vergeleken met gezonde controlepersonen. Ook blijkt de mate van alexithymie te verminderen na behandeling, en is alexithymie gecorreleerd aan slechte behandeluitkomsten. Ook al speelt alexithymie bij psychische stoornissen in het algemeen een rol, de uitkomsten van onderzoek impliceren dat er in de behandeling van anorexia nervosa gedegen aandacht moet zijn voor emotionele gewaarwording en regulatie.

Dat klinkt uiteraard gemakkelijker dan het is. Jongeren, vooral meisjes, met een eetstoornis trekken zich vaak terug in hun eigen wereld en voelen zich niet begrepen. Een van de complexe taken waar ouders en behandelaren van vooral jonge patiënten met een eetstoornis zich voor gesteld zien, is de patiënt te bewegen tot het maken van contact. Dan komt het naast de gekozen behandelstrategie ook aan op de manier waarop een patiënt bejegend wordt. In het artikel ‘Met een passende attitude wordt een interventie pas waardevol’ beschrijven Hans Bom en Eliane Wiebenga de methodiek ‘geweldloos verzet’ en de daarop gebaseerde bredere visie op gezag en opvoeding die ze ‘verbindend gezag’ noemen, waarover dit tijdschrift in 2017 een artikel van de hand van dezelfde auteurs publiceerde. De focus in dit tweede artikel ligt op de attitude omdat ‘attitude naast kennis, vaardigheden en ervaring een essentieel element is van deze professionele psychotherapeutische methodiek’. Het vertrekpunt is dat enkel met de juiste attitude (het hóe) een interventie (het wát) waardevol wordt. Er worden verschillende elementen genoemd van de juiste attitude, waarin er twee wat mij betreft uitspringen als universele basisregels: focus op het eigen gedrag (als hulpverlener of opvoeder) en acceptatie van het lijden.

In haar column roept Danielle Oprel naar aanleiding van de Black Lives Matter-beweging hulpverleners op naar zichzelf te kijken in relatie tot deze kwestie. Ze signaleert dat het binnen de ggz behoorlijk stil blijft over dit onderwerp. En hoort het onderwerp racisme niet bij uitstek thuis in de therapiekamer, de plek waar het ongezegde gezegd mag worden en niet gearticuleerde gevoelens er mogen zijn?

De forumbijdrage komt van David Kamp, Guido Machielsen en Jim van Os en is heet van de naald. Al in de tweede week van de corona-crisis zette zij een onderzoek op naar de ervaringen van therapeuten met beeldbellen. De conclusies zijn voorzichtig want pril, maar een belangrijke bevinding is de samenhang tussen ervaren bekwaamheid en een positieve attitude ten aanzien van beeldbellen.

Redacteur Ina Leeuw las het Therapieboek schematherapie van Fassbinder, Schweiger en Jaco, en noemt het rijk aan praktisch toepasbare informatie, waarmee het boek een brug slaat tussen handboeken over schematherapie en de behandelkamer.

In het tweede door ondergetekende besproken boek Normaliteit en andere afwijkingen van Paul Verhaeghe wordt een filosofisch perspectief gegeven op het gebruik van de dsm aan de hand van het werk De geschiedenis van de waanzin van de Franse filosoof-psycholoog Michel Foucault. Deze tekst gaat volgens Verhaeghe om de vraag: hoe gaan we om met dat wat ons vanuit het diepste van ons wezen angst aanjaagt? Het antwoord is: dat wat me beangstigt in mijzelf probeer ik onder controle te krijgen bij de ander. Door het uitoefenen van macht dus. Verplichte kost voor psychotherapeuten in opleiding.

Tot slot nog twee congresverslagen. Redactielid Hanneke Bot bezocht het congres ‘Jaloezie en afgunst’ waarop onder andere Frans van Schalkwijk sprak over de psychodynamiek van jaloezie en afgunst, en over het belang van het kunnen toe-eigenen van jaloerse gevoelens, zowel door patiënten als therapeuten. Jolanda van der Have schreef een verslag over het vijfde internationale congres over mentalization-based treatment. ‘Mentalizing beyond clinical disorders: resolving the puzzle’ waar de huidige stand van zaken op het gebied van mentaliseren vanuit verschillende perspectieven werd belicht. Een belangrijk aspect dat wordt benoemd is de verschuiving van de focus op de dyadische relatie tussen de primaire verzorger – kind, naar een meer brede verbinding met de sociale context – het ontwikkelen van een ‘wij-gevoel’. Dat wordt gemakkelijker vanuit het besef dat er evenzoveel overeenkomsten als verschillen bestaan tussen onszelf en anderen, of het nu onze patiënten of onze kinderen zijn. We hebben allemaal onze tekortkomingen, we maken fouten en schamen ons. En zo hebben we ook allemaal een eigen relatie met eten, die op de een of andere manier emotioneel gekleurd is.

Marte Kaan is als psycholoog in opleiding tot psychotherapeut werkzaam bij Kick Your Habits en Psychotherapie Amsterdam Centrum. Marte is redactielid van dit tijdschrift.
E-mail martekaan@gmail.com.

Naar boven