Forum

Column

Peter Daansen

Het is tegen 10.00 uur in de ochtend. Ik zit aan mijn bureau en voer wat administratieve taken uit. Het is een gewone dag. De telefoon rinkelt. Ik neem op. Elsa is aan de lijn. Elsa is een jonge vrouw van 19 jaar. Ze is enig kind en woont nog bij haar ouders. Sinds haar zevende is ze al bekend bij de ggz. Twee maanden geleden werd ze opnieuw aangemeld. Ze is onder andere gediagnostiseerd met een borderline-persoonlijkheidsstoornis. Van begin af aan worden de ouders bij de therapie betrokken. Al sinds jaren beschadigt zij zich met krassen tot bloedens toe. Soms verbrandt zij zich met kokend water of trekt haar haar uit. Zeer heftige emoties, zoals woede, maar ook een diep gevoel van eenzaamheid, zijn meestal de aanleiding voor het zelfbeschadigende gedrag. Elsa is in het verleden al meerdere keren enkele dagen opgenomen op een crisisafdeling wegens suïcidaliteit. De opnameduur bleef altijd beperkt tot enkele dagen; langdurige, intensieve behandeling heeft nooit plaatsgevonden.

Enkele maanden geleden is ze opnieuw enkele dagen opgenomen na een zelfmoordpoging. Daaruit vloeide de aanmelding bij ons voort. Conform het gangbare beleid met borderline-
patiënten wordt de voorkeur gegeven aan ambulante behandeling. Reden is dat opname het destructieve gedrag zou bekrachtigen. Elsa is het daarmee eens, haar ouders minder, maar zij hebben geen keuze. Zij zijn bang dat Elsa vandaag of morgen een geslaagde suïcidepoging zal doen. Hun angst is invoelbaar. Er wordt een crisisplan opgesteld waarbij ook is aangegeven dat zij de behandelaar in nood kan bellen. Ze heeft er twee keer gebruik van gemaakt. Het behandelcontact is goed. Elsa werkt goed mee aan de in het behandelplan opgestelde doelen.

Aan de telefoon vertelt Elsa me dat ze net een overdosis met pillen heeft genomen. Ze voelde zich al na het opstaan diep eenzaam. Haar ouders zijn een paar dagen bij familie. Elsa voelde de suïcidale gedachten opkomen. Ze zocht afleiding, maar dat lukte niet. Ze kon niemand bereiken. Spontaan heeft ze de door ons voorgeschreven pillen geslikt. Ze weet eigenlijk niet waarom, alleen dat de drang plotseling heel sterk was. Alle remmen waren weg. Het is stom. Ze wil niet dood. Gelukkig kreeg ze spijt en besloot mij te bellen. Zoals afgesproken moet zij direct naar de Spoedeisende Hulp.

Drie uur later. Opnieuw gaat de telefoon. Deze keer is het de arts van het ziekenhuis. Ze hebben Elsa’s maag leeggepompt. Er is geen gevaar. Voor de zekerheid hebben ze de crisisdienst ingeschakeld voor een opnamebeoordeling. De crisisdienst zag geen direct gevaar meer en hebben haar naar huis gestuurd. Ze hebben bij Elsa erop aangedrongen om vandaag nog contact met mij op te nemen. Elsa heeft dat beloofd.

15.30 uur. De telefoon rinkelt. Opnieuw Elsa. Ik wachtte er al op. Ze moet me wat vertellen. Ik verwacht dat zij vertelt hoe het ziekenhuisbezoek is afgelopen. Inderdaad. Ze bevestigt het verhaal van de arts. Ze is ontslagen uit het ziekenhuis na bezoek van de crisisdienst. Er is echter meer. Op weg naar huis heeft ze direct een paar pakjes paracetamol gekocht. Er was geen echte reden, maar ze vond het prettig deze medicatie achter de hand te hebben als het haar allemaal te veel wordt en de andere pillen waren al op. Je weet maar nooit. Ze is nu thuis. Ze heeft opnieuw pillen geslikt. Impulsief. Opeens dacht ze dat dat de oplossing zou zijn. Ze is iedereen tot last, niemand zal haar missen. Gelukkig is er ook nog een gezond stuk aanwezig. Net als vanmorgen zegt ze niet dood te willen. Ze vraagt wat ze moet doen. Elsa kent de procedure. Het is niet de tijd om uit te zoeken wat er nu precies aan de hand is. Elsa moet opnieuw naar het ziekenhuis.

Bijna 17.00 uur. De werkdag gaat langzaam ten einde. Ik ben moe. De zorg om Elsa laten hun sporen na. Enige angst dat het vandaag of morgen toch mis gaat is aanwezig. Ik heb wel met enkele collega’s het beleid goed doorgesproken en voel me gesteund, maar toch. Ik hoop dat Elsa na de tweede zelfmoordpoging op een dag wel klinisch wordt opgenomen, maar helemaal zeker ben ik er niet van. Elsa’s gedrag kan snel als theatraal worden benoemd en misschien is dat wel zo, maar daar koop ik niets voor. De afdelingspsychiater van de crisisopname is daarin steeds heel duidelijk: Mensen met een borderline-persoonlijkheidsstoornis nemen we niet op, hooguit enkele dagen. Vandaag is er geen gevaar. Ik kan gerust naar huis. Elsa is in goede handen. Het ziekenhuis heeft doorgegeven dat de maag opnieuw is leeggepompt en dat Elsa in de nacht in het ziekenhuis zal blijven. Morgen zullen we met alle betrokken hulpverleners gaan bekijken wat er moet gebeuren. Ik maak me op om naar huis te gaan. De telefoon rinkelt.

Elsa’s ouders zijn aan de lijn. Ze zijn net na een familiebezoek van drie dagen naar huis gekomen. In de woonkamer liggen allemaal lege pillendoosjes op de grond. Ze weten niet waar hun dochter is. Ze hebben vandaag nog geen contact met Elsa gehad. Ze zijn erg geschrokken. Ze vragen me of ik iets weet.

Beroepsgeheim. Ik mag niets vertellen.

Ouders die overstuur zijn. Ze zijn bang dat hun dochter dood is. Ze willen geruststelling of de vreselijke waarheid horen. Ik voel hun appèl.

Wat moet ik doen? Ik mag mijn beroepsgeheim niet doorbreken, maar kan de ouders toch onmogelijk onwetend en overstuur achterlaten? Een vreselijk dilemma. Allemaal gedachten schieten door mijn hoofd. Ik ben even radeloos, maar besluit al heel snel wat ik ga doen. Ik vertel de ouders wat er gebeurd is en waar hun dochter nu is. Ik stel ze gerust. Elsa is buiten gevaar. Ik besef dat ik mijn beroepsgeheim doorbreek. Ik zie wel of het consequenties voor mij heeft.

Regels zijn regels. Verboden zijn verboden. Soms moet je toch voor je eigen of andermans veiligheid door rood rijden.

Peter Daansen is klinisch psycholoog/psychotherapeut en bedrijfskundige bij Expertisecentrum Eetstoornissen PsyQ Beverwijk en opleider/supervisor VGCt. E-mail p.daansen@psyq.nl.

Naar boven