Ina Leeuw, Sjoerd Colijn
Begin januari verscheen in de Volkskrant een uitgebreid artikel over de tuchtrechtzaak tegen een gewaardeerde en ervaren collega-psychotherapeut. De klager, zijn patiënt, werd voor een deel in het gelijk gesteld en op grond daarvan werd de collega het recht ontzegd om zich te herinschrijven in het big-register.
Alhoewel het in het publieke domein snel weer stil werd, verstomde de discussie tussen collega’s, zeker die van de oudere generaties, geenszins. Ook binnen de redactie van het Tijdschrift voor Psychotherapie is en wordt er veel over gesproken. Hoe kan je, met al je ervaring, de grenzen van het vak zo overschrijden? Welke intrapsychische dynamiek bij de therapeut, en welke elementen in de therapeutische relatie, kunnen ertoe leiden dat de axioma’s van de professionele ethiek ondergraven worden? En hoe kan het dat grensoverschrijding zo lang doorgaat, te midden van collega’s? Hoe kunnen we onszelf en collega’s behoeden voor zulke misstappen? Hoe kunnen we jonge collega’s voorbereiden op de risicodragende aspecten van ons vak?
Psychotherapeut is een kwetsbaar beroep. Het vak speelt zich voornamelijk af in de intimiteit en beslotenheid van de therapiekamer. Uiterst kwetsbare gevoelens van de cliënt, en soms ook van de psychotherapeut, zijn materiaal waar psychotherapie over gaat. Veiligheid, vertrouwen en respect zijn de basis van de psychotherapeutische relatie. Als hieraan getornd wordt, raken cliënten beschadigd. Een voorname opdracht van de psychotherapeut is schade bij de patiënt te voorkomen. Maar de lijn is dun, veel van ons werk speelt zich af op het scherpst van de snede.
De redactie was het er gauw over eens dat we over dit onderwerp snel, maar ook gedegen, moesten publiceren. Een aantal van ons wist zich al direct eerdere artikelen in het tijdschrift te herinneren, die voor onszelf leidraad waren geweest bij het betreden van riskante grensgebieden. We namen contact op met de auteurs van destijds, en ontmoetten louter bereidwilligheid. Ieder begreep het belang van de zaak, de een was bereid het vroegere artikel te herschrijven, anderen gingen actualiseren, of gaven toestemming voor herpublicatie. En zo is onder grote druk, en met forse inspanning van allen, een – naar de overtuiging van de redactie – evenwichtig nummer tot stand gekomen over de grenzen voor (en van) de psychotherapeut.
In de dialoog met de auteurs werd ook zonneklaar dat het belangrijk is de hierboven genoemde tuchtrechtzaak te zien als weksignaal dat ons als psychotherapeuten moet aanzetten om nog eens duchtig te reflecteren en met collega’s te spreken over de, aan therapie van complexe problematiek inherente, risico’s van overschrijding van professionele grenzen. Het is niet de bedoeling om genoemde tuchtrechtzaak te recenseren en van duidingen en adviezen te voorzien. Er is veel schade aangericht, in eerste instantie en in het bijzonder bij de patiënt in kwestie, het is nu zaak daar lering uit te trekken.
De eerste twee artikelen gaan over de innerlijke dynamiek van de psychotherapeut, die hem of haar kwetsbaar maken voor het overschrijden van grenzen. Myriam Van Gael actualiseerde haar artikel uit 1998 ‘Als de chirurg in eigen vingers snijdt’ (Van Gael, 1998), over de kwetsbaarheid van de psychotherapeut en zijn beroep. Zij vulde het artikel aan met recente literatuur en nieuw wetenschappelijk onderzoek. Zij neemt ons mee in de kwetsbaarheden van de psychotherapeut, die vaak een meer problematische familiale achtergrond heeft dan mensen in andere beroepen. Die achtergrond is vaak ook van invloed geweest op zijn of haar beroepskeuze. Als ‘gewonde genezers’ worden psychotherapeuten in hun werk geconfronteerd met situaties die risico’s inhouden voor hun lichamelijke en geestelijke gezondheid. Van Gael beschrijft de problematische gevolgen die psychotherapeutisch werk met zich mee kan brengen, zoals therapist distress en therapist impairment, en de neiging om hieraan voorbij te gaan, met alle risico’s van dien voor de psychotherapeut zelf en voor de patiënten. Zij bepleit meer aandacht voor zelfzorg en voor een professioneel klimaat dat zelfzorg van psychotherapeuten ondersteunt, waarbij professionele ontwikkeling een sterk antidotum kan zijn tegen spanningsklachten en uiteindelijk burn-out.
Nel Draijer en Nelleke Nicolai schreven hun artikel op basis van hun eigen expertise en (recente) literatuur over langdurige psychotherapieën bij vroeggetraumatiseerde patiënten. Zij bouwden voort op hun eerdere publicaties over overdracht en tegenoverdracht bij vroegkinderlijke traumatisering (Nicolai, 2008) en hantering van tegenoverdracht in complexe traumatherapieën (Draijer, 2010; Draijer & Van Zon, 2013). Zij beschrijven welke vorm overdracht en tegenoverdracht kunnen krijgen in behandeling van vroegkinderlijke traumatisering, en welke moeilijkheden en risico’s deze dyades met zich mee kunnen brengen. Zij betogen dat patiënten hun behandelaars onder grote emotionele druk kunnen zetten, en behandelaars van hun kant vanuit hun eigen achtergrond geneigd kunnen zijn tot overschrijding van professionele grenzen. Bij onvoldoende inter- en supervisie kan dit leiden tot collusies waardoor de psychotherapie vastloopt en patiënten hun geschiedenis van verwaarlozing of misbruik herhalen in de therapeutische relatie. Zowel de objectrelatietheorie als de gehechtheidstheorie worden gebruikt om te analyseren wat er mis kan gaan in de therapeutische relatie met vroeggetraumatiseerde patiënten.
Het derde artikel is een licht geactualiseerde herdruk van het artikel van Mia Leijssen uit 1998 (Leijssen, 1998). Zij vestigde toen de aandacht op een belangrijke factor bij grensoverschrijdingen door de therapeut: beseffen de professionals, die zien dat hun collega dubieuze en foute keuzes maakt, hun verantwoordelijkheid als bystander? En als zij dat beseffen, hoe reageren zij dan? Tegen de achtergrond van theorieën over ethiek analyseert Leijssen de dilemma’s waar deze collega’s zich voor geplaatst zien. De redactie vond dat de inhoud en de overwegingen van dit artikel – ondanks dat het twintig jaar geleden is geschreven – nog steeds actueel waren.
In het laatste, speciaal voor dit themanummer geschreven artikel beschouwt Lidwien Geertjens vanuit het perspectief van de professional hoe een tuchtrechtprocedure bij een regionaal tuchtcollege verloopt als er een klacht is ingediend. Zij beschrijft het proces en geeft belangrijke achtergrondinformatie waaraan het professioneel handelen getoetst wordt. Daarnaast geeft zij handreikingen wat er gedaan kan worden om een klacht te voorkomen, en als dat niet lukt: wat te doen of laten om goed voorbereid te zijn op de procedure en zitting bij het regionaal tuchtcollege. Zij staat stil bij de psychologische impact op de professional en reflecteert tot besluit op de effecten van het tuchtrecht op de zorg in Nederland.
Peter Daansen vestigt de aandacht op een andere botsing van de professional met de ethische codes: wanneer de psychotherapeut willens en wetens ervoor kiest om de ethische regels te overtreden. Hij maakte die lastige keuze, en staat daar nu nog steeds achter.
Hanneke Bot schreef een boekbespreking over Verlamd van angst, herstellen na seksueel misbruik van Agnes van Minnen. Bot beschrijft hoe dit boek verplichte kost is voor slachtoffers van seksueel misbruik en hun behandelaars. Zoals Bot stelt behandelt dit boek in gewone-mensen-taal alles wat je over seksueel misbruik moet weten en legt het helder uit waarom de schuldvraag die slachtoffers zich zo vaak stellen misplaatst is. De inhoud van het boek wordt kort weergegeven, waardoor u een indruk krijgt hoeveel waarde dit kan hebben voor uw praktijk of uw cliënten.
Maud Schaepkens recenseert twee boeken tegelijk, die allebei op een eigen manier over de grenzen van de psychotherapie gaan. Dirk De Wachter benadrukt in zijn boek De kunst van het ongelukkig zijn de noodzaak van het accepteren van de condition humaine, met zijn beperkingen en eenzaamheid. Menselijke nabijheid, maar ook het genieten van kunstuitingen, kan soelaas bieden. Ondanks de bekende elementen in het verhaal bracht Schaepkens met dit boek plezierige uren door. Dat was minder het geval bij Het misverstand psychotherapie van Flip Jan van Oenen. Hij bespreekt de resultaten van decennia wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat de effecten van psychotherapie beperkt zijn, zeker in het licht van de verwachtingen die soms bij cliënten worden gewekt. Zijn pleidooi is dat psychotherapie zichzelf niet zo moet overschreeuwen door verandering te beloven, maar de cliënt in vele gevallen moet helpen ‘te verdragen’. In dat laatste kan Schaepkens zich wel vinden.
Het boek van Flip Jan van Oenen stond ook centraal in de studiedag ‘Mythes van vooruitgang’ die Marieke van Riessen eind november 2019 bezocht. Met veel beeldende kracht schetst zij de discussie tussen publiek en andere hoofdsprekers, waar het doorprikken van deze mythes toe leidde: een pandemonium aan meningen. Als zij naar huis loopt, biedt de gedachte ‘we hoeven niet steeds weer met nieuwe therapiemodellen op de proppen te komen om deze vervolgens weer tegen elkaar af te zetten’ haar verlichting: de wedstrijd tussen therapiemodellen heeft weinig gebracht.
Annika van den Nieuwendijk schreef een verslag van de studiedag ‘De Brede kijk op de praktijk – heeft veel om het lijf, georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalytische Psychotherapie op 1 november 2019. Zij beschrijft dat de inspiratiebron voor deze studiedag de breedte van de praktijk was, zowel op het gebied van behandelkaders als het betrekken van het lichaam in therapie, en de wens van de nvpp om een brede vereniging te zijn voor velen. Zij beschrijft de verschillende lezingen, gegeven door Thijs de Wolf, Nelleke Nicolai en Stephen Grosz. Rode draad in de drie lezingen is de geschiedenis en de ontwikkeling van de verschillende psychoanalytische behandelkaders, waarbij de drie sprekers elk een ander uitgangspunt innemen. In de middag is er ruimte voor kunst, psychomotorische oefeningen om het eigen en andermans lijf gewaar te worden, en tot besluit de bespreking van casuïstiek met het lichaam als uitgangspunt.
Weer terug naar het thema van dit nummer. Tuchtrechtzaken drukken psychotherapeuten met hun neus op de feiten: psychotherapeut is een mooi beroep, maar kent niet te onderschatten voetangels en klemmen. Psychotherapie is een krachtig instrument, maar dat instrument kan ook ernstige schade toebrengen. Wij, samenstellers van dit nummer, zijn beide opleiders in de opleidingen tot psychotherapeut. Het belang toekomstige psychotherapeuten van deze gevaren te doordringen kan niet onderschat worden. Maar ook de ervaren psychotherapeut moet zich steeds hiervan rekenschap geven. Telkens terugkerende kritische zelfreflectie is noodzakelijk, maar bovenal: de open toetsing door collega’s in een veilige professionele omgeving. Práát erover! ….. en als je daar tegenzin en remming bij voelt, dan is de noodzaak voor collegiale toetsing des te groter!
Literatuur
Draijer, N. (2010). Alle hoeken van de kamer. Over overdracht en tegenoverdracht in de behandeling van complex trauma. LCVT-congres, Zwolle, maart 2010.
Draijer, N., & Zon, P. van (2013). Transference-focused psychotherapy with former child soldiers: meeting the murderous self. Journal of Trauma & Dissociation, 14, 170-183.
Leijssen, M. (1998). Onethisch gedrag bij collega’s. Een moeilijk te hanteren dilemma. Tijdschrift voor Psychotherapie, 24, 51-60.
Nicolai, N.J. (2008). Overdracht en tegenoverdracht bij vroegkinderlijke traumatisering. Tijdschrift voor Psychotherapie, 34, 431-449.
Van Gael, M. (1998). Als de chirurg in eigen vingers snijdt... Tijdschrift voor Psychotherapie, 24, 28-35.
Ina Leeuw is hoofddocent professionaliteit Psychotherapie-opleiding RINO Zuid, supervisor en
redactielid van dit tijdschrift. E-mail ■ info@inaleeuw.nl.
Sjoerd Colijn is als psychotherapeut en klinisch psycholoog werkzaam bij GGZ Delfland. Hij is daarnaast hoofdopleider van de opleiding tot psychotherapeut bij PDO-GGZ Leiden/Rotterdam en Utrecht. Hij is hoofdredacteur van dit tijdschrift.