Simone Logtenberg
Hoe komt het toch dat (veel) mensen tegenwoordig, zodra ze geassocieerd worden met het denken van Freud, zich haasten om een stap achteruit te doen? Afgelopen zomer kreeg Ivo van Hove, zomergast en regisseur van het ita (Internationaal Theater Amsterdam), door presentatrice Janine Abbring wat plagerig de vraag voorgelegd waar zijn angst afscheid te nemen vandaan komt. Toen hij zich op de vlakte hield en zij wat nadrukkelijker refereerde aan het toneelstuk Freud dat hij op dat moment in voorbereiding had, sloeg Van Hove meteen de invitatie af Freuds denken, al was het maar speels, op zichzelf te betrekken. Jammer, juist aangezien Van Hove de regisseur is die het meer dan zeven uur durende ‘Le Scenario Freud’, al rond 1960 geschreven door J.P. Sartre, momenteel zijn eerste toneeluitvoering ooit geeft. Natuurlijk hóeft Van Hove zich als regisseur van het stuk niet te verbinden aan het gedachtegoed van Freud, maar de deur viel wel heel snel en angstvallig in het slot.
Belangrijker, zijn het niet de psychoanalytici zelf die regelmatig ook die pas achteruit doen? Regelmatig hoor ik collega-analytici om me heen benadrukken dat we het zó natuurlijk niet meer doen en dat we écht niet steeds over seks praten als ware excuses op zijn plaats. Vanzelfsprekend is er van alles veranderd sinds ‘we’ het zó deden, al was het maar omdat Freud zelf zijn scherpste criticus was en zijn bevindingen en zijn denken voortdurend ontwikkelde. Dus waarom niet de schijnwerper gezet op de unieke en briljante geest van Freud, en de blijvende waarde van zijn denken?
Dat is wat het toneelstuk Freud doet en waar het grotendeels in slaagt. Het maakt ook inzichtelijk waarom de distantiëring van Freud van alle tijden is. Ook in Freuds beginjaren zorgde het ongemak bij zijn collegae vanwege zijn eigenzinnigheid en de compromisloosheid waarmee hij de waarheid tot op het bot wilde leren kennen, ervoor dat men afstand van hem nam. En zei Freud het niet zelf al: juist omdát we onze psychische waarheid ongemakkelijk, onacceptabel of ondraaglijk vinden, verdringen we die naar het onbewuste. Iedere analyticus zal er onvermijdelijk zelf ook mee worstelen: willen we onze waarheid tot op het bot als we zelf op de bank liggen, willen we tot op het bot als we erachter zitten? Zeggen we dat we dat willen, of willen we het echt? Want de praktijk is vaak ongemakkelijk, oncomfortabel, soms ondraaglijk, en het vraagt wat om dat ongemak níet weg te nemen, het níet even wat prettiger te maken. Als ik soms fantaseer dat ik taarten sta te bakken voor mijn analysandi, dan weet ik hoe laat het is…
De Kroatische schrijfster Dubravka Ugresic noemde fascisme onlangs de meest natuurlijke conditie van de mens. Als je niet meedoet, hoor je er niet meer bij. Uitsluiting is ieders grootste angst. Het toneelstuk Freud neemt ons mee terug naar het moment waarop de kleine Sigmund getuige was van de vernedering van zijn vader door een antisemiet die hem van de stoep naar de straat blafte. Dat zijn vader uit angst voor (verdere) uitsluiting, met gebogen hoofd, deed zoals hem werd bevolen, lijkt het moment te zijn geweest waarop de kleine Freud besloot dat híj sterker wilde zijn dan zijn vader, dan die angst voor uitsluiting. Het is een sleutelscène die Freuds worsteling met de liefde en haat naar zijn laffe vader context geeft, evenals zijn zoektocht naar de liefde en steun van sterkere vaderfiguren die hij vond in de bravoure van zijn vriend Fliess en het warme vertrouwen van de oudere Breuer. Het maakt ook geloofwaardig waarom Freud zo gedreven was en bereid zijn eenzame weg te gaan, om alleen de waarheid te zoeken en een man te worden waar men achting voor zou hebben.
Het toneelstuk Freud is een waardige en getrouwe geschiedvertelling van de (wetenschappelijke) manwording van Freud. Het zou ook ‘De vaders van Freud’ hebben kunnen heten. Vrouwen spelen hoegenaamd geen rol. Waar zijn liefde voor Martha aanvankelijk nog centraal staat, verdwijnt zij alras in de coulissen. Zijn kinderen worden slechts in een bijzin genoemd. Dochter Anna, die later juist zo’n voorname rol in zijn werk zou gaan spelen, wordt in dit stuk over Freuds jonge jaren nog niet eens bij naam genoemd. Freud zelf wordt met een flinke dosis neuroticiteit neergezet door Stef Aerts, die hem regelmatig letterlijk door de ruimte laat wankelen, steun zoekend tegen de robuuste schouders van zijn vriend Fliess. Juist dat het hem in periodes totaal ontbrak aan zelfvertrouwen en geloof benadrukt de kracht en stamina van zijn wetenschappelijk ingestelde geest die de waarheid wilde blijven zoeken. Zijn gedrevenheid en frustratie worden soms wat al te gekweld neergezet wanneer Aerts zijn tekst schreeuwt terwijl de situatie er niet om lijkt te vragen.
Ondanks de nadruk op de manwording van Freud, krijgt ook de ontwikkeling van zijn denken bewonderenswaardig serieuze aandacht. Sartre heeft zich grondig verdiept in zijn denken; hij weet Freuds fascinatie voor (en vervolgens teleurstelling in) de methode van de hypnose, zijn hypothese dat het lichaam in de hysterie een geestelijk lijden uitdrukt, en vervolgens dat de oorzaak van het lijden seksuele traumata zouden zijn, inzichtelijk te maken. Iets meer nadruk had wellicht de volgende belangrijke stap in zijn denken mogen krijgen: dat de beleving van dit traumatisch lijden niet duidt op werkelijk doorgemaakte feiten, maar dat de bron van het lijden terug te brengen is tot de verbeelding ervan, onze innerlijke fantasie. Zonder dat Freud daarmee (de impact van) werkelijk doorgemaakte traumata wilde ontkennen, ik zeg het er voor de zekerheid nog maar eens bij. Het is geen sinecure het belang van Freuds ontdekking van de psychoseksualiteit te tonen, en dat komt in dit toneelstuk ook niet goed uit de verf, onder meer als gevolg van de scène waarin Freud zijn bekende hysterische patiënte Dora vaginaal masseert, waarmee een deel van het dan gebruikelijke behandelrepertoire (massage, baden, elektroshock) wordt opgevoerd waar Freud juist niet in geloofde. Maar de bedenkelijke associatie met Freuds psychoseksualiteit is dan al gemaakt. Ook het begrip overdracht wordt wat potsierlijk verbeeld als patiënte Dora een bloempot demonstratief op de grond smijt zodra echtgenote Martha zich in de behandelkamer laat zien en als Martha zich hardop afvraagt of het soms Freuds bedoeling is dat zijn patiëntes verliefd op hem worden. Daar was meer diepgang gewenst geweest om het begrip overdracht van zijn clichés te ontdoen. Een gemiste kans, maar eerlijk is eerlijk, om de complexiteit van de betekenis van overdracht en de psychoseksualiteit te begrijpen, had Freud zelf ook veel meer jaren nodig. Laat dat meteen een uitnodiging zijn voor een vervolgscenario voor de latere Freud.
Want ondanks deze kritische noot is dit toneelstuk voor wie geïnteresseerd is in Freud zeer de moeite waard en bewijst het Freud en zijn nalatenschap een goede dienst. Zou het niet fantastisch zijn als een luisterboek van de werken van Freud het wachten op het vervolgstuk zou overbruggen?
Simone Logtenberg is als psychoanalytica werkzaam in een vrijgevestigde praktijk.
E-mail ■ simonelogtenberg@icloud.com