Gelezen

Marc Hebbrecht

Het werk van Bion (2014) wordt de laatste jaren in psychoanalytische verenigingen overal ter wereld intens bestudeerd. Ik heb daar ook aan meegedaan (Hebbrecht, 2016). Gedurende jaren hebben we in een werkgroep1 te Brussel systematisch zijn werk tot en met 1970 gelezen. Zijn latere werk vonden we toen niet zo relevant. Dit krijgt pas de laatste tien jaar aandacht in de internationale psychoanalytische literatuur.

De verkenning van het werk van Bion vormt een hele uitdaging, dat hebben we als een last en als een verrijking ervaren. Lang heb ik daarom uitgekeken naar de leidraad die door Rudi Vermote werd aangekondigd en nu is uitgegeven.

Met Segal, Rosenfeld en Joseph behoort de psychoanalyticus Wilfred R. Bion tot de postkleiniaanse stroming in de psychoanalyse, hij is er de belangrijkste vertegenwoordiger van.

Bion werd geboren in 1897 in India. Toen hij 37 jaar was, ging hij voor het eerst in psychotherapie bij dr. Hadfield, een eclectische therapeut die op dat ogenblik heel invloedrijk was in de Tavistock Clinic te Londen. Daarna is Bion vanaf 1938 gedurende twee jaar in psychoanalyse geweest bij John Rickman. Deze analyse werd door het uitbreken van de oorlog plots beëindigd. Na de oorlog heeft Bion zijn analyse gedurende acht jaar voortgezet bij Melanie Klein. Zij heeft een grote invloed gehad op zijn denken over psychose. Hij is geen kleiniaan geworden, wel een zeer onafhankelijke denker. In zijn persoonlijk leven is Bion niet gespaard gebleven. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had hij traumatische ervaringen. In de Tweede Wereldoorlog bleef hij gevrijwaard van oorlogsgeweld, maar overviel hem een ingrijpend verlies. Zijn vrouw overleed in 1945, drie dagen na de geboorte van hun dochter Parthenope. Bion hertrouwde in 1951 en kreeg nog twee kinderen. Op de leeftijd van 71 jaar, in 1968, verhuisde hij van Londen naar Los Angeles, collega’s en patiënten achterlatend. Hij begon dan een nieuw leven en publiceerde origineel werk. Tot aan het einde van zijn leven maakte Bion nieuwe plannen. Op het moment dat hij nog overwoog om een reis te ondernemen naar India, werd hij ernstig ziek en overleed, op 81-jarige leeftijd, in 1979.

Bion heeft een paradigmatische omwenteling teweeggebracht in de psychoanalyse. De omvang hiervan wordt pas de laatste jaren begrepen. Eerder heb ik al benadrukt hoe Bion aan de basis ligt van een nieuwe benadering van de droom en dat dit niet alleen een verdere doorwerking en uitbreiding is van de Droomduiding van Freud, maar ook een wijziging ervan (Hebbrecht, 2011).

Het boek van Vermote bestaat uit twee delen. Het eerste deel behandelt de periode voor de Caesura tot 1967 waarin Bion focust op de psychische verwerking van emotionele ervaringen (transformatie op niveau van het denken of transformatie in K). Na de Caesura, het onderwerp van het tweede deel, ligt de klemtoon op de transformatie in O: het één worden met de ervaring van de patiënt zoals de mysticus de eenwording met God ervaart.

Vermote onderscheidt in zijn boek vier periodes in het werk van Bion met een belangrijke cesuur tussen periode 2 en 3. Jammer dat periodes 1 en 4 niet precies worden gemarkeerd. De eerste periode eindigt in 1961. Het is de preanalytische periode, of beter gezegd de groepsperiode, waarin Bion de spanning tussen de ‘werkgroep’ en de regressieve basis­assumpties beschrijft. De inzichten uit deze periode zijn gepubliceerd in Experiences in groups (1961) dat de groepstherapie ingrijpend heeft beïnvloed en heeft bijgedragen aan de vorming van therapeutische gemeenschappen.

Periode 2 betreft de jaren 1962 tot 1967 waarin Bion een psychoanalytische theorie over het denken ontwikkelt en focust op de psychische verwerking van emotionele ervaringen. Hij noemt dit Transformations in Knowledge (afgekort: K). K verwijst niet naar het bezitten van kennis, maar naar kennis in de zin van het vermogen te weten: kennis op te doen, te bevatten en verder te ontwikkelen. Hij ontwikkelt dan zijn Grid, een classificatiesysteem voor psychische elementen, te vergelijken met het periodieke systeem van elementen van Mendelejeff, dat een hulpmiddel is bij het categoriseren en begrijpen van alle uitingen tijdens een analytische zitting. Een voorbeeld van een psychisch element is bèta, dat verwijst naar zintuiglijke gewaarwordingen die niet geschikt zijn om mee te denken en die bruikbaar zijn voor projectieve identificatie en uitdrijving (evacuation). Zo lacht een psychoticus bijvoorbeeld niet om te communiceren dat hij iets grappig vindt, maar om een ondraaglijke gewaarwording kwijt te geraken.

Het keerpunt of de cesuur, tussen periode 2 en 3, wordt door Vermote gesitueerd in de overgang van hoofdstuk 10 naar hoofdstuk 11 in het boek Transformations (Bion, 1965). Vanaf dan richt Bion zijn aandacht op de mogelijkheid van het maken van direct contact met wat schuilt achter de voorstellingen, achter de representaties. Dit noemt hij Transformations in O. O is synoniem van het noumenon, het Kantiaanse ‘Ding an sich’, de ultieme waarheid. O is vormeloos, oneindig en duister. O als dusdanig kan nooit gekend of ervaren worden, tenzij toevallig. Vermotes boek helpt vooral bij het verduidelijken van dit specifieke concept. Vermote vergelijkt contact met O met wat er gebeurt in een toestand van passie: het overvalt je, je wordt erdoor gegrepen, je kan het niet willen, je kan het alleen ervaren door het te worden. Er is een sterke weerstand tegen deze ervaring, je bent geneigd om je ervan af te sluiten. Alsof O ontoegankelijk blijft achter een gordijn van illusies. Wat Bion schrijft over Transformations in O is wellicht meer schatplichtig aan de inzichten van de idealistische filosofen zoals Plato en Kant dan aan zijn illustere analytische voorgangers.

Bij de introductie van Transformations in O wordt er een radicale ommekeer zichtbaar in het leven en werk van Bion: hij verhuist naar Californië, zijn opvattingen over de analytische techniek wijzigen en als auteur gebruikt hij voortaan een andere schrijfstijl. Dit is niet gerelateerd aan een eigen therapie of leeranalyse. Het is het startpunt van periode 3 (van 1967 tot 1977): de transcendentale periode. Er is een zone in het psychisch functioneren waarin men niet kan binnenkomen via de categoriserende rede. Om in contact te komen met deze zone, dient men te kunnen loslaten en zich laten gaan in een vrij vlottende aandacht, zich leegmaken, zich vrijmaken van verlangen en herinnering, niet zoeken naar samenhang of willen begrijpen. Vermote heeft verder nagedacht over deze ongedifferentieerde zone van het psychisch functioneren die al in de groepsperiode van Bion vermeld wordt wanneer hij het concept ‘protomentaal systeem’ introduceert. Hiermee bedoelt hij dat wat voorafgaat aan de differentiatie van lichamelijke en psychische toestanden en de precursors van emoties omvat (Vermote, 2015).

Periode 4 (van 1977 tot zijn dood in 1979) is de socratische periode die gekenmerkt wordt door een houding van radicaal niet-weten en afstand doen van begrijpen.

Vermote raadt aan om de teksten van Bion in één ruk door te lezen en vooral niet te proberen om het duistere onmiddellijk te begrijpen. Hij vraagt aan de lezer om hetzelfde te doen met zijn boek en de paarsgekleurde tekstvakken, waarin bepaalde concepten worden verduidelijkt (bv. protomentale matrix, binoculaire visie, language of achievement), over te slaan en pas achteraf te lezen. Er is een boeiend tekstvak gewijd aan de psychoanalytische theorie van de psychose en hoe deze na Bion is ontwikkeld. Andere betreffen concepten van auteurs die in de hedendaagse psychoanalyse op de voorgrond komen zoals Green (the negative), Ogden (the analytic third), Ferro (the transformational mind), Grotstein (the transcendent mind). De tekstvakken bevatten ook anekdotes uit het leven van Bion. Zo is de schrijver Samuel Beckett bij Bion in therapie geweest. Beckett heeft na het overlijden van zijn vader Bion geconsulteerd omwille van hinderlijke symptomen zoals writer’s block en talrijke psychosomatische klachten. De therapie van Beckett was gericht op het zich losmaken van de tirannieke moeder.

Dankzij Vermote heb ik bepaalde concepten beter begrepen. Zo geeft hij een heldere beschrijving van het ‘obstructieve object’ (een concept van Bion) dat het tegenovergestelde is van een containend object. Wanneer de moederlijke omgeving niet receptief genoeg is en onvoldoende openstaat voor de projectieve identificaties van de baby, dan zal een zelfdestructief object in de binnenwereld van de baby worden gevormd. Zo komt een primitief, wreed geweten tot stand dat genadeloos aanvalt en leren vanuit ervaring bemoeilijkt. Een dergelijk obstructief object is een bron van intense mentale pijn, geweld en zelfdestructieve neiging, iets dat ons vertrouwd voorkomt bij de behandeling van borderlinepatiënten.

Ook het concept ‘Alpheus’ van Bion wordt helder uitgelegd: de mystieke onderaardse stroom die slechts nu en dan aan de oppervlakte komt, zoals een droom onverwachts en onvoorzien gedroomd wordt.

Vermote houdt bij de bespreking van Bions werk een chronologische lijn aan, maar bij het beschrijven van zijn biografie lijkt hij daarin op het eerste zicht niet consistent. De oorlogservaringen van Bion aan het front worden pas aan het einde van het boek beschreven. De reden is dat de oorlogsmemoires in de laatste levensjaren van Bion door hemzelf zijn geschreven. De lezer zal de neiging voelen vlug naar het einde van het boek te bladeren, omdat het oorlogsverleden en het trauma van Bion nieuwsgierig maken om van daaruit het oeuvre te begrijpen. De lezer kan best zijn nieuwsgierigheid beheersen en het boek gewoon van het begin tot het einde doorlezen.

Na de conclusie volgen addenda met persoonlijke herinneringen en ervaringen van hedendaagse auteurs zoals Grotstein, Ferro en Levine die door Bion zijn beïnvloed.

Het boek van Vermote onderscheidt zich van andere overzichten van het werk van Bion op een specifiek punt. Hij onderzoekt vooral de opvallende cesuur die zich situeert rond 1968.

Analytisch gezien is Bion een laatbloeier. Het is niet alleen indrukwekkend wat hij na zijn zestiger jaren heeft geschreven, maar ook ontzagwekkend welke verantwoordelijkheden hij heeft gedragen als militair, psychiater en psychoanalyticus. Vermote maakt duidelijk dat Bion vooral onderzoeker, denker en leider was, maar minder psychotherapeut. Als hij zich vooral had geïdentificeerd als psychotherapeut, dan had het hem wellicht meer moeite gekost om Londen te verlaten.

Dit boek is een bruikbare handleiding voor wie Bion wil bestuderen. Ik vermijd het woord lezen, want het werk van Bion kan je niet zomaar lezen. De eerste ontmoeting met het werk van Bion wekt verwarring, onbehagen en tegenzin die slechts moeizaam overkomen wordt. Het verrassende is wel dat de lectuur van Bion de eigen praktijk beïnvloedt. Ik voel me minder onrustig om te begrijpen wat de patiënt overbrengt, ik sta meer open voor de betekenis van schijnbaar irrelevante rêverieën, ik ben minder angstig voor emotionele ervaringen die gelijktijdig plaatsvinden en maak minder snel causale veronderstellingen. Ik maak mee hoe concepten die duister bleven, helder worden, en dat is op grond van de inspirerende invloed van Bion. Het boek van Vermote prikkelt vooral om de geschriften van Bion na 1970 te gaan lezen. Het was het wachten waard, zijn leidraad loont de moeite. Het boek is een uitstekende handleiding om het complexe denken van Bion te begrijpen en te kaderen naast andere auteurs die nu op de psychoanalytische scene invloedrijk zijn, zoals Ferro en Levine.

noot

1 Deelnemers van de groep waren Diana Messina, Pierre Dajez, Marie-Paule Durieux,
Christine Franckx, Marc Hebbrecht, Denis Hirsch en Nicole Zucker.

Literatuur

Bion, W.R. (2014). The complete works of W.R. Bion. C. Mawson (Ed.). London: Karnac.

Hebbrecht, M. (2011). Een nieuw paradigma. Droomduiding in het spoor van Bion.
Psychoanalytische Perspectieven, 29, 61-77.

Hebbrecht, M. (2016). Bion als supervisor. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 22, 3-15.

Vermote, R. (2015). Een geïntegreerd psychoanalytisch model in het licht van enkele
neurowetenschappelijke bevindingen. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 21, 3-12.

Marc Hebbrecht is psychiater, psychotherapeut en psychoanalyticus. Hij is werkzaam in ASSTER Sint-Truiden en in het UPC KU Leuven, campus Kortenberg. Hij is verbonden aan de postgraduaat opleiding in de psychoanalytische therapie van de KU Leuven en de integratieve psychotherapie van UI Antwerpen. Hij is hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Psychoanalyse.

Naar boven