Joleen Berkelaar
Tijdens het tweede hechtingscongres in Amsterdam kwamen een kleine tweehonderd professionals samen die met kinderen, jongeren en volwassenen werken. Het programma was gericht op zowel het ontstaan van gehechtheidspatronen in de vroege kindertijd als op de manier waarop deze uitwerken in het latere leven. Dagvoorzitter Anneke Vinke opende de dag met het gedichtje ‘Ga je mee’ van Jos van Hest, waarmee ze de link legde naar gehechtheid en relatie en de manier waarop we tijdens deze dag samen zouden stilstaan bij dit onderwerp. Hiermee gaf ze op poëtische wijze de essentie van de dag weer. De betrokkenheid van de organisatie en de deelnemers bij het centrale thema van deze dag was groot en duidelijk voelbaar.
Dr. Fabienne Naber, ud d-pecs Erasmus Universiteit Rotterdam en neuro-etholoog Okibo-special needs, stond tijdens de eerste lezing vanuit de neurobiologie stil bij de verschillende gehechtheidsstijlen. In de loop van het eerste jaar ontwikkelt zich de gehechtheidsrelatie die het kind opdoet in de relatie met de ouder. Voor een veilige gehechtheidsclassificatie dienen ouders in staat te zijn om een veilige basis te vormen waar het kind op kan terugvallen op momenten dat het behoefte heeft aan steun: ouders die sensitief reageren, passend bij de ontwikkeling van het kind. Een sensitieve ouder biedt op het juiste moment zorg aan het kind. Deze ouder zit niet ‘bovenop’ een kind, maar weet wanneer zorg en wanneer ruimte te bieden, zodat het kind kan exploreren. Door een sensitieve ouder leert het kind dat het kan terugvallen op mensen. Sensitieve ouders kunnen zich inleven en voorspellen wat hun kind nodig heeft. Dit lukt niet als je gestrest bent. Door stress ga je in een overlevingsstand en sluit je een deel van je brein af om energie te sparen. Wanneer je als ouder in de overlevingsstand staat, kun je je niet goed inleven en ben je niet in staat om emoties goed te reguleren.
Het helpt kinderen wanneer ouders aangeven wat er van hen verwacht wordt, dit haalt stress weg bij het kind. Zowel uitleg over de daginvulling als het ondertitelen van emoties helpen het kind situaties te begrijpen. Er is stilgestaan bij de werking van de thalamus en de werking van cortisol en oxytocine, evenals bij het belang van een relatie met zowel een vaderfiguur als een moederfiguur, ook in de aanmaak van hormonen. Als een kind het eerste jaar veilig gehecht is, kan het beter functioneren op school. Bij het ontbreken van stress staat de thalamus open, waardoor je tot leren komt. Er is sprake van een beter neuronaal netwerk waardoor je beter op zaken kunt reageren. Als een kind niet veilig gehecht is en meer stress heeft in zijn leven, is de thalamus gesloten, en dit maakt het leren lastiger.
De blauwdruk die in het eerste levensjaar gemaakt wordt, werkt het hele verdere leven door. Je kan dit fysiologisch niet veranderen. Enkel op cognitie kun je dingen aanleren en hiervoor is het nodig dat je niet gestrest bent. Bij stress sluit de thalamus en kan je niet meer op je cognitie vertrouwen.
In de tweede lezing stond dr. Anneke Vinke, vrijgevestigd gz-psycholoog, registerpsycholoog en supervisor Kind & Jeugd nip, Orthopedagoog Generalist nvo en Certified Advanced Practicioner Sensorimotor Psychotherapy, stil bij de gehechtheid in de levensloop. Zij gaf aan dat wisseling van verzorgers veel impact heeft op de ontwikkeling van een kind. De mens is niet gemaakt om alleen te zijn. Relaties vormen de kern van het menselijk bestaan en de manier waarop we onze relaties aangaan en onderhouden is nauw verweven met onze eigen gehechtheidspatronen. De basis voor deze patronen wordt in de jeugd gelegd, maar gedurende het leven kunnen patronen wijzigen. Onder invloed van ervaringen binnen en buiten het gezin worden patronen verstevigd of verzwakt. Als de basis, de hechting, goed wordt gelegd, dan gaat het beter met kinderen.
Vinke gaf aan dat, als er sprake is van psychopathologie, er bij 9 van de 10 personen sprake is van een onveilige hechting. Vaak hebben deze mensen veel nare dingen meegemaakt. Dankzij de helende werking van de (therapeutische) relatie kunnen dergelijke cliënten groeien.
De eerste deelsessie die ik volgde, werd gegeven door Renate Geuzinge, gz-psycholoog, psychotherapeut en supervisor van de vpep en tevens oprichter van het Instituut voor Interpersoonlijke Neurobiologie. Zij sprak over een veilige gehechtheid en de ontwikkeling van het kinderbrein. Op beeldende wijze vertelde ze hoe rust, kalmte en tolerantie van de ouders/opvoeders maken dat een kind zich op een mentaal gezonde manier kan ontwikkelen. Jonge kinderen kun je nog niet verwennen totdat ze 18 maanden oud zijn. Als je het brein vergelijkt met een huis, dan functioneert een jong kind de eerste 18 maanden vanuit de begane grond, waar de basisbehoeften van het kind worden aangestuurd. Het functioneert dan vanuit het ‘benedenbrein’. Een kind reageert vanuit driften en dat vraagt om koestering, troost, sussen en het maken van verbinding tussen ouders en kind. Pas als het kind 18 maanden is, komt het ‘bovenbrein’ in ontwikkeling. Dan kan een kind ook pas leren luisteren. Ouders bouwen aan een trap naar de bovenverdieping door het kind in een optimale zone te laten zijn waar het kan leren van ervaringen. Ouders kunnen rechtstreeks het brein van hun kind beïnvloeden. Door een kind gedoseerd bloot te stellen aan wat chaos en rigiditeit, leert het zijn behoeftes uit te stellen en oefent het met emotieregulatie. Het kinderbrein leert gaandeweg de afzonderlijke hersengebieden te integreren. Er ontstaat integratief weefsel en hierdoor kunnen diverse delen van het brein samenwerken. Als er sprake is van veel chaos of rigiditeit bij de opvoeders, heeft dit invloed op de integratie van de verschillende hersengebieden van het kind. In de tienertijd is er sprake van een grote verbouwing van het ‘bovenbrein’. Het kinderbrein wordt omgevormd naar volwassenbrein en dit proces duurt totdat de mens halverwege de twintig is. Pas rond het vijfentwintigste levensjaar is deze verbouwing klaar en is de ontwikkeling van dat deel van de hersenen waarmee je verstandelijke beslissingen kunt nemen, waar het normbesef is ontwikkeld en de mate waarin iemand in staat is tot het tonen van empathie, volledig. Het brein ontwikkelt zich tot halverwege de twintig, maar het blijft het hele leven plastisch. Tot aan het vijfentwintigste levensjaar is er nog veel te beïnvloeden, maar ook daarna is het bevorderen van groei nog mogelijk.
Gedrag als drift kan vanuit het ‘bovenbrein’ worden aangestuurd, maar ook vanuit het ‘benedenbrein’. Beide vragen echter om een andere aanpak van de ouder. Als het kind een driftbui heeft vanuit het ‘bovenbrein’, dan is het kind in staat om direct te stoppen. Het kind heeft namelijk controle over de drift en zet het in als een strategie om een doel te bereiken. Bij deze vorm van drift werkt negeren het beste. Het kind vraagt om duidelijke grenzen. Drift vanuit het ‘benedenbrein’ werkt echter heel anders: dat is een situatie waarin een kind zo overstuur is, dat het zijn ‘bovenbrein’ niet meer kan bereiken. In deze situatie kan een kind niet meer nadenken en kan het zijn lichaam niet meer beheersen. Dit vraagt van de ouder dat hij/zij het kind koestert, troost en sust. Het kind heeft dan de verbinding met de ouders nodig.
Als er sprake is van een hechtingsstoornis, dan is de trap tussen het ‘benedenbrein’ en het ‘bovenbrein’ onvoldoende aangelegd. Deze trap ontwikkelt zich naar aanleiding van vele duizenden interacties tussen verzorger en kind. Het stimuleren van een krachtig ‘bovenbrein’ is van belang en het sterker maken van de trap kan gedurende het hele leven plaatsvinden. Dit kan onder andere door goed gebruik te maken van mindfulness.
Voor een veilige hechtingsrelatie is goede afstemming op het kind van belang. Emotioneel afstemmen doet de volwassene met het rechterbrein, waarbij hij contact maakt met het rechterbrein van het kind. Daarna komt pas de logica, die in de linkerhersenhelft zit. Voor een goede afstemming is het van belang dat er zowel met het ‘boven-’ als ‘benedenbrein’ en met zowel de linker- als rechterhelft contact wordt gemaakt.
Louise Michelle Bombèr, Strategic Attachment Lead Teacher en therapeut, gecertificeerd ddp Practitioner en klinisch leider van TouchBase, gaf de tweede deelsessie die ik bijwoonde. Deze ging over ‘The human bridge towards recovery’, waarbij Bombèr aangaf dat in Engeland het belang van een goede hechting vanuit de overheid wordt erkend. Ze liet weten dat de ontwikkeling van het brein van beneden naar boven en van binnen naar buiten gaat. Kinderen zijn ontworpen om afhankelijk te zijn. In aanvang zijn kinderen klein, kwetsbaar en afhankelijk. Ze hebben bescherming en veiligheid nodig. Bij een veilige hechting leer je als kind dat volwassenen veilig zijn, zij leren je reguleren en ze geven je een goed gevoel. Bij een veilige hechting is er sprake van veiligheid, stabiliteit en zekerheid. Er zijn vele situaties waarin kinderen terechtkomen waar deze voorwaarden voor een veilige hechting ontbreken. In Engeland is er sinds enige tijd binnen het onderwijs aandacht voor het herkennen van deze kinderen en het werken aan de hechting. Het startpunt is inzicht krijgen in de geschiedenis van de persoon vanaf de zwangerschap. Kinderen hebben lange tijd nodig om een nare geschiedenis te overwinnen. Als een onveilig gehecht kind in een veilige setting terechtkomt, geeft dit een mismatch, wat zorgt voor conflicten. Kinderen herkennen de veilige situatie niet. Doordat ze die niet herkennen, krijgen ze last van stress, wat het voor hen onmogelijk maakt om tot leren te komen. In de klas hebben ze hulp nodig om te begrijpen wat er gebeurt. Die hulp kan geboden worden door te benoemen wat er gebeurt en wat er van hen verwacht wordt, bijvoorbeeld: ‘Als ik mijn hand optil om een boek te pakken, denk jij dat ik je pijn ga doen. Ik pak het boek op met mijn hand, zodat ik erin kan lezen’.
Er is een werkwijze ontwikkeld waarin met kinderen als detectives op onderzoek wordt uitgegaan naar de relatietrauma’s in het leven. Deze worden opgeschreven, waarbij wordt genoteerd wat angst aanjaagt en wat geruststelling geeft. Zo wordt er een landkaart van een kind gemaakt. De kinderen met een hechtingsstoornis krijgen een persoonlijk team dat is samengesteld uit mensen met verschillende taken op school. Ze krijgen een persoonlijke mentor en het is van belang dat het kind leert een belangrijke een-op-eenrelatie aan te gaan met deze persoon. Het doel is om het vertrouwen van het kind te vergroten en de stress te reduceren, waardoor het kind tot leren kan komen.
Dit zijn belangrijke zaken die een school moet kunnen bieden, zodat het kind gaat ondervinden dat het volwassenen kan vertrouwen en dat het aanwijzingen van volwassenen kan volgen. Het kind moet zich veilig gaan voelen en vrijkomen van angst en schaamte. Het is belangrijk dat – vooral deze – kinderen voelen dat zij ertoe doen en dat ze welkom, speciaal en belangrijk zijn en dat ze om leren gaan met de vele veranderingen in hun leven. Er dient ruimte te komen, vanwaaruit kinderen nieuwsgierig kunnen zijn en dingen willen gaan ontdekken, zodat ze zich open gaan stellen om te kunnen leren. Op deze manier is het de bedoeling dat kinderen leren omgaan met sensorische overprikkeling. De school leert het kind onderhandelen tijdens ontwikkelingsfasen, zoals de puberteit, zodat het kind zelfbewust en zich tevens bewust van anderen wordt, wat helpt bij het (leren) maken van verstandige keuzes.
De laatste deelsessie, die werd gegeven door dr. Anneke Vinke, ging over het belang van verhalen. Ieder kind beschikt over verhalen, waarbij een aantal verhalen geen taal heeft gekregen en andere wegen zoekt om zich kenbaar te maken. Zo kun je erover dromen of last krijgen van symptomen die voortkomen uit het niet-vertelde verhaal. Juist bij hechtingsproblemen, in situaties waarbij kinderen ter adoptie zijn aangeboden of als pleegkind zijn opgenomen in een pleeggezin, is er sprake van breuken in het levensverhaal, wat kan samengaan met gevoelens van eenzaamheid. Stukken van het levensverhaal zijn afgescheiden door trauma. Dit maakt dat er verhalen of fantasieën zijn ontstaan, bijvoorbeeld over de herkomst en over het al dan niet gewenst zijn.
Het doel bij hechtingsgericht verhalen vertellen, is het wijzigen van het script. Het is een oplossingsgerichte manier om het levensverhaal te vertellen, wat leidt tot nieuwe inzichten. Als ouders betrokken worden bij de therapie is het van belang dat ouders zichzelf kennen en met een kalm brein aanwezig zijn, en het kind op rustige wijze kunnen helpen. Tijdens de lezing werden handvatten aangeboden voor hoe je hier als professional mee aan de slag kunt gaan.
Ik heb met enthousiasme deelgenomen aan het congres. De betrokkenheid bij het onderwerp vanuit de sprekers was groot, waardoor de lezingen interessant waren en deze voor een breed publiek goed te volgen waren. Het was fijn om een dag lang stil te staan bij het thema hechting, wat de basis vormt in intermenselijke relaties. De invloed van een goede gehechtheid geeft je als kind een voorsprong in het leven. Je komt beter tot leren, je hebt een groter vertrouwen in de mensen om je heen en het maakt dat je in potentie kunt uitgroeien tot een mentaal gezonde volwassene. Wanneer je dit als kind niet meekrijgt, loop je op vele gebieden achter op anderen. De kans dat er problemen optreden in de verdere ontwikkeling is dan vele malen groter. Ik ben dan ook blij dat er nu voor de tweede maal aandacht is besteed aan dit zo belangrijke onderwerp. Hierbij vind ik het een mooie ontwikkeling dat het belang van hechting in Groot-Brittannië nog meer en intensiever wordt onderkend en dat er daar mogelijkheden zijn om binnen scholen te werken aan het bevorderen van hechting. Hoe eerder kinderen geholpen worden, hoe groter de kans dat ze zich beter kunnen ontwikkelen. Als cadeau bij deelname kreeg iedereen het boek Gehechtheid in de behandelkamer dat is uitgegeven naar aanleiding van het eerste hechtingscongres, wat de deelnemers iets tastbaars meegaf om in hun werk als therapeut nader met het thema hechting aan de slag te gaan.
literatuur
Havermans, A., Verheule, C., Gerits, L., Bales, D., Stelt, M. van der, Naber, F., e.a. (2019). Gehechtheid in de behandelkamer, therapeutische interventies in beeld. Amsterdam: SWP.
Joleen Berkelaar werkt als systeemtherapeut en orthopedagoog in opleiding tot psychotherapeut bij Pec ggz in Eindhoven.