Inleiding

Maud Schaepkens

Wat zou (het met) u doen als een van uw patiënten (vrij) abrupt overlijdt? Verwacht u dat een comorbide ptss-diagnose bij patiënten met anorexia nervosa leidt tot minder gewichtsherstel dan zonder die bijkomende diagnose? Wist u dat het van wetenschappelijk en praktisch nut kan zijn om iemands relationele kernconflicten te identificeren? Hoe vaak is seksualiteit het onderwerp van gesprek in uw behandelkamer? En wat vindt u ervan dat u meer vrouwelijke dan mannelijke collega’s heeft (althans, als dit in uw situatie klopt)? Deze en andere vragen worden u via de artikelen in dit nieuwe, rijkgevulde Tijdschrift voor Psychotherapie (in)direct gesteld. Naast onderzoek treft u openhartige verhalen aan over ervaringen uit de eigen praktijk. De diversiteit aan onderwerpen in de artikelen, evenals in de boek- en congresverslagen, biedt – net als ons vak – een veelzijdig geheel.

In het eerste artikel leest u over de core conflictual relationship theme-lu (ccrt-lu)-methode, die Moraima García Mantilla, Caspar Berghout, Anna Bartak en Dan Pokorny vertaalden in het Nederlands. Met deze effectieve strategie kunnen terugkerende aspecten in interpersoonlijke relaties van patiënten worden geanalyseerd en gesystematiseerd. De methode is, aldus de auteurs, een diagnostisch instrument dat goed bruikbaar is in zowel wetenschappelijk onderzoek als in de klinische praktijk, voor het identificeren van iemands relationele kernconflicten. Deze laatste zijn van nut bij het geven van een indicatie over de mate en stijl van iemands interpersoonlijke relaties, evenals diens mentale gezondheid.

Het tweede artikel komt van Vera Lammers, Maartje Vroling, Marieke ten Napel en Ger Keijsers. Zij deden onderzoek naar de mate van gewichtsherstel bij patiënten met anorexia nervosa. Specifiek vroegen de onderzoekers zich af of er, na het volgen van een klinische behandeling, een verschil in gewichtsherstel waarneembaar zou zijn tussen deze patiënten met, versus zonder bijkomende ptss-diagnose. De verwachting was dat een comorbide ptss zou leiden tot minder gewichtsherstel bij vrouwen met anorexia nervosa. De titel van het artikel verklapt reeds dat dit echter niet het geval blijkt te zijn. Een interessant gegeven dat, samen met de bijkomende resultaten evenals de beperkingen, leerzaam is voor menig psychotherapeut die met deze doelgroep werkt.

Het derde artikel in dit nummer komt uit de klinische praktijk. Arnout ter Haar voert als klinisch psycholoog en psychotherapeut een eigen praktijk waarin hij in de voorbije jaren de onverwachte dood van drie patiënten meemaakte. Op een open manier blikt Ter Haar terug op hoe hij omging met deze, ook voor hem als therapeut, impactvolle gebeurtenissen. Van het afscheid en de begrafenis(sen) tot het contact met en bieden van nazorg voor nabestaanden en het organiseren van nazorg voor jezelf als therapeut: alle aspecten komen aan bod. Het resultaat is een artikel dat raakt en dat bij menig psychotherapeut zal leiden tot zowel herkenning als nadenken: hoe gaat u om, of hoe zou u omgaan met een dergelijk (abrupt) afscheid van uw patiënt?

Onze columniste Danielle Oprel, helaas ook bezig met het nemen van afscheid – specifiek van haar ouderlijk huis – werd door een goede vriend aan het denken gezet over het hoge aantal vrouwelijke versus het lage aantal mannelijke psychotherapeuten. Tot welke consequenties leiden die aantallen voor onze patiënten en wat vinden wij therapeuten van die verschillende aantallen mannen versus vrouwen in onze teams? Oprels collega’s blijken het unaniem eens: graag meer mannen in het vak. Volgens onze columniste vraagt dit om onderzoek en analyse, maar vooraleerst stelt ze onze mannelijke collegae een aantal vragen…

Ook ik heb het altijd jammer gevonden minder mannelijke dan vrouwelijke collegae te hebben. In de teams waar ik tot nu toe werkte, zorgden de mannen voor een fijne dynamiek, die ik miste in de manloze teams. Bovendien ervoer ik onlangs een heel leerzame intervisie over de omgang met seksualiteit en intimiteit (denk aan: in welke mate zijn dit bespreekbare onderwerpen in de therapiekamer, in hoeverre fantaseer je wel eens over je patiënt(en) en raak je een patiënt wel eens nader aan dan enkel de hand die je bij binnenkomst en weggaan schudt?). Daarbij had het voor mij een grote meerwaarde om te kunnen ‘interviseren’ met niet alleen vrouwen, maar juist ook met mannen. Over het thema seksualiteit later meer.

Eerst de boekrecensies die u in dit nummer vindt. Brecht Griffioen las het Handboek persoonlijkheidsstoornissen, dat is geschreven door Ingenhoven, Berghuis, Colijn en Van. Als opvolger van het vorige handboek uit 1994, omdat het hoog tijd was voor een nieuwe update over de stand van zaken omtrent persoonlijkheidsstoornissen. Volgens Griffioen biedt het handboek uit 2018 een compact en actueel overzicht. In zes hoofdstukken wordt alle laatste nieuwe informatie over persoonlijkheidsstoornissen beschreven: van de vernieuwingen van de dsm-5 ten opzichte van de dsm-iv, theoretische achtergronden en stromingen, tot de beschrijvingen van de specifieke persoonlijkheidsstoornissen, het diagnostische proces, de indicatiestelling en behandelmogelijkheden. Kortom: leerzaam leesmateriaal voor eenieder van ons die werkt met patiënten met persoonlijkheidsstoornissen.

Hans de Ruiter schreef een recensie over Van Dams boek Affectfobie therapie in de praktijk, dat menig handvat aanreikt om aan de slag te gaan met affectfobietherapie (aft). Zowel de voorwaarden en indicatiestelling als het behandelmodel en de kern van de aft-behandeling worden uiteengezet. Aldus De Ruiter leert de lezer stap voor stap te kijken naar de problematiek van de patiënt, in het licht van zijn manier van omgaan met emotionerende gebeurtenissen.

Hoe men omgaat met dergelijke gebeurtenissen in het leven, kan te maken hebben met de mate van veilige gehechtheid. Daarover ging het tweede hechtingscongres in Amsterdam, dat Joleen Berkelaar bezocht. Hoe ontstaat een veilige gehechtheid, wat kan die ontwikkeling in de weg staan en wat valt er in dat geval later nog te ‘herstellen’? Deze en andere vragen werden tijdens deze leerzame dag beantwoord. De deelnemers maakten tevens kennis met het idee van een ‘beneden-’ en een ‘bovenbrein’ en met een werkwijze waarbij met kinderen als detectives op onderzoek wordt uitgegaan naar de relatietrauma’s in het leven. Het was een dag die, aldus Berkelaar, aan het denken zette en die de deelnemers aanknopingspunten aanreikte om in de behandelkamer nader mee aan de slag te gaan.

Dat gold eveneens voor het elfde jaarcongres voor klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen, met als thema seksualiteit – een (nog) te weinig besproken onderwerp in de spreekkamer, aldus een van de hoofdsprekers. Bram Bovendeerd doet verslag. De ene spreker gaf een soort actuele seksuele voorlichting, waar de ander seksualiteit linkte aan het huidige ‘selfietijdperk’ en weer een ander de ontwikkelingen op het gebied van seksualiteit verbond aan filosofisch gedachtegoed. Alle facetten van seksualiteit kwamen aan bod. Passend bij het thema van de column in dit tijdschrift, eindigde het congres met de persoonlijke zoektocht van schrijfster Rijneveld rondom haar/zijn genderidentiteit.

Met deze keur aan artikelen, over zoveel uiteenlopende thema’s binnen ons vakgebied, verwachten wij u wederom van verfrissend en inspirerend leesmateriaal te voorzien.

Maud Schaepkens is als psycholoog i.o.t. psychotherapeut werkzaam bij Pec ggz in Eindhoven en bij Zorgverlening PGZ in Heerlen. Daarnaast is zij eigenaar van tekstbureau MaudMedia. Zij is tevens redacteur van dit tijdschrift.

Naar boven