In memoriam

In memoriam

Jos Dijkhuis (1929-2018)


Cees van der Staak

Op 4 juni 2018 overleed Jos Dijkhuis. Als je één persoon zou willen aanwijzen die in Nederland de psychotherapie groot heeft gemaakt door de beoefening ervan toegankelijk te maken voor psychologen en andere niet-medici, dan is dat zonder enige twijfel Jos Dijkhuis. Toch heeft hij daarvoor niet de waardering gekregen die hij verdiende.

In het navolgende wordt dit toegelicht. Daarna volgen enkele biografische gegevens en ten slotte een korte persoonlijke terugblik.

Jos Dijkhuis en de psychotherapie

Veel jonge psychotherapeuten en psychotherapeuten in opleiding zal de naam Jos Dijkhuis niet veel zeggen. Toch was hij degene die de beroepsgroepen van psychologen en andere niet-medici het beloofde land van de psychotherapie binnenleidde. Zijn betekenis voor de Nederlandse psychotherapie en de Nederlandse psychotherapeuten is groot.

Tot 1967 was de psychotherapie het exclusieve domein van de psychiater, en wel de psychiater die als lid was toegelaten tot de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (nvp). Tot dat jaar stond de in 1930 opgerichte nvp alleen open voor psychiaters. In het algemeen had deze psychiater een psychoanalytische opleiding genoten. Voor zover psychologen een bijdrage leverden in de gezondheidszorg beperkte die zich tot de psychodiagnostiek. De tijden gingen echter veranderen. De gedragstherapie en de rogeriaanse therapie kwamen overgewaaid uit de vs en het waren in Nederland vooral psychologen die deze nieuwe vormen van psychotherapie gingen beoefenen.

Jos Dijkhuis, de latere hoogleraar klinische psychologie en psychotherapie aan de Universiteit Utrecht, slaagde er begin jaren zestig van de vorige eeuw in als medewerker binnen te komen in het Utrechtse Instituut voor Medische Psychotherapie (imp). Hij gaf er psychotherapie en les aan medici in opleiding tot psychotherapeut. Al snel werd hij er directeur, naast de psychiaters Groen en Zwanikken. Alras werden ook niet-medici toegelaten tot de psychotherapie-opleiding van het imp. Het voltooien van de imp-opleiding werd een voorwaarde voor het lidmaatschap van de nvp.

In 1965 werd Jos Dijkhuis uitgenodigd als eerste niet-medicus lid te worden van de nvp. Hij werd terstond secretaris van het bestuur en hij wist het gedaan te krijgen dat per 1 januari 1967 het nvp-lidmaatschap ook mogelijk werd voor andere niet-medici, voornamelijk psychologen, maar ook andere sociale wetenschappers, theologen en maatschappelijk werkers met vo.

Het aantal imp-opleidingen tot psychotherapeut en het aantal nvp-psychotherapeuten groeide in de jaren erna explosief. De imp-opleidingen werden gesubsidieerd en de honorering van psychotherapeuten was riant. De overheid vond regulering noodzakelijk en daarom werd in 1986 een overheidsregister van psychotherapeuten ingesteld. In 1998 werd het beroep psychotherapeut opgenomen in de Wet big.

Nu, meer dan vijftig jaar na 1967, zijn nagenoeg alle deelnemers aan de opleiding tot psychotherapeut niet-medici. In de afgelopen tien jaar is slechts een enkele arts begonnen aan de opleiding tot psychotherapeut. Het beroep psychotherapeut is omgevormd van een medisch beroep tot een psychologisch beroep en bij deze omvorming heeft Jos Dijkhuis een centrale rol gespeeld.

Men zou verwachten dat de nvp een grote dankbaarheid voor Jos Dijkhuis zou voelen en hem zou hebben geëerd. Toch is dat niet gebeurd en dat heeft ongetwijfeld te maken met het volgende. Jos Dijkhuis mocht dan de psychotherapie opengesteld hebben voor vele anderen dan psychiaters, hij was na enige jaren geen voorstander meer van een apart beroep ‘psychotherapeut’. Hij ging de psychotherapie een vak noemen. ‘Een vak voor vele beroepen’, zoals de titel was van een artikel van zijn hand in 1989 dat veel beroering wekte (Dijkhuis, 1989).

Als voorzitter van het Coördinerend Orgaan Nascholing en Opleiding in de ggz (cono) heeft hij zelfs actief bijgedragen aan het voorstel van het cono voor afschaffing van het beroep psychotherapeut dat in maart 2000 aan de minister werd aangeboden. Dat was twee jaar nadat de psychotherapeut was opgenomen als artikel 3 beroep in de Wet big. De psychotherapeuten hebben een sterke lobby gevoerd om dit te voorkomen en dat is hen gelukt. Jos Dijkhuis was sindsdien geen vriend meer van de psychotherapeuten.

Na zijn aftreden als voorzitter van het cono in 1999 heeft Jos Dijkhuis zich teruggetrokken uit het beroependebat. Het is niet meer goed gekomen tussen hem en de psychotherapeuten en dat valt te betreuren gezien zijn zeer grote betekenis voor de psychotherapie in Nederland.

Biografische gegevens

Jos (J.H.) Dijkhuis werd geboren in 1929 in Borne (Twente) in een katholiek gezin met zes kinderen. Jos was de jongste en naar eigen zeggen de lieveling van zijn moeder. Zijn vader was schoolmeester en actief in de politiek. Zijn oudste broer Jan (J.J. Dijkhuis) werd later net als Jos hoogleraar klinische psychologie en psychotherapie, maar dan in Leiden. In 1941 ging Jos Dijkhuis naar het gymnasium in Oldenzaal. Op zijn achttiende vertrok hij naar Utrecht om psychologie te gaan studeren. Hij heeft het grootste deel van zijn verdere leven in Utrecht gewoond.

In die jaren waren Langeveld en later ook Buytendijk en Van Lennep in Utrecht de toonaangevende hoogleraren. In zijn tweede jaar werd Jos Dijkhuis student-assistent. Na zijn afstuderen in 1955 werd hij hoofdassistent op het Instituut voor Clinische en Industriële Psychologie (icip), waar Van Lennep de scepter zwaaide. Jos Dijkhuis kreeg als taak de klinische psychologie in Utrecht tot ontwikkeling te brengen. In 1960 promoveerde hij cum laude op het proefschrift Het beoordelen in de psychologie.

In die tijd startte Jos Dijkhuis met een opleiding tot psychoanalyticus die hij tien jaar later voltooide. Zijn wetenschappelijke aandacht ging zich richten op de interactie tussen psycholoog en cliënt. Hij ging zich meer en meer interesseren voor de psychotherapie. Begin jaren zestig aanvaardde hij een positie als mededirecteur van het Instituut voor Medische Psychotherapie (imp). In 1963 werd Jos Dijkhuis benoemd tot lector met als leeropdracht ‘De theorie en praktijk van de niet-medische psychotherapie voor volwassenen’. In 1965 werd dit lectoraat omgezet in het ordinariaat ‘Klinische psychologie en de niet-medische psychotherapie voor volwassenen’. Een jaar later mochten de inperkingen er af en werd de leeropdracht tout court: ‘Klinische psychologie en psychotherapie’. Het was de eerste leeropdracht in de psychotherapie in Nederland. Niet lang daarna veranderde ook de naam van het imp: Het Instituut voor Medische Psychotherapie werd Instituut voor Multidisciplinaire Psychotherapie.

Na het emeritaat van Van Lennep was Jos Dijkhuis hoofd geworden van het icip. Vanaf 1968 brak daar, net als in de rest van de faculteit, de revolutie uit. Stafleden en studenten gingen inspraak eisen en er ontstonden nare conflicten, chaos en afbraak. Pas in de jaren tachtig kwam het instituut, inmiddels Klinische psychologie en gezondheid geheten, weer in een rustig vaarwater.

In 1980 werd Jos Dijkhuis benoemd tot decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Er stonden harde bezuinigingen voor de deur en in 1983 en 1986 vonden twee ingrijpende reorganisaties plaats. Vooral aan het eind van zijn decanaat in 1989 leidde dit tot veel turbulentie. In 1991 ging Jos Dijkhuis met emeritaat.

De bijdragen van Jos Dijkhuis op het gebied van de (opleiding in de) psychotherapie hadden zich intussen voor een aanmerkelijk deel buiten de universiteit voltrokken. Van ongeveer alle landelijke en ministeriële commissies over de psychotherapie die ertoe deden, was Jos Dijkhuis lid, vaak voorzitter, en het was Jos Dijkhuis die ervoor zorgde dat deze commissies ertoe gingen doen.

Hij werd onder meer voorzitter van het door de overheid ingestelde kcop, Koördinatiecentrum voor Opleidingen in de Psychotherapie. Hij was vanaf de oprichting in 1977 voorzitter. Samen met enkele anderen, waarbij vooral Blankstein en Baan genoemd moeten worden, slaagde hij er niet alleen in om psychologen toegang te geven tot de beoefening van de psychotherapie en daarvoor betaald te worden, maar ook om gesubsidieerde opleidingsprogramma’s voor ze op te zetten.

Hij werd lid van de commissie-Verhagen, die in opdracht van de overheid een plan ontwikkelde voor de verdere ontwikkeling van de psychotherapie en van de psychotherapieopleidingen. In 1986 werd door de overheid een overheidsregister voor psychotherapeuten ingesteld, waarbij de adviezen van de commissie-Verhagen richtinggevend waren voor de toelatingseisen tot het register. In 1988 werd het Centraal Orgaan Opleidingen Psycho­therapie (coop) opgericht, waarin Jos in de aanvang een centrale rol speelde.

Ook kwamen er Regionale Opleidingen voor Nascholing en Opleiding (rino’s), waarin de psychotherapie-opleidingen werden ondergebracht. Jos werd hoofdopleider van rino Utrecht.

In 1990 werd door de minister van vws het Coördinerend Orgaan Nascholing en Opleiding in de ggz (cono) opgericht en Jos Dijkhuis werd daarvan de eerste voorzitter. In het cono waren de belangrijkste spelers op het gebied van beroepen en opleidingen vertegenwoordigd: de beroepsverenigingen, ggz Nederland, de zorgverzekeraars, opleidingsinstellingen en patiëntenorganisaties. Als overlegpartner voor vws speelde het een belangrijke rol bij de invoering van de Wet big. Als cono-voorzitter was hij ook adviseur van de Raad big die de minister moest adviseren over de beroepen die in de Wet big moesten worden opgenomen, waaronder het beroep psychotherapeut.

In hetzelfde jaar 1990 werd Jos Dijkhuis secretaris/directeur van het Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid (nfgv, tegenwoordig Fonds Psychische Gezondheid geheten). Dat fonds beschikte over aanzienlijke gelden die voor ontwikkelings- en onderzoeksprojecten in de ggz bedoeld waren en Jos was niet terughoudend om deze gelden aan te wenden voor projecten en bijzondere leerstoelen die hij als cono-directeur belangrijk vond.

Na zijn emeritaat bij de Universiteit Utrecht was Jos Dijkhuis van 2002-2010 voorzitter van het bestuur van de Stichting Universiteit voor Humanistiek.

In 2002 stelde de artsenfederatie knmg een commissie in om haar te adviseren over euthanasie bij mensen die daarom verzoeken, omdat ze ‘lijden aan het leven’. Het eindrapport in 2004 kreeg een wisselende ontvangst, maar heeft in de verdere discussie rond euthanasie een belangrijke rol gespeeld.

In de aanloop naar zijn emeritaat verhuisde Jos Dijkhuis in 1989 van Utrecht naar Amsterdam, samen met zijn partner Gerard, met wie hij al jarenlang een relatie had. Deze relatie hadden ze jarenlang geheim moeten houden en het was een grote vreugde voor hen beiden om ermee naar buiten te komen. Tot groot verdriet van Jos heeft hun gezamenlijke leven in Amsterdam niet lang geduurd, omdat Gerard kort daarna overleed.

Persoonlijke terugblik

Ik heb Jos Dijkhuis leren kennen in het Convent van Hoogleraren Klinische Psychologie dat maandelijks vergaderde in het Academiegebouw in Utrecht, op minder dan een steenworp afstand van zijn werkkamer op de Trans. Na mijn benoeming tot hoogleraar klinische psychologie in Nijmegen in 1982 werd ik als nieuwkomer toegelaten tot dit illustere gezelschap dat vanzelfsprekend voorgezeten werd door Jos Dijkhuis en waar Pieter Boeke, Piet Cassee en Jan Dijkhuis de andere ervaren collega’s waren. Jan Dijkhuis was de oudste broer van Jos Dijkhuis en was hoogleraar in Leiden met dezelfde leeropdracht ‘Klinische psychologie en psychotherapie’. De relatie tussen deze twee broers was hecht, maar hun meningsverschillen waren talrijk en hebben een aanmerkelijke invloed gehad op het verloop van het beroependebat. Er was regelmatig sprake van rumor in casa, zoals Jan dat noemde.

Tussen 1986 en 1989 vonden in het Convent uitvoerige discussies plaats over de gevolgen die de invoering van het overheidsregister van psychotherapeuten in 1986 zou moeten hebben voor het NIP-register van klinisch psychologen. Ik zie ons nog staan voor een flipover waarbij Jos en Jan als schakers op het papier hun zetten deden. Jan pleitte ervoor dat het NIP-register voortaan de overheidsregistratie als psychotherapeut als toegangseis moest gaan stellen. Jos waar daar aanvankelijk geen voorstander van, omdat daardoor het aparte beroep psychotherapeut minder onderscheidend zou worden. Uiteindelijk werd het voorstel van Jan overgenomen en in 1989 werd de registratie als psychotherapeut een toelatingseis voor de registratie als klinisch psycholoog. De rest is geschiedenis, die het overigens verdient nog een keer goed opgeschreven te worden.

Het is mijn overtuiging dat Jos Dijkhuis aanvankelijk trots was op hetgeen hij voor de psychotherapie en de psychotherapeuten had weten te bereiken. Later raakte hij gedesillusioneerd, toen duidelijk werd welke positie het beroep psychotherapeut uiteindelijk in de Wet big ging innemen, als basisberoep naast de gezondheidszorgpsycholoog en de specialistische klinisch psycholoog. Dat verklaart mijns inziens voor een belangrijk deel zijn opstelling toen hij de psychotherapie een vak voor vele beroepen ging noemen.

Ik heb met Jos Dijkhuis na zijn emeritaat nog vele jaren samengewerkt in het cono, in de big-Raad en in de begeleidingscommissie voor de bijzondere leerstoel van Giel Hutschemaekers. We konden het altijd goed met elkaar vinden, ook al waren we het lang niet altijd eens. Ik bewaar goede herinneringen aan hem. Hij had sterke opvattingen over wat er moest gebeuren en hij bewerkstelligde meestal dat het gebeurde. Tegelijkertijd luisterde hij goed naar anderen en nam hij goede ideeën graag over.

Jos Dijkhuis had de regie over zijn leven strak in de hand, en zo had hij dat ook over zijn sterven.

Bij de herdenkingsdienst liet hij ten afscheid aan allen die hem dierbaar waren het lied ‘Ich bin der Welt abhanden gekommen’ van Gustav Mahler horen waarvan de eerste strofe luidt:

Ich bin der Welt abhanden gekommen,

mit der ich sonst viele Zeit verdorben.

Sie hat so lange nichts von mir vernommen,

sie mag wohl glauben, ich sei gestorben!

Literatuur

Dijkhuis, J.H. (1989). Psychotherapie: een vak voor vele beroepen. Maandblad Geestelijke
volksgezondheid, 44
, 1051-1064.

Cees P.F. van der Staak is emeritus hoogleraar klinische psychologie. Sinds 1 januari 2009 is hij met emeritaat.

Naar boven