gelezen

gelezen

Ruud Beunderman, Sjoerd Colijn, Lidwien Geertjens en Fatima van der Maas (red.). Theorie en praktijk van supervisie in de ggz. Utrecht:
De Tijdstroom, 254 p., € 36,00

Bram Bovendeerd

Theorie en praktijk van supervisie in de ggz, verschenen eind 2016, is de herziene versie van het eerder verschenen boek met dezelfde titel uit 2011. In het nieuwe boek is er sprake van ‘een verbreding en verdieping van de supervisiepraktijk ten opzichte van het eerdere boek’, geven de auteurs aan. Naast behoud van een aantal eerdere hoofdstukken is deze versie dan ook uitgebreid met een deel over psychotherapie en onderwerpen als persoonsgerichte supervisie, beroepsethiek, cultuur en opleiden, en competenties.

Het boek is ingedeeld in vijf delen; I. Supervisie: een verkenning, II. De basis van supervisie, III. Supervisiepraktijk, IV. Supervisie en psychotherapie en V. Supervisie en opleiden. Al met al is het een behoorlijk, bijna encyclopedisch naslagwerk met maar liefst 20 hoofdstukken. Het geeft een breed totaaloverzicht van vele aspecten van supervisie die voor een deel samenhangen en voor een deel op zichzelf staan. Voor de geïnteresseerde lezer die zich echt in supervisie wil verdiepen, loont het de moeite waard om het boek, in tegenstelling tot een encyclopedie, dan ook volledig door te lezen.

In deel I wordt allereerst een begripsbepaling van supervisie gegeven, vreemd genoeg in het Engels, naar de definitie van Bernard en Goodyear (2014). Supervisie wordt hierbij gezien als ‘een interventie gegeven door een senior lid van een professie aan een junior lid of leden die in de regel (maar niet altijd) behoren tot dezelfde professie. De (supervisie)relatie is evaluatief en hiërarchisch, spreidt zich uit over de tijd, en heeft het gelijktijdige doel om én de kwaliteit van het professionele functioneren te verhogen van de meer junior leden, én de kwaliteit van de gegeven professionele diensten aan de cliënten te monitoren die gezien worden én het bewaken van de toegang tot de professie die de supervisant wil verkrijgen.’ (vertaling door auteur).

Hierbij wordt meteen opgemerkt dat het monitoren van de kwaliteit in de Nederlandse opleiding een taak is van de werkbegeleider en niet van de supervisor, waarna de auteurs overgaan tot een positionering van de supervisor o.a. ten opzichte van de leertherapeut, praktijkopleider, leidinggevende en werkbegeleider, mede vanuit de historische context. Uiteindelijk zijn er in dit krachtenspel drie aspecten te onderscheiden: 1. de hiërarchische lijn binnen de instelling (wordt geborgd door leidinggevende), 2. de inhoudelijke cliënt-verantwoordelijke lijn (wordt geborgd door de werkbegeleider) en 3. de lijn van de beoordeling van de opleideling (primair door praktijkopleider).

Deel II behandelt de basis van de supervisor. De kerncompetenties van een supervisor (organisatorisch-administratief, ondersteunend en opleidingsgericht) worden beschreven, alsmede de kenmerken van goede en minder goede supervisoren. Vervolgens worden verschillende leermodellen toegelicht waarbij er enerzijds gekeken wordt naar de optimale interactiestijl tussen supervisant en supervisor en anderzijds naar de optimale leerstijl van de supervisant. Tot slot worden in dit deel van het boek verschillende supervisiemodellen omschreven. Deze zijn te onderscheiden in psychotherapiegebonden modellen, ontwikkelingsmodellen en supervisieprocesmodellen met als meest bekende en wellicht ook meest toepasbare het Systems Approach to Supervision (sas) Model van Holloway (1995).

Na de achtergronden in deel I en de basiselementen in deel II, wordt in deel III de praktijk van supervisie meer onder de loep genomen. Het eerste hoofdstuk van dit deel over de contractfase verdient hierbij aanbeveling omdat hierin de basiselementen van supervisie helder worden omschreven en tevens beschreven wordt hoe je dit helder vast kunt leggen in een supervisiecontract. Hiermee wordt meteen bij aanvang een goed fundament gelegd voor de supervisie en worden eventuele knelpunten meteen bloot gelegd en zo mogelijk bijgestuurd. Vervolgens worden in de daarop volgende hoofdstukken het evalueren en beoordelen, verschillende fasen, vormen, methodieken, en diverse technieken omschreven. In het hoofdstuk over persoonsgerichte supervisie wordt vervolgens een zeer heldere omschrijving gegeven van hoe de persoon van de supervisant en het effect daarvan op de behandelrelatie belicht kan worden, zonder daarbij grenzen te overschrijden of bijvoorbeeld een soort leertherapie van de supervisie te maken.

Grenzen en grensoverschrijdingen worden in de daarop volgende hoofdstukken over supervisie-interfererende factoren, beroepsethiek en cultuur verder besproken maar tot een echte inhoudelijke verdieping over het bewaken van grenzen en wat te doen bij grensoverschrijdingen leidt dit niet echt in mijn ogen. De auteurs geven wel aan dat er meer aandacht zou moeten komen voor grensoverschrijdend gedrag maar besteden in het boek niet veel meer dan een halve pagina hieraan hetgeen wat in contradictie is met de eigen boodschap.

Het laatste hoofdstuk van deel III gaat over het beëindigen van de supervisie. Net als bij behandelingen kan het beëindigen van deze relatie soms complex zijn, gebeurt het soms voortijdig en worden er al dan niet kleine attenties of geschenken uitgewisseld. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe dit afsluitende proces in goede banen te leiden en wordt er tevens aanbevolen om een onderscheid te maken tussen een slechte match in de supervisie en het niet geschikt zijn voor het vak. Dit is immers niet hetzelfde, zoals de auteurs terecht aangeven.

Deel IV behandelt supervisie bij psychotherapie waarbij supervisie in verschillende hoofstukken wordt bekeken vanuit cognitief-gedragsmatig, psychodynamisch en persoonsgericht-experiëntieel perspectief en ook de specifieke kenmerken van supervisie bij systeemtherapie, groepstherapie en kinder- en jeugdpsychotherapie worden nader toegelicht.

Enerzijds is het mooi dat er in dit deel een meer specifieke uiteenzetting komt vanuit deze verschillende perspectieven. Anderzijds wordt al lezende helder dat dit losse hoofdstukken zijn waarin een deel van hetgeen in deel II en II van het boek al uitgebreid is beschreven, wordt herhaald. Dit maakt dat je als lezer wat verveeld kan raken door de vele dubbelingen. Sterk element is dat er veelvuldig met vignetten wordt gewerkt waardoor de specifieke focus van de diverse stromingen voor de lezer meer inzichtelijk en tastbaar wordt.

Deel V, het laatste deel van dit boek, behandelt het opleiden van supervisoren. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen meta-competenties, generieke competenties en specifieke competenties van een supervisor. Onder het eerste worden de meer mentaliserende, procesbevorderende interventies verstaan zoals aansluiten bij het proces, een goede balans vinden tussen ondersteunen en instrueren en het geven van constructieve feedback. In de generieke competenties worden zes deelgebieden onderscheiden: onderwijskundige principes toepassen, overdragen van beroepsethische principes en gedragscodes, hanteren van sociaal-culturele verschillen, het laten aansluiten van het supervisieproces bij de specifieke werk- en opleidingscontext, aansluiten bij het competentieniveau van de supervisant en tot slot het aangaan en onderhouden van een procesbevorderende werkrelatie met de supervisant.

Verder zijn er nog vier specifieke competenties te onderscheiden: het leren toepassen van praktische specifieke klinische vaardigheden, het effectief gebruiken van observatiemateriaal, het structureren van groepssupervisie en het beoordelen van het al dan niet voldoen aan beroepsstandaarden. Tot slot wordt er gepleit voor het scholen van supervisoren zowel theoretisch als door middel van een leersupervisie.

Zwak algeheel punt van het boek is dat het door verschillende personen is geschreven, die niet geheel op de hoogte lijken te zijn geweest van elkaars bijdrage. Hierdoor worden bepaalde zaken vaak herhaald en geeft het geheel eerder een indruk van een bundel van samenhangende maar toch ook afzonderlijke artikelen en hoofdstukken, dan dat het boek is te beschouwen als een logisch coherent geheel. Een ander relatief zwak punt is het summier belichte deel over grensoverschrijdingen.

Over het geheel genomen echter, belicht het boek vele gezichtspunten van supervisie en worden vele relevante aspecten nader uitgediept en toegelicht. Dit maakt het de moeite waard om het boek toch ook in zijn geheel door te nemen en is het tevens goed te gebrui-
ken als naslagwerk voor specifieke supervisies of bij het vastlopen van een supervisie. Voor wie regelmatig supervisie geeft, is de aanschaf van dit boek dan ook zeker aan te bevelen.

Literatuur

Bernard, J.M., & Goodyear, R.K. (2014). Fundamentals of clinical supervision (5th ed.). Boston: Pearson.

Holloway, E.L. (1995). Clinical supervision. A systems approach. Londen: Sage Publications Inc.

Bram Bovendeerd is klinisch psycholoog/psychotherapeut en is werkzaam bij het Specialistisch Centrum Ontwikkelingsstoornissen van Dimence, is adviseur bij Mindfit, promovendus bij de Rijksuniversiteit Groningen en docent binnen de opleiding tot klinisch psycholoog en psychotherapeut bij PPO/RUG. Hij is tevens redactielid van dit tijdschrift.

Naar boven