gehoord

gehoord

Positieve Psychotherapie en Coaching. Landelijk congres positieve
psychologie. Ede: de Reehorst, 9 maart 2018.

Hanneke Bot

Tot nu toe had ik ‘duurzaamheid’ toch vooral geassocieerd met zonnepanelen, statiegeld op plastic flessen en wat dies meer zij, maar ook in de psychologie kan je je op duurzaamheid richten. ‘Van duurzame mentale gezondheid is sprake bij afwezigheid van ernstige psychopathologie èn bij aanwezigheid van voldoende emotioneel, psychologisch en sociaal welzijn’, zo staat op de website van het congres. Ik neem aan dat hiermee wordt verondersteld dat dit ervoor zorgt dat problemen en tegenslag kunnen worden opgevangen, waarmee duurzaamheid wordt verkregen. Het vermogen tot aanpassing is daarbij cruciaal. ‘Investeren in duurzame mentale gezondheid leidt tot meer veerkracht, plezier en positief functioneren van mensen en organisaties,’ aldus de inleiding tot het congres.

Bij positieve psychologie (pp) en de daarvan afgeleide positieve psychologische interventies (ppi’s) ligt de nadruk op het (leren) beleven van positieve emoties, cognities en gedrag in plaats van op het repareren van het negatieve. Onderzoek wijst uit dat daarmee negatieve, ongewenste emoties, cognities en gedrag afnemen of in ieder geval beter te verdragen worden.

De congresdag begon met een inleiding door Ernst Bohlmeijer, hoogleraar aan de Universiteit Twente bij de vakgroep Psychologie, Gezondheid & Technologie, waar hij zich vooral bezighoudt met de bevordering van geestelijke gezondheid en het gebruik van (e-)technologie in de (geestelijke) gezondheidszorg. Hij benoemt de benadering die de positieve psychologie kiest niet als een paradigmaverandering, maar als een toevoeging, een verbreding van de gangbare, vooral op disfunctioneren gerichte psychotherapeutische benaderingen. Maar ook dat nuanceert hij: acceptance and commitment therapy (act) en compassion focused therapy hebben ook al elementen in zich van pp. In mijn werk in de klinische psychiatrie heb ik veel te maken gehad met de rehabilitatiebenadering, vanuit de herstelbeweging, en ook daarin zijn duidelijk aspecten van pp te herkennen. Ook andere sprekers benadrukten: nee, het is geen nieuw paradigma en ook geen panacee – maar wel een waardevolle manier van kijken die veel kan toevoegen aan de bevordering van welzijn en mentale gezondheid. En uit eigen ervaring kan ik zeggen dat het ook voor de therapeut wel een verademing kan zijn om je eens niet op klachten te hoeven richten.

Farid Chakssi, psycholoog en onderzoeker bij ggnet en docent bij de Universiteit Twente, presenteerde een meta-analyse van onderzoek naar de effecten van ppi’s bij mensen met lichamelijke en psychische klachten. Het gaat dan om interventies gericht op het bevorderen van genieten, vriendelijkheid, dankbaarheid, positieve relatie en zingeving. Er blijkt hier nog weinig onderzoek naar te zijn gedaan, maar uiteindelijk werden 30 onderzoeken goed genoeg bevonden voor inclusie, ongeveer half om half in de somatische en in de geestelijke gezondheidszorg. Belangrijke uitkomst is vooral dat ppi’s het beste werken wanneer ze onder begeleiding worden ingezet – vergeleken dus met zelfhulp en online interventies – waarbij deze een positief effect laten zien op het welbevinden van de deelnemers.

Vervolgens kwam Chris Irons aan het woord. Hij is werkzaam als klinisch psycholoog, onderzoeker, schrijver en trainer en directeur van Balanced Minds, een organisatie in Londen die compassiegerichte interventies aanbiedt voor individuen en organisaties. De kern van zijn betoog, getiteld ‘a compassionate approach in organizations’, is dat compassie loont. We brengen erg veel tijd door op ons werk (21 procent van ons wakende bestaan, gerekend over een heel leven!) dus als de omgeving daar positief steunend is, dan heeft dit een groot effect op de gezondheid. Hij presenteerde een model bestaande uit drie typen emotieregulerende systemen en daarop gebaseerde motivaties, elk getypeerd door een kleur. In het rode systeem zitten motivationele factoren als baanonzekerheid en een hoge werkdruk. Ze motiveren wel tot hoge productie, maar leveren daarnaast veel stress en onveiligheid op. Het blauwe systeem gaat om bijvoorbeeld ‘meer voor minder’ en ‘ik eerst’. Ook dat zwengelt prestaties aan. Het groene systeem, ten slotte, bestaat uit factoren als ‘zorg voor goede relaties op de werkvloer’, ‘steun en compassie onderling’ en ‘steun en compassie vanuit het management’. Hij betoogde dat bij veel organisaties de rode elementen overheersen, waarna de blauwe volgen, terwijl de groene elementen nauwelijks aan bod komen. Dit riep veel herkenning op in de zaal. Veel deelnemers bleken bekend met nieuwe stijlen van management, waarin gebrek aan waardering, gebrek aan aandacht voor onderlinge steun en interpersoonlijke veiligheid aan de orde van de dag zijn. Zelfs in ggz-organisaties staan deze waarden sterk onder druk (zie ook Bolwerk, 2017). Irons benadrukte dat wanneer deze waarden aandacht krijgen, dit niet alleen een positieve invloed heeft op het welzijn van de medewerkers, maar dat het ook hun functioneren sterk positief beïnvloedt. Verwaarlozen van de ‘zachte kant’ is contraproductief en leidt tot meer ziekteverzuim. Zich bedreigd voelen onderdrukt het vermogen tot compassie, terwijl een gevoel van veiligheid dit juist ondersteunt. Zeker in de ggz, waar het vermogen tot compassie vanuit medewerkers naar cliënten en naar elkaar zo belangrijk is, dient de hele organisatie erop gericht te zijn dat medewerkers zich veilig en gewaardeerd voelen. Ook dit is natuurlijk niet echt nieuw, maar de manier waarop Irons het presenteerde was zeer inzichtelijk en overtuigend.

In de ochtend volgden nog drie presentaties. Nicole Geschwind, universitair docent in de klinische psychologie aan de Universiteit Maastricht, presenteerde een onderzoek naar de effecten van positieve cognitieve gedragstherapie met nadruk op het belang van positieve emotie als behandeling van depressie. Bij depressie is er sprake van een overmaat aan negatieve emoties en een gebrek aan positieve emoties. Positieve emoties kunnen stress verminderen. Positieve cgt is oplossings- en doelgericht met nadruk op ‘wat gaat er beter’, in plaats van ‘waar liep je tegenaan’. Alhoewel cliënten dit in het begin soms moeilijk bleken te vinden (‘moet ik aan iets denken dat goed gaat, terwijl ik me zo rot voel’), bleek dit toch goed te werken, vooral wanneer de positieve benadering ná de gebruikelijke cgt werd ingezet. Omgekeerd werkt minder goed: het bleek vreemd aan te voelen wanneer na de positieve benadering werd doorgegaan met een aanpak gericht op ‘wat er niet goed gaat’.

Mirjam Radstaak, universitair docent aan de Universiteit Twente, sprak over de effecten van welbevindentherapie (wbt) als rehabilitatiebehandeling voor mensen met ptss. wbt richt zich op diverse aspecten van het welbevinden, zoals zelfacceptatie, autonomie, positieve relaties, doelgerichtheid, omgevingsbeheersing en persoonlijke groei. Er bleek geen significant verschil tussen de effecten van treatment as usual of wbt. wbt lijkt wel een meerwaarde te hebben voor mensen die starten met een lage score op de mate van welbevinden.

Roger Bretherton, universitair hoofddocent Psychologie aan de Universiteit van Lincoln (vk) startte zijn presentatie met een mindfulnessoefening: zo aan het eind van de ochtend geen overbodige luxe. Hij gaf een overzicht van de stand van zaken en potentieel voor psychotherapie en coaching van mindfulness-based strengths practice (mbsp). Hij ontwikkelde een acht weken durend programma dat het trainen van mindfulness combineert met het beter benutten van sterke kanten van de persoon. Met die ‘sterke kanten’ bedoelt hij duurzame persoonlijke eigenschappen die belangrijk zijn om te bloeien (flourishing). Hij onderscheidt zes categorieën (moed, menselijkheid, rechtvaardigheid, gematigdheid, spiritualiteit en kennis/wijsheid), elk verdeeld in een aantal eigenschappen. Het model voorziet erin dat een goede eigenschap ook te veel of negatief aanwezig kan zijn: het gaat om de gulden middenweg. Een voorbeeld: de negatieve kant van moed is lafheid, te veel moed leidt echter tot roekeloosheid. Het deed me denken aan het model van de kernkwaliteiten. De powerpoint-presentatie van Bretherton werd na verloop van tijd dermate dynamisch dat ik de kluts kwijtraakte. Wat ik wel heb onthouden, is zijn opmerking over gematigdheid als goede eigenschap: in veel organisaties wordt dit niet onmiddellijk als zodanig gezien en/of geaccepteerd. Ook Irons maakte een dergelijke opmerking, over compassie, dat ook niet vaak wordt gezien als een belangrijke factor tot (zakelijk) succes. Beide heren waren wel optimistisch over de acceptatie hiervan in de toekomst. Tenslotte is mindfulness ook niet meer weg te denken uit de wereld van de ggz en managementtraining. ‘Sterke-kantenkaarten’ blijken te koop om mbsp-technieken in managementtraining te gebruiken.

De middag begon met een keuze uit 12 workshops. Die van Irons was het drukst bezocht. Ik ging naar ‘Positieve psychologie bij ernstige aandoeningen’, door Linda Bolier, wetenschappelijk medewerker bij het Trimbos-instituut, Christel van Leeuwen, gz-psycholoog en onderzoeker bij het revalidatiecentrum De Hoogstraat, Marije van der Lee, gz-psycholoog en hoofd onderzoek en Melanie Schellekens, postdoctoraal onderzoeker, beide verbonden aan het Helen Dowling Instituut. Alhoewel de onderzoekers zich richtten op ernstige somatische aandoeningen, herkende ik er veel in voor psychiatrische problematiek. De definitie van gezondheid van Huber (gezondheid als het vermogen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven) kwam hierbij aan bod. Er werden diverse lopende onderzoeken en projecten gepresenteerd. Het ging daarbij telkens om ppi’s, gericht op het vergroten van veerkracht en welbevinden, die werden ingezet bij de behandeling van diverse ernstige ziektebeelden: kanker, hart- en vaatziekten, dwarslaesies. Vanuit de zaal kwam de vraag hoe je hoop kunt helpen vergroten bij dergelijke loodzware aandoeningen. Een mooie reactie hierop was: ‘Hoop is mogelijk, zelfs als redding is uitgesloten’. Je kunt dan bijvoorbeeld nog hopen op een rustig sterfbed of op een ontmoeting met een ver weg wonend familielid. En hoop hoeft niet op grote dingen gericht te zijn: wie het kleine niet eert… Tevens kwam naar voren dat de hulpverlener moet kunnen verdragen om met lege handen te staan als het om de grote doelen gaat en dat ook hij zich tevreden moet kunnen stellen met ‘de kleine hoop’.

Na de thee volgden nog twee plenaire presentaties. Geke Ludden, hoofddocent Interaction Design en fellow van het Designlab bij de Universiteit Twente, sprak over savouring and design. Kernbegrip is hier ‘to savour’, wat verbasterd werd tot het werkwoord ‘severen’. Ik kreeg daar jeuk van. Waarom niet ‘genieten’? Afijn, waar het om ging was ‘hoe kan “design” (ontwerpen) helpen om mensen meer te laten genieten?’ Genieten kan je stimuleren door ervaringen met anderen te delen, herinneringen op te bouwen, je waarneming en tijdsbesef aan te scherpen. Studenten ontwierpen allerlei slimme rituelen waarin technologie werd gebruikt, om het genieten te stimuleren en te ondersteunen. Bijvoorbeeld ‘memortea’: een app waarin je foto’s opslaat die je vervolgens op pakjes thee – in mooie verpakking natuurlijk – kunt laten thuisbezorgen. De valkuil hierbij is dat je ervaringen gaat ‘verrijken’ in plaats van je te richten op bestaande herinneringen.

Ernst Bohlmeijer sloot de dag af met een korte presentatie over ‘dankbaarheid’, een begrip dat verbonden is met religie en daarmee op de achtergrond is geraakt. Jammer, volgens Bohlmeijer, want dankbaarheid als ‘moreel affect’ is een zeer positieve kracht. ‘Dankbaarheid’ betekent het gevoel van overvloed (ik zou eerder zeggen ‘genoeg te hebben’), genieten van eenvoudige dingen en de waardering van de bijdrage van anderen aan je eigen welzijn. Congresbezoekers kregen een boek mee: De kracht van dankbaarheid over hoe dankbaarheid in het leven ‘toe te passen’. Ik zie in de maatschappij soms erg weinig dankbaarheid en veel verongelijktheid, dus daar is nog een wereld te winnen.

Het was een leuke dag. De nadruk op positieve beleving leidde tot een zekere luchthartigheid. Gelukkig werd er ook voor gewaarschuwd dat teveel nadruk op positivisme tot ergernis en irritatie leidt. In behandeling moet er tijd zijn voor de pijn en het lijden. Pas als daar erkenning voor is kan er, voorzichtig, naar positieve zaken worden gekeken.

Literatuur

Bolwerk, P. (2017). Angstcultuur bij Pro Persona. De Gelderlander, 18-11-2017.

Hanneke Bot is socioloog en psychotherapeut. Tot haar pensionering in 2016 was ze werkzaam in de klinische psychiatrie op een afdeling voor de behandeling van asielzoekers en vluchtelingen (Phoenix, Pro Persona) als psychotherapeut en programmaleider. Zij promoveerde op onderzoek naar het werken met tolken in gesprekken in de ggz. Zij is redacteur van dit tijdschrift.

Naar boven