Maud Schaepkens
Afgelopen september trad ik toe tot de redactie van dit tijdschrift. Als derdejaars psychotherapeut in opleiding lees ik dagelijks artikelen en (delen van) boeken binnen ons vakgebied. Van de ene opleidingsmodule ga ik door naar de andere. Als ik niet aan het werk ben als behandelaar, volg ik hier een supervisie, daar een mdo, en dan is er ook nog leertherapie en intervisie. Continu leer ik bij, met als doel een zo goed mogelijk functionerende psychotherapeut te worden, die aan iedere cliënt een zo effectief mogelijke behandeling biedt. Ik ben mij er terdege van bewust dat ik mijzelf geen eenvoudig doel stel. Ons vak is complex en uitdagend.
Niet alleen door therapeuten, ook door cliënten wordt de geestelijke gezondheidszorg met momenten als ingewikkeld ervaren. Denk aan slachtoffers van seksueel misbruik: hoe vergaat het hen in de ggz? Op die vraag pogen Janneke Brederveld, Mark Hommes, Willy van Berlo, Ciel Wijsen en Jacques van Lankveld antwoord te geven in het eerste artikel van dit nummer. Zij doen verslag van onderzoek naar de tevredenheid van mensen met een misbruikgeschiedenis over hun behandeling. Zelfs het definiëren van ‘seksueel misbruik in de kindertijd’ is niet eenvoudig, laat staan het vormgeven van een adequate, bij de cliënt (met een misbruikverleden) passende behandeling. De tevredenheid die door de 263 onderzoekdeelnemers werd gerapporteerd, liep dan ook sterk uiteen. Hoewel enkele factoren bijdragen aan een hogere tevredenheid over de behandeling (zoals zich begrepen voelen en de behandelaar als vriendelijk en respectvol ervaren), zou het verwerken van misbruikervaringen volgens de onderzoekers een grotere plek moeten innemen in de behandeling van mensen met een misbruikgeschiedenis.
Een vriendelijke en respectvolle therapeut wordt dus door cliënten gewaardeerd. Is ook de hechtingstijl van de therapeut van invloed op het behandelresultaat? Kees Kooiman ging op zoek naar het antwoord op deze vraag. Via de hechtingstheorie van John Bowlby en onderzoeksinstrumenten zoals de Strange Situation Test, komt de auteur uit bij diverse onderzoeken naar de associatie tussen de hechtingstijl van de cliënt en de werkrelatie. Uit verschillende onderzoeken blijken de kenmerken van de ‘ideale therapeut’ onder andere de volgende te zijn: empathisch, warm, authentiek, flexibel en sensitief. Voor een verband tussen de hechtingstijlen van zowel cliënt als therapeut enerzijds en de werkrelatie en het therapieresultaat anderzijds, is nog weinig empirisch bewijs. Dat de psychotherapeut ‘zijn eigen instrument is’, vraagt volgens de auteur dan ook om (meer) onderzoek naar therapeutkenmerken die een gunstig therapiebeloop bevorderen.
De (verandering van de) hechtingstijl wordt ook onderzocht in het onderzoek waar het derde artikel in dit nummer over gaat. Tanja A.G.A. van Hazendonk, Farid Chakhssi en Renate Hulshof-Banus doen verslag van onderzoek naar de resultaten van groepsschematherapie in een klinische setting. In het onderzoek was aandacht voor de samenhang tussen het veranderen van schemamodi en hechtingstijl tijdens de behandeling en het algemeen psychologisch functioneren bij follow-up. Hoewel de bij aanvang gestelde hypothesen niet bevestigd werden, blijkt wel uit dit onderzoek dat klinische groepsschematherapie een zinvolle interventie kan zijn bij mensen met persoonlijkheidsstoornissen, die onvoldoende baat hadden bij eerdere behandelingen.
Profiteren van therapie kan enkel wanneer de therapeutische relatie voldoende veilig is en voelt, zowel voor therapeut als cliënt. Hoe veilig is het in onze therapiekamers en daarbuiten (in vergaderingen en op de wandelgangen), in het licht van #MeToo? Die vraag stelt columniste Danielle Oprel aan zichzelf en aan ons, haar collega’s. Wat mag wel, wat mag niet? En àls de regels al duidelijk zijn, is het de vraag of ons reflecterend vermogen ons voldoende rem biedt. Ook al heb ik soms het gevoel dat ik van supervisie naar mdo ren en van leertherapie naar intervisie (oftewel: heel wat uurtjes besteed aan (zelf)reflectie), ik kan mij wel vinden in het voorstel van Danielle: regelmatig #WeToo overleg èn een scherpere beroepscode.
Over een zo goed mogelijk functionerende psychotherapeut worden gesproken: Moniek Thunnissen las het boek How and why are some therapists better than others? van Louis Castonguay en Clara Hill. Hoewel het effect van de therapeut op het therapieresultaat (helaas) slechts gering blijkt te zijn, is meer en breder onderzoek hiernaar wenselijk. Het profiel van een effectieve therapeut zou iemand zijn die onder andere in staat is tot het aangaan van een verbinding, die empathisch is, doelgericht en gericht op samenwerking. Training gericht op het verbeteren van specifieke aspecten van de eigen prestaties wordt eveneens genoemd als effectiviteit verhogend. Het boek leidt tot diverse vragen, die niet alleen aan de hand van nader onderzoek, maar wellicht ook in onze intervisies en besprekingen beantwoord zouden kunnen worden – op weg naar verbetering van onze effectiviteit.
Volgens Dick Bouman is de psychotherapeut vooral iemand met een goed vermogen tot mee- en inleven, die sensitief en bedachtzaam is, introvert en in staat tot introspectie en reflectie. Dat rijtje komt weinig overeen met de belangrijkste eigenschappen van een ondernemer (bereidheid risico’s te nemen, gericht zijn op de buitenwereld, extravert), en toch spoort Bouman zijn vakgenoten die spelen met de gedachte een eigen praktijk te beginnen aan om die stap te zetten. Dat doet hij in zijn boek De ondernemende psychotherapeut, waarover u mijn verslag kunt lezen in dit nummer. De auteur geeft praktische tips en adviezen voor zowel psychotherapeuten die een eigen praktijk willen beginnen, als zij die al enkele jaren een psychotherapiepraktijk voeren. De uitleg geeft de lezer een open en eerder positieve dan beladen blik op de toekomst van zijn praktijk.
Dat een positieve beleving van meerwaarde kan zijn, zowel in het leven als in de psychotherapeutische praktijk, was onderwerp van gesprek tijdens het congres Positieve Psychotherapie en Coaching. Hanneke Bot bezocht het congres en doet daarvan verslag. De positieve psychologie is voor de meesten onder ons niet echt nieuw, maar het is wel degelijk een waardevolle manier van kijken die veel kan toevoegen aan de bevordering van welzijn en mentale gezondheid. Een van de belangrijke boodschappen die dag: compassie loont, evenals waardering en onderlinge steun – óók op de (psychotherapeutische) werkvloer.
Voordat u dit tijdschrift terzijde schuift om te gaan werken (of om te gaan genieten – want dit adviseren niet alleen positief psychologen, maar ook Dick Bouman, daar een gezonde privé-werk-balans zorgt voor een gezonde praktijk), wens ik u veel leesplezier. Ook al leest u steeds wanneer u dit tijdschrift ter hand neemt slechts een stukje: volgens onze positieve collega’s is het belangrijk om ‘het kleine te eren’ en dankbaar te zijn. Met het lezen van dit tijdschrift verrijkt u tenslotte uw kennis, die u vervolgens kunt toepassen in uw werk – op weg naar het functioneren als een zo effectief mogelijke psychotherapeut…
Maud Schaepkens is als psycholoog i.o.t. psychotherapeut werkzaam bij Pec ggz in Eindhoven en is eigenaar van het tekstbureau MaudMedia. Zij is tevens redacteur van dit tijdschrift.