Borra, R., Dijk, R. van, & Verboom, R. (red.) (2016). Cultuur en psychodiagnostiek. Professioneel werken met psychodiagnostische instrumenten. Tweede, herziene druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 356 p., € 41,95
Als leek in het domein van de cultuurbewuste psychodiagnostiek heb ik dit boek met veel plezier gelezen. De auteurs bieden zowel theoretische (deel I, III) als klinische (deel II) handvatten aan om in de cultuurbewuste psychodiagnostiek aan de slag te gaan. Zij beschrijven cultuurbewuste psychodiagnostiek als een regulatief proces met zes stappen, maar bouwen reflectieve momenten in vanuit een cultuursensitief perspectief, die voor mij als leek zeer helpend zijn. De auteurs raden de cultuursensitieve diagnosticus aan om vanuit een houding van ‘een niet-wetende nieuwsgierigheid’ de cliënt tegemoet te treden.
Bij de probleemherkenning (stap 1) is het belangrijk om de taalkennis en -vaardigheid van de cliënt in te schatten, evenals het opleidingsniveau, acculturatie in het migratieland en de ervaring met psychologische tests. Deze factoren zullen de mate van ‘testbaarheid’ van de cliënt mede vormgeven. Na de probleemverkenning is het belangrijk om een kernprobleem te definiëren en een concrete onderzoeksvraag te formuleren (stap 2). Bij de selectie van het instrumentarium (stap 3) dient men zich de vraag te stellen of het beschikbare materiaal toepasbaar is bij cliënten met een andere culturele achtergrond.
Tot op heden bestaan er slechts weinig wetenschappelijk onderbouwde cultuursensitieve testen, met uitzondering van bijvoorbeeld de Cross-Culturele Dementiescreening (CCD) en de Delft Cognitive and Memory Test (DECOMET), die in dit handboek ook besproken worden. De auteurs adviseren het gebruik van een professionele tolk (emoties worden immers het best uitgedrukt in de eigen taal) en het gebruik van tolk, familie en/of deskundigen als culturele informant.
De auteurs pleiten tevens voor het gebruik van een multi-method approach (bijvoorbeeld aan de hand van observaties, interviews en vragenlijsten) en een multi-informant approach (met de cliënt, de omgeving, een tolk en een culturele informant) voor de selectie van instrumenten en procedures (stap 4) en voor het gebruik van testen die door de COTAN als ‘cultureel fair’ omschreven worden. Tijdens het uitvoeren van het testonderzoek is het essentieel om storende ‘culturele’ factoren te minimaliseren en de testcondities te optimaliseren (stap 5).
Bij het analyseren van de resultaten en het beantwoorden van de vraagstelling (stap 6) dient men opnieuw oog te hebben voor de culturele context van de cliënt. Heeft deze de items en opdrachten goed begrepen? Is de test geschikt om cultuursensitief symptomen te ‘vatten’? Zijn de normen geschikt voor deze cliënt? En was er voldoende vertrouwen in de diagnostische relatie tussen cliënt en diagnosticus?
Het is essentieel om bij de rapportage van de onderzoeksbevindingen de storende factoren te beschrijven, evenals de wijze waarop hiermee werd omgegaan. Deze stappen worden in dit handboek mooi geïllustreerd aan de hand van dertien casussen uit verschillende leeftijdsgroepen (kind en adolescent, volwassenen, ouderen) en contexten (klinisch, forensisch). Er wordt geïllustreerd hoe de diagnosticus op een respectvolle manier de cliënt tegemoet treedt en op een cultuursensitieve manier de stappen van de regulatieve of diagnostische cyclus doorloopt. Het belang van een duidelijke kadering van het diagnostisch onderzoek en het verloop van het diagnostisch onderzoek aan de cliënt en diens omgeving wordt op een heldere manier geïllustreerd.
Ik ben wel verwonderd om te zien hoe vaak er gebruikgemaakt wordt van projectieve technieken (zoals tekeningen, TAT en Rorschach) en hoe zelden deze instrumenten door de auteurs kritisch bejegend worden vanuit een cultureel perspectief; dit in tegenstelling tot een zeer kritische houding ten aanzien van vragenlijsten. Ik had ook wat betreft het projectieve materiaal graag een meer cultuursensitieve kritische houding gezien. Kan het projectieve materiaal zomaar toegepast worden om het ontwikkelingsniveau of het niveau van persoonlijkheidsfunctioneren te bepalen in verschillende contexten?
Verder word ik erg geboeid door de beschrijving van andere talen (zoals Arabische talen) en andere uitingsvormen van psychiatrische problematieken bij mensen met een andere culturele context. Daarnaast valt me ook de weerbaarheid van de besproken cliënten op, zeker diegenen die zwaar getraumatiseerd moesten vluchten uit hun land van herkomst en die worstelen met het opnieuw inbedden in een andere cultuur. Maar ook veel respect voor jongeren uit de tweede en derde generatie, die een evenwicht moeten zoeken tussen twee culturen en vaak een ‘spreidstand’ innemen tussen twee contexten.
Ik vind het zeer knap om te lezen hoe de collega’s die dagelijks werken met cliënten uit andere culturen erin slagen om methodisch te werk te gaan, met de beperkte middelen die ze hebben op het vlak van cultuursensitief diagnostisch materiaal, maar met veel oog en respect voor de culturele context van de cliënt en diens omgeving. Ik heb er veel respect en waardering voor. Ik zou dit boek dan zeker ook willen aanraden aan de collega’s die wetenschappelijk en/of klinisch diagnostisch werken in onze multiculturele samenleving.
Ik onderschrijf het pleidooi van de auteurs dat het toepassen van multiculturele diagnostiek niet alleen de kennis en kunde is van het toepassen van cultuursensitief materiaal, maar een houding waarbij respect voor het ‘andere’ centraal staat: diagnostiek op het kruispunt van kennis en kunde en respect en openheid voor het ‘niet-bekende’.