Honderd jaar psychoanalyse in Nederland. Summer University Psychoanalyse, Amsterdam, 2–7 juli 2017

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Stichting Tijdschrift voor Psychotherapie 2017
10.1007/s12485-017-0225-5

Gehoord

Honderd jaar psychoanalyse in Nederland. Summer University Psychoanalyse, Amsterdam, 2–7 juli 2017

Marit van DijkContact Information

(1)  Amsterdam, Nederland

Contact Information Marit van Dijk
Email: maritvandijk@hotmail.com

: 2  2017


M. van Dijk  
is student klinische psychologie aan de universiteit van Amsterdam en is werkzaam bij het Nederlands Instituut van Psychologie.

Dit jaar bestaat de psychoanalyse honderd jaar in Nederland. Psychoanalyse wordt door sommigen gezien als stoffig, gedateerd of achterhaald, maar is dat wel terecht? Tijdens de Summer University Psychoanalyse 2017 hebben de organisatoren Marc Hebbrecht, Sylvia Janson, Hansa van Ramshorst en Muriel Vermeulen een veelzijdig programma opgezet om het tegendeel te bewijzen. Samen met een breed scala aan ervaren psychoanalytici benadrukken zij de relevantie van de dynamische theorieën en geven aan dat psychoanalyse dan wel stokoud mag zijn, maar nog geenszins aan vitaliteit heeft ingeboet.

Net als voorgaande jaren is de week opgedeeld in een inleidend stuk (op maandag en dinsdag) en een verdiepend stuk (op woensdag, donderdag en vrijdag). De lezingen bouwen op van introductie tot diepgaande analyses. Ter afwisseling worden de deelnemers vermaakt met verschillende culturele onderdelen, zoals films, kunst en interviews. Middenin de week bestaat de mogelijkheid om zelf een analyticus te ontmoeten en even te ervaren hoe het is om op de bank te liggen. Dit verslag gaat over zowel de inleiding als de verdieping.

In de eerste lezing van de Summer University introduceert Sacha de Reuver de klassieke psychoanalyse in een modern jasje. Haar introductiefilmpje, waarin Madonna Sigmund Freud smeekt om haar te analyseren, zet direct de toon; dit gaat geen stoffige week worden. De sfeer in de zaal is opvallend warm, gemoedelijk en geïnteresseerd; eigenschappen die je niet standaard bij met name klassiek georiënteerde psychoanalyse aantreft. Als een filmpje niet wil opstarten, komt reactie vanuit de zaal dat ze liever naar Sacha luisteren, omdat ze zo interessant vertelt. Deze betrokkenheid maakt mij nieuwsgierig naar de rest van de week.

De Reuver vertelt ons dat psychoanalyse meer is dan jarenlang vijfmaal in de week op een bank liggen. Ze maakt onderscheid tussen psychoanalyse als mensbeeld, psychoanalyse als verzameling van theorieën en ten slotte psychoanalyse als therapeutisch proces. Freud stelt dat we worden gestuurd door onbewuste driften; dit mensbeeld ondervond veel weerstand. Ook in de wereld van psychoanalyse is er veel onenigheid en bestaan er verschillende stromingen en theorieën. Psychoanalyse is tenslotte een therapeutisch proces dat niet alleen bestaat uit een bankanalyse met droomduiding. In de loop van de Summer University wordt steeds duidelijker hoe sterk psychoanalyse ons hedendaagse taalgebruik en mensbeeld heeft beïnvloed.

Tijdens de lezingen van de eerste dag maken de sprekers duidelijk hoe belangrijk het onbewuste is. Psychoanalytici zijn continu bezig het onbewuste bewust te maken. Om dit teweeg te brengen, moet de analyticus een hechte therapeutische relatie aangaan. Als de therapeut afstand houdt, komen er geen emoties uit de kindertijd naar boven. Deze overdracht van de cliënt aan de therapeut is belangrijk voor psychoanalytische therapie en komt in bijna iedere lezing aan bod.

Cileke Exler bespreekt seksualiteit en agressie in de (psychoanalytische) behandeling. Ze moedigt ons aan te denken vanuit de cliënt, zonder deze in een hokje te plaatsen. We krijgen van haar en Christien Brinkgreve ook informatie over het persoonlijke leven van de theoretici. Freud komt bijvoorbeeld in zijn theorieën over seksualiteit over als een vulgaire man. Tijdens diners met collega’s bleek hij daarentegen de fatsoenlijkste aan tafel te zijn. ‘Zo blijkt dat je toch eerst met iemand moet dineren, voordat je over hem oordeelt’, zegt Brinkgreve met een knipoog.

Frans Schalkwijk verhaalt over de onenigheid binnen de psychoanalytische stromingen en duidt dit als een machtsstrijd. Het gaat om kleine verschillen. Is viermaal per week behandelen nog analyse? Of ligt de grens bij minimaal vijfmaal per week? Is psychoanalyticus zijn een deel van je identiteit? Of ben je, zodra je de behandelkamer uitstapt, gewoon jezelf en laat je deze therapeutische identiteit helemaal los? Over één ding zijn alle psychoanalytici het eens: neem de tijd voor cliënten. Psychoanalytici beuken niet door de cliënt heen, omdat zij weten dat er dan weerstand opkomt.

Dinsdagochtend maken we de overstap van de behandeling van volwassenen naar de behandeling van kinderen. Het zeer jonge kind wordt door analytici al gezien als een volwaardige gesprekspartner met een eigen binnenwereld. Hoewel een baby niet kan praten, laat het met non-verbale communicatie heel veel zien. De taak van de ouder is deze non-verbale communicatie te interpreteren en hierop passend te reageren. Elke ouder maakt daarbij misstappen, wat volgens Muriel Vermeulen niet erg is, zolang er maar ruimte is om deze misstap weer te repareren.

Een kind kun je niet op een bank laten liggen en vrij laten associëren; een kind wil spelen. Marian Ploegmakers bespreekt tekeningen, die kinderen gedurende de behandeling hebben gemaakt. Ze maakt hierbij tevens helder dat de jeugd die de theoretici zelf hebben gehad, hun denkwijze en invalshoek ook heeft beïnvloed. Anna Freud keek bijvoorbeeld niet naar de negatieve kanten van de normale ontwikkeling en de theorieën van Melanie Klein gaan juist over destructieve fantasieën. Donald Winnicott had, in tegenstelling tot bovenstaande wetenschappers, juist een goede jeugd gehad en poogde de tegengestelde visies van Freud en Klein te integreren. Alleen door al deze theorieën mee te nemen, kon Ploegmakers de tekeningen begrijpen.

Wouter Gomperts zegt dat niet de klachten, maar de persoonlijkheid van de cliënt richting geeft aan een passende behandeling. Psychoanalyse heeft hierbij als primair doel dat de persoonlijkheid van de cliënt verandert. Als klachten verminderen en de kwaliteit van leven verbetert, zijn dat neveneffecten. Een mooie metafoor die hij hiervoor gebruikt, is die van een huis: een huis kan voldoen, een huis kan verbouwd moeten worden en een huis kan funderingsproblemen hebben. Klassieke bankanalyse is bedoeld voor mensen die een verbouwing nodig hebben. Dit zijn vaak mensen met een neurotische persoonlijkheidsorganisatie volgens de opdeling van Kernberg. Voor mensen die lijden onder funderingsproblemen, mensen met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis, zijn psychodynamische therapieën als Transference Focused Psychotherapy een betere toepassing.

Tussen de lezingen door wordt er op maandag en dinsdag ook tijd besteed aan cultuur. Op maandag wordt de prachtige film ‘A family affair’ vertoond. Freek Pannekoek laat met zijn filmbespreking hierbij zien hoe belangrijk observeren is. Met vragenstellen krijg je alleen antwoorden; als we echter ontdekken hoe het verleden van de cliënt er uitziet, is het hedendaagse gedrag veel begrijpelijker.

Woensdagochtend introduceert Rob Wille de psychoanalytische attitude. Psychoanalyse heeft geen protocollaire methodiek, techniek of structuur. De psychoanalytische attitude is de belangrijkste houvast. De psychoanalyticus zoekt hierbij naar (interpersoonlijke) spanning. Niet alleen de analysant wordt hierbij aangemoedigd om vrij te associëren, ook de analyticus moet alle theoretische kaders laten varen, zodat twee onbewusten met elkaar kunnen communiceren. Wille benadrukt net als Pannekoek dat je met vragenstellen niet ver komt. Je moet luisteren zonder te zoeken naar een antwoord en hiermee de kwetsbaarheid van onzekerheid kunnen verdragen. Hij vertelt dat hij zelf niet zoveel duidt, maar een proces op gang probeert te brengen. De analysant komt dan uiteindelijk met een duiding die vele malen waardevoller is.

Donderdag start met een droomanalyse door Elke Teuwen. Aan het einde van haar lezing geeft ze de mogelijkheid om de zaal vrij te laten associëren op een droom van een van de deelnemers. Het is bijzonder om alle verschillende associaties op te merken en bewonderenswaardig dat iemand zo dapper is om haar droom te delen met ons. Na de lezing van Teuwen kunnen de deelnemers kiezen uit drie parallelsessies. Dit is ieder jaar weer een opgave, want eigenlijk zou je alle lezingen willen meemaken. De lezingen die ik bijwoon zijn van Frans Schalkwijk, Nelleke Nicolai en Merle Heinemeijer.

Schalkwijk vertelt over de innerlijke criticus, die wij allen bij ons dragen. Dit wordt ook wel het superego genoemd. Je ervaart dit op het moment dat je jezelf bewust beleeft. Bijvoorbeeld als je trots bent, maar ook als je je schaamt of schuldgevoelens hebt. Het gaat om een ideaalbeeld: hoe zou ik willen zijn? Jezelf kunnen evalueren is hiervoor een vereiste. Een hond springt misschien wel van de bank op het moment dat hij de sleutel in het slot van de deur hoort, maar niet omdat hij weet dat zijn haren op de bank niet hygiënisch zijn. Je kunt de innerlijke criticus verzachten door je negatieve kanten te accepteren. Je identiteit wordt dan bovendien stabieler en sterker.

In de tweede parallelsessie weet Nicolai ons te verbazen met een bijzondere casus over een cliënt met een dissociatieve identiteitsstoornis. Zij legt haar casus uit vanuit lichamelijk perspectief. Met alleen een verbale aanpak kom je niet bij de angst, omdat trauma’s vaak worden opgeslagen in het non-verbale geheugen. Je lichaam is betrokken bij affect, want je voelt het affect als sensaties in je lichaam. Als therapeut kun je ook bij jezelf lichamelijk voelen wat er bij de ander gebeurt. Hierdoor kun je de cliënt helpen de naamloze gevoelens te definiëren en ze een plek te geven. Ook Heinemeijer benoemt dat je in analyse altijd het punt probeert te bereiken van maximaal contact. Vooral tijdens weerstand is het belangrijk om in contact te blijven.

Rudi Vermote weet op de vroege vrijdagochtend de ingewikkelde Bion te verhelderen. Hij bespreekt een werkelijk onbegrijpelijk boek van Bion, ‘A memoir of the future’. Waarom zou Bion een boek schrijven dat door niemand begrepen wordt? Bion probeerde je met zijn manier van schrijven in contact te brengen met een associatieve manier van denken. Je kunt zijn boek dus niet begrijpen vanuit een rationele modus. Bion was geïnteresseerd in psychose en maakte onderscheid tussen het psychotische en het niet-psychotische deel in mensen. Deze distinctie is tevens belangrijk bij het werk met psychotische cliënten, omdat er ook bij een bloeiende psychose vaak nog een niet-psychotisch deel aanspreekbaar is.

Ludi van Bouwel diept psychose verder uit. Bij psychotische cliënten poogt de analyticus continu contact te houden met het psychotische en het niet-psychotische deel. Je stemt je daarmee af op de psychose van de cliënt. Het gevaar bij psychotische cliënten is je te laten meeslepen in de tegenoverdracht van angst. Deze angstreactie kan schadelijk zijn voor de cliënt. De kunst is de waanbeelden en hallucinaties te ontcijferen en te integreren. Jaakko Seikkula, een therapeut uit Finland, werkt bijvoorbeeld met systeemtherapie bij psychotische cliënten. Als iemand met een psychose diep in een waan zit, kunnen de gezinsleden helpen logica uit het verhaal te halen.

Ook op donderdag en vrijdag hebben we opnieuw het genoegen te kunnen genieten van culturele onderdelen. Donderdag kruipt Arnon Grunberg in de huid van een analyticus, door een van de sprekers in de vorm van een toneelspel te analyseren. Voor iemand zonder psychologische opleiding doet hij het buitengewoon knap. Vanuit de zaal klinken opgeluchte geluiden, als blijkt dat jaren studeren toch nuttig is om goede analyse uit te voeren. Vrijdag gaat Jacob Zwaan in gesprek met een voormalig analysant. Een indrukwekkende, roerende en ook komische beleving.

De vrijdag sluiten we ten slotte af met Paul Verhaeghe, die vertelt over het beruchte oedipuscomplex. Verhaeghe weet op prachtige wijze stap voor stap te verduidelijken waar Freuds ideeën over het oedipuscomplex vandaan kwamen, hoe dit verschilt van de zienswijze van Lacan en wat het verband is met de huidige maatschappij. De moeilijkheden waar wij vandaag de dag mee te maken hebben, verschillen sterk van die uit de tijd van Freud. We leven op dit moment in een maatschappij waar de klassieke neuroticus zelden nog op de bank ligt. Freud, andere analytici en hun theorieën moeten we zien in het perspectief van hun tijd. Dit betekent niet dat we de theorieën niet kunnen toepassen. We moeten ze alleen proberen te plaatsen in onze huidige maatschappij.

De Summer University Psychoanalyse is ook dit jaar weer een groot succes. Hoewel er ieder jaar overeenkomsten zijn in het programma met het jaar ervoor, blijven de lezingen me verassen. Het programma is goed samengesteld, de sprekers zijn gemotiveerd en ik ben opnieuw geïnspireerd. Ook de diversiteit van het publiek is opvallend. Psychoanalytici, psychiaters, therapeuten werkzaam in de GGZ, studenten en anderen geïnteresseerden zijn allen even enthousiast en betrokken. De Summer University bevestigt voor mij dat psychoanalyse een verrijking is voor ons gedachtengoed binnen de psychotheorie en psychotherapie. Zowel mensen die zich aangetrokken voelen door psychoanalyse als mensen met een kritische houding zou ik de Summer University van harte aanraden. Mij zie je volgend jaar zeker terug!

Naar boven