Geen gewone puber

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Stichting Tijdschrift voor Psychotherapie 2017
10.1007/s12485-017-0222-8

Gelezen

Geen gewone puber

Lidwien J. J. M. GeertjensContact Information

(1)  Haarlem, Nederland

Contact Information Lidwien J. J. M. Geertjens
Email: l.geertjens@wxs.nl

: 25  2017


Drs. L.J.J.M. Geertjens  
is klinisch psycholoog-psychotherapeut en P‑opleider bij Kenter Jeugdhulp, docent beroepsethiek bij diverse postmasteropleidingen en lid-beroepsgenoot bij het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam.

Noor Tromp (2017). Geen gewone puber. Borderline en andere persoonlijkheidsproblemen tijdig herkennen . Amsterdam: Nieuwezijds. 200 p., € 19,95

Recentelijk verscheen een boek waaraan in de praktijk van de GGZ al lange tijd behoefte was: een publicatie in begrijpelijke taal, met daarin de meest recente inzichten over persoonlijkheidsstoornissen bij adolescenten. Het is geschreven voor ouders, maar door de weergave van de meest recente inzichten, ook nuttig voor behandelaren. Auteur is Noor Tromp die haar proefschrift (cum laude) als een van de eersten in het Nederlandse taalgebied wijdde aan deze problematiek. In de Verenigde Staten zijn collegae als Paulina Kernberg en Efrain Bleiberg haar hierin al voorgegaan.

Tromp bewerkte de voor volwassenen ontwikkelde persoonlijkheidsvragenlijst – de Dimensionele Assessment van Persoonlijkheidspathologie (DAPP) – voor deze leeftijdsgroep. De aandacht voor deze problematiek is van relatief recente datum. Nadat er een kleine twee decennia geleden wetenschappelijke onderzoeksliteratuur begon te verschijnen over de diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen bij kinderen en adolescenten, is er de laatste jaren meer interesse voor de behandeling van deze doelgroep.

Toch zijn volgens Tromp professionals vaak nog veel te terughoudend met het stellen van de diagnose persoonlijkheidsstoornis bij adolescenten. Zij weerlegt de bezwaren die er zouden zijn tegen het stellen van de diagnose, zoals het opleggen van een stigma of ten onrechte uitgaan van een grote veranderlijkheid van de persoonlijkheid in de jeugd. Hoewel in de DSM-5 nog steeds de categorale beschrijving van persoonlijkheidsstoornissen wordt aangehangen, kiest Tromp in dit boek voor de dimensionele beschrijving zoals die in sector 3 van de DSM-5 is opgenomen. Deze sluit, juist bij de adolescentieleeftijd waarin nog veel psychische functies in ontwikkeling zijn, veel beter aan bij vragen als: kan er sprake zijn van een persoonlijkheidsstoornis? En zo ja, in welke mate? En welke aspecten van het (dis)functioneren van de jongere wijzen op een dergelijke stoornis? Overigens gaat dit boek uitdrukkelijk over het brede spectrum aan persoonlijkheidsstoornissen, hoewel de borderlinepersoonlijkheidsstoornis het bekendst is en het meest frequent voorkomt.

Het boek kent een heldere en systematische opbouw. Tromp legt eerst uit wat een persoonlijkheidsstoornis is en vervolgens hoe de persoonlijkheid zich in de loop der jaren, van baby af aan, ontwikkelt. Daarna wijdt zij een hoofdstuk aan wat persoonlijkheidsproblemen zijn. Het langste hoofdstuk gaat over de herkenning van persoonlijkheidsproblemen bij jongeren. Dat is niet altijd eenvoudig en informatie inwinnen bij derden, zoals ouders, mag dan ook niet achterwege blijven. Tromp beschrijft vroege signalen en comorbiditeit en schenkt ook aandacht aan de positieve kanten die milde gradaties van persoonlijkheidsproblematiek kunnen hebben.

Na een hoofdstuk over etiologie sluit ze af met een hoofdstuk onder de titel: ‘Wat te doen als het uit de hand loopt.’ Allereerst geeft ze een aantal duidelijke en zeer bruikbare aanwijzingen over de manier waarop ouders met jongeren met deze problematiek kunnen omgaan. Ze raadt hen ook aan om, als dit allemaal niet (meer) helpt en zij zich zorgen blijven maken, tijdig professionele hulp in te roepen. Ook als die hulp er komt, blijft de inzet en betrokkenheid van de ouders van groot belang en ook hier geeft ze belangrijke en met kennis en groot inlevingsvermogen geschreven adviezen, bijvoorbeeld over wat te doen als een puber zichzelf beschadigt.

Tromp legt vervolgens uit wat psychotherapie is en bespreekt de wetenschappelijk onderzochte vormen van behandeling. Dit zijn de dialectische gedragstherapie en de mentaliseren bevorderende therapie, bij volwassenen onderzocht en op maat gemaakt voor jongeren; verder zijn er nog de speciaal voor jongeren ontwikkelde Emotieregulatietraining en HYPE (Helping Young People Early). Tromp noemt een aantal instellingen waar patiënten met persoonlijkheidsproblemen behandeld worden. Welke criteria ze hierbij hanteerde wordt niet duidelijk, waardoor er instellingen lijken te ontbreken.

Een boek voor ouders en behandelaren, geschreven door een wetenschappelijk onderzoeker; dit kan enige scepsis oproepen. Uit alles blijkt echter dat Tromp zich zeker niet alleen met onderzoek bezighield. Zij had, mede door haar onderzoek, veel contacten met jongeren en hun ouders, en weet welke vragen bij hen leven. Ze geeft veel voorbeelden uit de praktijk die de theorie verhelderen en aanscherpen, en die een eigentijdse kleur hebben. Hoewel dit een boek is over een zwaar onderwerp, blijft haar toon positief en benadrukt ze de mogelijkheid van behandeling en geeft haar lezers daarmee ook hoop. Geen gewone puber beveel ik daarom met een gerust hart aan bij de ouders van cliënten met persoonlijkheidsproblemen. Ook voor jongeren zelf kunnen delen uit dit boek zinvol zijn.

Voor de ervaren behandelaar biedt het formuleringen die in de gesprekken met ouders goed te gebruiken zijn. Voor professionals die zich nog niet eerder in deze problematiek verdiepten, en die niet meteen naar de ingewikkelder Engelstalige standaardwerken willen grijpen, geeft dit boek een goed beeld van de complexiteit maar ook van de behandelmogelijkheden van persoonlijkheidsproblematiek bij jongeren.

Door het hele boek heen refereert de auteur op een vanzelfsprekende en toegankelijke manier aan recent onderzoek. De verwijzingen naar wetenschappelijke literatuur geven een goed overzicht, zowel voor ouders als voor professionals.

Naar boven