Martin Appelo (2015). 47 redenen om niet in therapie te gaan … en één om het wel te doen. Nederhorst den Berg: Lucht. 215 p., € 16,95
Het boek ‘47 redenen om niet in therapie te gaan.. en één om het wel te doen’ is geschreven door Martin Appelo, die inmiddels 22 boeken op zijn naam heeft staan. Hij is zelfstandig gevestigd GZ-psycholoog en cognitief gedragstherapeut. Tevens is hij een veelgevraagd spreker voor lezingen en workshops. Hij is met name geïnteresseerd in gedragsverandering, motivatie, persoonlijkheid, overlevingsstrategieën en veerkracht.
Met dit boek formuleert de auteur 47 redenen om niet in therapie te gaan en één om het wel te doen. Mensen die het boek lezen en er door het lezen achter komen dat ze een reden herkennen om niet in therapie te gaan, kunnen maar beter wegblijven bij een therapeut omdat de behandeling toch geen effect zal hebben, aldus de auteur. Alleen als iemand de laatste vragen in het boek bevestigend kan beantwoorden, is iemand werkelijk gemotiveerd om in therapie te gaan en tot blijvende gedragsverandering te komen. Met dit boek hoopt Appelo collega-therapeuten veel frustratie, onmacht en overspannenheid te besparen en tevens dat cliënten die wél naar therapie komen, een gedegen intrinsieke motivatie zullen hebben om wat aan hun probleem te doen.
Het boek heeft geen echte hoofdstukken, maar is opgedeeld in een inleiding, met daarna de 47 redenen om niet in therapie te gaan, en één reden om wel naar een therapeut te gaan. Al deze redenen worden achtereenvolgens in enkele bladzijden besproken. Het boek is geïllustreerd met tekeningen van Peter de Wit.
In de inleiding legt de auteur uit dat hij het boek heeft geschreven om de effectiviteit van therapie te vergroten, zowel voor cliënten als voor therapeuten. Dan komen de redenen aan bod om niet in therapie te gaan. Deze worden geformuleerd door denkbeeldige ‘typetjes’ van cliënten die met humor zijn weergegeven. De auteur sluit af met een grondige reden om wel naar een therapeut te gaan. Men kan zich hiervoor enkele vragen stellen, die betrekking hebben op het ervaren van lijdensdruk, het kunnen opbrengen van discipline, en interne attributie (dus of men verantwoordelijkheid kan nemen voor zichzelf). Alleen wanneer de vragen alle met ‘ja’ beantwoord kunnen worden, heeft een therapie kans van slagen.
De essentie van het boek gaat over het belang van innerlijke motivatie tot blijvende gedragsverandering. Is iemand werkelijk oprecht bereid om naar zichzelf en zijn gedrag te kijken, om door te zetten als het confronterend wordt, en om verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor zichzelf? Als dat niet zo is, kan iemand volgens Appelo maar beter wegblijven van therapie en zichzelf, de therapeut en de samenleving een hele hoop kosten en moeite besparen.
Het boek is vlot, treffend, scherp en humoristisch geschreven. Omdat de redenen niet heel wetenschappelijk zijn geformuleerd, zijn ze goed leesbaar, ook voor (potentiële) cliënten. De tekeningen – eigenlijk korte strips – voegen humor toe. Het boek is daarnaast niet heel dik, waardoor het tevens gemakkelijk leest.
Wat opvallend is aan het boek, zijn de typetjes die bijzonder treffend worden weergegeven. Een jongeman die met een overdosis alcohol in het ziekenhuis terechtkomt, zegt: ‘Ik vind het gewoon lekker’, een oude man die nooit over gevoelens heeft leren praten benoemt: ‘Gewoon niet aan denken’, een afhankelijke vrouw die niet zonder haar partner kan leven zegt: ‘Ik wil wel, maar ik kan niet’, en een vermijdende persoon, die nergens over wil praten, beargumenteert: ‘Er zijn toch pillen?’ Een man met agressieproblematiek stelt: ‘In het oerwoud wordt niet nagedacht’, en een depressieve patiënt zegt: ‘Life sucks anyway.’
Hoewel de redenering van de auteur scherp geformuleerd is en niet elke (ongemotiveerde) cliënt het zal kunnen waarderen, heeft de auteur hier wel een punt. Waarom gaan er zoveel mensen in therapie, terwijl dat maar voor een deel van de cliënten effectief is? Hij brengt de redenen van mislukking haarfijn in beeld. Waarom doen we op basis daarvan eigenlijk geen voorselectie? Het is kostenbesparend en effectiever voor iedereen. Het scherpe randje van zijn redenering brengt ook humor in zijn verhaal.
Waar Appelo aan voorbij gaat, is dat ambivalentie vaak een wezenlijk onderdeel is van de problematiek van een cliënt en ook als zodanig in de therapie gehanteerd moet worden. Neem het voorbeeld van een ernstig getraumatiseerde vrouw die moeite heeft met vertrouwen en dat opnieuw moet leren. Of een verslaafde die door middel van motiverende gespreksvoering een aanloopfase nodig heeft om met hulp intrinsiek gemotiveerd te raken. Daarnaast is er in iedere therapie eerst een afstemmingsfase met enige ambivalentie en kan er ook innerlijk bij cliënten weerstand zijn tegen verandering om de huidige status quo en het bekende te behouden.
Hoewel het boek in eerste instantie wat negatief kan aandoen voor cliënten zelf, verwelkomt de auteur uiteindelijk iedereen die werkelijk gemotiveerd is van harte. Daarmee sluit hij positief af. Het kan mensen die op het punt staan om hulp te zoeken, wel over de streep trekken. Tevens zou het nuttig kunnen zijn voor hulpverleners om bij een intake grondig aandacht te besteden aan de motieven van de cliënt. Wanneer er een gebrek aan motivatie aanwezig is, dient een zorgvuldige afweging gemaakt te worden over de inhoudelijke doelen van therapie. Als derde reden is het zinvol voor cliënten zelf om nog eens grondig op de eigen redenen te reflecteren en na te gaan of er sprake is van een oprechte wens tot verandering …
Het boek is erg leuk en grappig om te lezen, het verkapt leveren van feedback naar het huidige zorgsysteem – met toevoeging van humor – is knap gedaan. ‘47 redenen om niet in therapie te gaan … en één om het wel te doen’ is zeer aan te bevelen voor iedere (potentiële) cliënt, maar ook voor therapeuten om eerlijk naar de motieven van zichzelf en de ander te kijken.