Slap

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Stichting Tijdschrift voor Psychotherapie 2015
10.1007/s12485-015-0052-5

Forum

Slap
Column

Danielle OprelContact Information

(1) 

: 29  2015

Samenvatting  
Ze viel op in het bedaarde psychotherapiegezelschap, met haar torenhoge hakken, kekke jurkje en quasinonchalante knot in het haar. Op een conferentie stonden we toevallig samen te turen naar een posterpresentatie.
danielle oprel is klinisch psycholoog en psychotherapeut.

Ze viel op in het bedaarde psychotherapiegezelschap, met haar torenhoge hakken, kekke jurkje en quasinonchalante knot in het haar. Op een conferentie stonden we toevallig samen te turen naar een posterpresentatie. De jonge psycholoog liep over van ijver: een fraai judicium bij haar cijferlijst, een stage in een kindertehuis in Rwanda en een publicabele scriptie. Enthousiast vertelde ze over haar eerste baan. Nou ja, baan? Ze bleek bij een grote ggz-instelling haar diensten aan te bieden, in ruil voor supervisie en een kortdurende opleiding.

Dus zonder salaris? Yep. Zonder salaris.

Toen ik in de vorige eeuw de psychotherapieopleiding deed, waren er nog collega-opleidelingen die onbetaald werkten. Voor hun opleiding behandelden zij - zonder vergoeding - patiënten bij een Riagg of psychiatrisch ziekenhuis. Om de huur op te hoesten, werkten ze daarnaast als kassière, pizzakoerier of callcentermedewerker.

Door de opzet van de nieuwe psychotherapieopleiding zijn dit soort praktijken geschiedenis. Opleiding en werkplek vormen nu een package deal, waardoor het niet meer mogelijk is om opleidelingen op deze wijze uit te buiten. Tot voor kort had ik geen idee dat de trend gewoon doorging, aan de onderkant van de psychologenladder.

Iedereen heeft recht op goed salarisadvies. Zelf ben ik nog steeds dankbaar voor het wijze advies dat ik ooit kreeg van mijn allereerste werkgever.

Het was begin jaren tachtig en ik had mijn eerste serieuze zomerbaan. Iedere ochtend reed ik mee op de bakkerskar. Bij de zomerbaan hoorde ook de bakkerszoon, die net zijn rijbewijs had. Hij scheurde rond en ik sprong per huizenblok uit de wagen. Terwijl ik legaal belletje trok, de tuinpaden over sprong en ‘Goedemorgen mevrouw, de bakker!’ zong, verkocht hij bij de kar halfjes bruin en gesneden casinowit. Had ik genoeg mensen uit bed gebeld, dan huppelde ik terug en hielp bij de verkoop.

Toevallig had de bakkerszoon sprankelende groene ogen, een wilde bos bruine krullen en een hogere grapdichtheid dan Theo Maassen en Micha Wertheim bij elkaar. Tijdens de verkoop van het casinowit hield hij een soort onemanshow, waarbij ik fungeerde als aangever van grappen, brood en kleingeld. Deze chemie stuwde de verkoop tot grote hoogten. De klanten grinnikten nog na, als zij in ochtendjas terug slenterden over hun tuinpaadjes, met armen vol impulsief aangeschafte eierkoeken, luxebroodjes en krentenbollen.

Aan het eind van de week complimenteerde vader bakker ons met de overweldigende verkoopcijfers. Hij overhandigde mij een envelop met geld, mijn eerste loon.

Maar ik kon het niet aannemen.

‘Het was een geweldige week. Meer vakantie dan werk. Ik heb niets gedaan, alleen maar heel veel lol gehad. Echt, daar kan ik geen geld voor aannemen’, sputterde ik, terwijl ik het zakje ongeopend teruggaf.

Even hing de mond van de bakker open. Toen legde hij zijn verweerde hand op mijn schouder en baste: ‘Zeg nóóit tegen een baas dat je je loon niet verdient. Ik zal nu net doen of ik het niet gehoord heb, maar beloof dat je dit nooit meer zult zeggen.’

Staand bij de posterpresentatie vroeg ik me af of ik dit advies moest doorgeven aan de jonge psychologe met de knot. Terwijl ik wikte en woog, ratelde zij enthousiast verder: ‘Ik vind die werkervaringsplek zó leerzaam. Ik neem veel psychologisch onderzoek af, kortdurende therapieën mag ik al zelfstandig uitvoeren en mijn supervisoren zijn geweldig.’

Natuurlijk vergrootte ze haar kans op een betaalde baan en een postdoctorale BIG-opleidingsplaats. En bovendien: wat waren haar alternatieven als ze deze route niet zou volgen? Als anderen het wel deden, zou ze met een principieel ‘nee’ al aan het begin van haar carrière op achterstand komen.

Bij collegae met wie ik over dit onderwerp sprak, voerden twee geluiden de boventoon. Enerzijds: ‘Tja, het is verwerpelijk. Maar wat kun je ertegen doen?’ En anderzijds: ‘Ach, zo ben ik ook begonnen, dat hoort een beetje bij ons vak.’

Maar wat leren we met deze praktijk jonge psychologen over ons vak? Dat we bij het afronden van de universiteit nog niets kunnen? Dat het vak zo weinig waard is? En hoe moeten deze jonge collegae dan later voor ons vak opkomen, bijvoorbeeld als er opnieuw gesneden wordt in het aantal zittingen psychotherapie, in het aantal minuten of in de hoogte van de betalingen? Als er taken die bij de psycholoog hoorden, naar andere disciplines gaan? Als instellingen financiële problemen oplossen, door hele behandelmethoden af te stoten?

Het liefst had ik mijn hand op de schouder van mijn jonge collega gelegd, en gezegd: ‘Doe het niet, die werkervaringsplek. Je bent veel meer waard dan dat. En ons vak ook!’

Maar omdat ik haar dilemma begreep, mompelde ik mijn tegengeluid nauwelijks verstaanbaar en stemde ik lafjes in.

Ik ben zoveel slapper dan de bakker.

Naar boven