Caroline Breat & Susan Bögels (red.) (2013). Protocollaire behandelingen voor kinderen en adolescenten met psychische klachten 2. Amsterdam: Boom. 527 p., € 74,50

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Stichting Tijdschrift voor Psychotherapie 2015
10.1007/s12485-015-0055-2

Gelezen

Caroline Breat & Susan Bögels (red.) (2013). Protocollaire behandelingen voor kinderen en adolescenten met psychische klachten 2. Amsterdam: Boom. 527 p., € 74,50

Manon VinckenContact Information

(1) 

: 29  2015

Samenvatting  
Onder redactie van Caroline Braet en Susan Bögels verscheen in 2013 het boek ‘Protocollaire behandelingen voor kinderen en adolescenten met psychische klachten 2’, als vervolg op het eerste deel uit 2008.
m. vincken, klinisch psycholoog, is werkzaam op de kinder- en jeugdafdeling van Orbis Geestelijke Gezondheidszorg te Sittard-Geleen.

Onder redactie van Caroline Braet en Susan Bögels verscheen in 2013 het boek ‘Protocollaire behandelingen voor kinderen en adolescenten met psychische klachten 2’, als vervolg op het eerste deel uit 2008. Het boek sluit goed aan bij diverse hedendaagse ontwikkelingen. Zorgverleners in de (kinder- en jeugd)ggz moeten meer doen met minder middelen. Zo moeten er enerzijds meer kinderen behandeld worden, waarbij toenemend administratieve handelingen horen. En anderzijds moet dit gebeuren door relatief minder hulpverleners, in minder minuten en met minder geld. De transitie naar de gemeenten stelt de werkwijze en efficiency van zorgaanbieders verder op scherp.

Hoewel het discutabel is hoe de machtsverdeling tussen de diverse partijen is, dwingt het hulpverleners in positieve zin ook om kritisch te kijken naar behandelprocessen. Onderzoek toont aan dat meer doen met minder middelen niet alleen mogelijk is, maar zelfs beter kan zijn (zoals bij het gebruik van protocollen). Natuurlijk is er een groep kinderen die niet voldoende heeft aan een protocollaire behandeling, maar een grote groep kinderen wordt tekort gedaan als protocollen niet gebruikt worden.

Braet en Bögels spelen met hun tweede boek opnieuw goed in op deze ontwikkelingen. Zo zetten zij in hun inleiding de voordelen uiteen voor cliënten (effectiviteit en transparantie) en voor hulpverleners (bevordering en verspreiding van deskundigheid, mits goed getraind, gesuperviseerd en met voldoende voorbereidingstijd). Ze beschrijven in dit tweede deel opnieuw (en aanvullend) 21 behandelprotocollen die in meer of mindere mate evidence-based zijn (bewezen werkzaam en waarschijnlijk werkzaam) of veelbelovend zijn wat betreft werkzaamheid. Het gaat om behandelingen voor probleemgebieden die ten tijde van het schrijven van het eerste boek niet voorhanden waren, of waarvoor inmiddels nieuwe methoden of protocollen voor andere leeftijdsgebieden voorhanden zijn. Er is ook aandacht voor preventieve behandelingen en stoornisoverstijgende behandelingen.

Wat betreft opbouw begint ieder hoofdstuk met een inleiding (achtergrond van de stoornis en informatie over de classificatie), gevolgd door bespreking van onderzoeksgegevens, inclusiecriteria, meetinstrumenten, de behandelrationale, het protocol, de rol van de omgeving en huiswerk. Ook bevat elk hoofdstuk een verwijzing naar het volledige behandelprotocol en de training daartoe. Elk hoofdstuk sluit af met een deel dat zich richt op evaluatie. Een praktijkvoorbeeld illustreert een en ander.

Dit ‘tweede protocollenboek’ - zoals ik het op de werkvloer al heb horen noemen - bestrijkt een breed gebied. Dat geldt voor de plek in de keten van interveniëren (van preventieve interventies tot behandelingen bij persisterende problematiek), de typen interventie (van individueel tot systemisch), de referentiekaders waaruit zij voortkomen (van cognitief gedragstherapeutisch tot meer cliëntgericht en/of psychodynamisch georiënteerd), de leeftijden (protocollen vanaf de peuter- of kleuterleeftijd tot protocollen voor jongvolwassenen), de duur van de protocollen (behandelingen van 3-45 sessies) en ook voor de problematieken die behandeld worden. Het boek behandelt zowel protocollen voor veelvoorkomende en algemene stoornissen in de kinder- en jeugd-ggz (zoals angstproblematiek, depressie, ADHD en traumagerelateerde problematiek), als protocollen voor specifieke gebieden (zoals slaapstoornissen, verslavingsproblematiek of selectief mutisme). Ook stoornisoverstijgende behandelingen komen aan bod, zoals mindfull parenting en werkgeheugentraining.

Braet en Bögels hebben in hun boek ruim aandacht gegeven aan de onderwerpen depressie, ADHD en traumagerelateerde problematiek. Er komen drie protocollen aan bod voor depressieve adolescenten: interpersoonlijke psychotherapie (individuele behandeling), de D(o)epressiecursus (groepstraining) en Attachment-Based Family Therapy (systeemtherapeutische behandeling). Wat betreft behandelvormen bij ADHD worden er drie protocollen gepresenteerd: Braingame Brian (voor kinderen die middels game-achtige behandeling hun executieve functies trainen), mindfulness (voor kinderen, jongeren en hun ouders) en zelf plannen (cognitief gedragstherapeutische plannings- en organisatietraining voor adolescenten met ADHD). Voor traumagerelateerde problematiek bij kinderen en adolescenten worden drie protocollen beschreven: EMDR, WRITE junior (schrijftherapie) en ‘Slapende honden? Wakker maken!’ (in geval van vroegkinderlijk trauma).

Voor kinderen en jeugdigen met angstproblematiek worden twee groepsbehandelvormen besproken: voor kinderen ‘Denken + Doen = Durven’ (hier, in tegenstelling tot deel 1 waar het als groepsbehandeling werd gepresenteerd, als preventieve groepsinterventie) en voor adolescenten ‘PASTA’ (groepstraining bij faalangst en sociale angst). Voor kinderen met autisme wordt een socialevaardigheidstraining gepresenteerd (een geactualiseerde versie van het protocol van Dijkshoorn ‘Kinderen met een contactstoornis’).

Dan is er nog een aantal protocollen in het boek opgenomen, die interventies beschrijven bij andere dan bovengenoemde probleemgebieden. Zo is er het hoofdstuk over rouwhulp, een interventie die gericht is op het voorkomen van gecompliceerde rouw bij kinderen en adolescenten. Ook wordt schematherapie besproken, gericht op het behandelen van adolescenten met persoonlijkheidsstoornissen in ontwikkeling. Er is een hoofdstuk opgenomen met betrekking tot de behandeling van kinderen met selectief mutisme: ‘Praten op school: een kwestie van doen.’

Ook de behandeling van slaapproblemen komt aan bod, overigens net als in het eerste deel. Dit keer wordt (aanvullend op de behandeling van slaapproblemen bij kinderen) een cognitief gedragstherapeutische interventie voor adolescenten beschreven: ‘SlimSlapen’. Voor KOPP-kinderen (van ouders met psychische problemen of verslavingsproblemen) wordt de preventieve groepsinterventie ‘Doe-praatgroep’ besproken. En dan is er ook nog een gecomputeriseerde training voor verslavingsgedrag bij adolescenten op het gebied van alcohol. Naast de genoemde interventies die zich specifiek op een probleemgebied of stoornis richten, komen er in het boek twee protocollaire interventies aan bod die diagnoseoverstijgend zijn: ‘Mindfull Parenting’ en het ‘Prop-model’ (kortdurende psychologische interventies voor kinderen en adolescenten).

In tegenstelling tot het eerste boek met protocollaire behandelingen voor kinderen voor psychische klachten, bevatten de hoofdstukken uit het tweede deel geen werkbladen als bijlage bij het boek. Deze waren in deel 1 bijgevoegd op een cd-rom; nu wordt verwezen naar een website. Na registratie zijn de werkbladen wel gratis verkrijgbaar.

Beschouwend kan gesteld worden dat Braet en Bögels met dit tweede boek opnieuw een bijdrage leveren aan het stimuleren van wetenschappelijk onderbouwde geestelijke gezondheidszorg. Het boek verdient een plek (naast het eerste deel) op de boekenplank, op plekken waar kinderen met psychische problemen behandeld worden. Wat daarbij niet vergeten moet worden - zoals ook de redacteuren stellen - is dat het (gezien de efficiencydruk) een uitdaging blijft om behandelingen aan te bieden waarbij hulpverleners goed voorbereid, getraind, en gesuperviseerd worden.

Als kritische noot kan gesteld worden dat hoofdstukken toegevoegde waarde hadden kunnen krijgen, indien er bij elke interventie een passage zou zijn opgenomen met tips indien het protocol tot onvoldoende verbetering leidt. Ook zou de bespreking van een protocol dat zich richt op interventie bij vechtscheidingen van meerwaarde kunnen zijn, aangezien veel kinderen in zo’n situatie klachten ontwikkelen en in de hulpverlening terechtkomen. Wellicht krijgt dit onderwerp een plek in een eventueel toekomstig derde deel van de redacteuren.

Naar boven