Inleiding

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2015
10.1007/s12485-015-0014-y

Artikelen

Inleiding

Bram BovendeerdContact Information

(1) 

: 17  2015

Samenvatting  
‘Waarom ben ik dit werk ook alweer gaan doen?’, vroeg ik me laatst weer eens af. Meestal is dat een teken dat ik het wat minder naar mijn zin heb. Op momenten dat het allemaal wat minder makkelijk loopt en minder stroomt, kom ik wel eens tot dergelijke overpeinzingen.

‘Waarom ben ik dit werk ook alweer gaan doen?’, vroeg ik me laatst weer eens af. Meestal is dat een teken dat ik het wat minder naar mijn zin heb. Op momenten dat het allemaal wat minder makkelijk loopt en minder stroomt, kom ik wel eens tot dergelijke overpeinzingen. En u, beste lezer: heeft u het nog zo een beetje naar de zin op het werk? En waarom doet u dit werk eigenlijk? Waar was het allemaal ooit mee begonnen, weet u dat nog?

Gelukkig zijn het voor mij vragen die ik nog steeds kan beantwoorden. Er zitten heel veel mooie aspecten aan dit vak; een ervan is dat het in mijn ogen een echt ambacht is. Geen confectiewerk, nee, zelf nadenken en creatief kijken. Het is een zoeken naar manieren om in te voegen, om aan te sluiten. Ambachtelijk maatwerk, waardoor mogelijk nuanceverschuivingen ontstaan die een verschil teweegbrengen of die het lijden iets draaglijker maken. Prachtwerk vind ik het, dat een volledig beroep doet op de sociaalemotionele, intellectuele en creatieve vermogens.

Naast dat ik kan beantwoorden wat ik zo mooi vind aan dit vak, weet ik ook wat maakt dat ik er nu soms wat minder van geniet. We zitten, los van allerlei aangescherpte inhouds- en verantwoordingseisen, volop in een aardverschuiving in ggz-land. Function Assertive Community Treatment, Intensive Home Treatment, basis-ggz kort, intensief en chronisch, de EPA-populatie, de specialistische ggz - weet u nog waar het ambacht thuishoort?

Het is moeilijk in deze woelige tijden ruimte te voelen voor ambachtelijke creativiteit. En dit geldt niet alleen voor mij; het gevoel lijkt breed gedragen. ‘De psychotherapie draait door’, was niet voor niets de titel van de onlangs gehouden Dag van de Psychotherapie; het verslag ervan vindt u in dit nummer. Ook Danielle Oprel vraagt zich in haar column af waarom zij doet wat ze doet, in dit geval toegespitst op het bezoeken van een congres van de International Society for Traumatic Stress Studies (ISTSS), waar ze samen met Arnold van Emmerik en Joop de Jong overigens ook verslag van doet.

Een collega opperde dat, als er weinig ruimte wordt ervaren voor ambachtelijke creativiteit, het plezier dan maar uit het patiënten- of cliëntencontact gehaald moet worden. Dit vind ik echter ook geen goede insteek. Natuurlijk kan ik genieten van de groei die sommige cliënten doormaken of het feit dat ze zich zo kwetsbaar durven opstellen. Maar het moet ook mogelijk zijn dat ze zich juist heel erg boos of ontevreden uiten en helemaal niet groeien of zich kwetsbaar opstellen. En als ik het contact aanga, in de hoop op een ‘fijn gesprek’, dan maak ik hen onvrij en dat is niet helpend. Dus daar moeten we het ook niet zoeken.

Is alle hoop dan verloren? Nou nee, gelukkig niet. Nu weet ik dat dit tijdschrift niet zaligmakend is, maar in dit nummer treft u toch weer enkele pareltjes aan van ambachtelijke creativiteit. Clara De Ruysscher, Patty Annicq, Stijn Vandevelde en Claudia Claes bespreken in ‘Anorexia nervosa: een integratief behandelmodel’ hoe elementen uit de oplossingsgerichte en cliëntgerichte therapie gecombineerd worden met een systemische en familiegerichte benadering. Ze houden en passant ook nog een pleidooi voor een meer procesgerichte kijk binnen de wetenschap.

Hierna komt Hilda van Holten-Basch aan het woord in ‘Wanneer suïcidaliteit niet te genezen is’. Ze bespreekt, aan de hand van een casus en voorbeelden uit de literaire wereld, hoe om te gaan met chronische suïcidaliteit en wat kan helpen het lijden beter te dragen. Ze laat zien hoe het ambacht in detail kan werken en kan bijdragen aan het welbevinden, zonder dat alles meteen opgelost of over is.

En of het nog niet genoeg is, volgt Frans van Paassen met een prachtig discours waarin hij de conceptuele verschillen tussen afgunst en jaloezie uiteenzet en de therapeutische implicaties daarvan belicht. Mocht u dan nog niet verzadigd zijn, dan volgen nog enkele boekbesprekingen van Trudy Mooren en van Jac Maurer.

Aldus ligt voor u - als ‘hoop in bange dagen’ - een nummer vol van ambachtelijke creativiteit en geestelijke fijnproeverij. Ik wens u er veel plezier mee.

Naar boven