‘Schrijf je dan ook een congresverslag1 voor ons?’, vraagt de redactie van dit tijdschrift als ik poch dat ik naar een congres in Miami ga. Eerder schreef ik zulke inhoudelijke congresverslagen met veel plezier. Toch vind ik het nu een lastig verzoek. Het confronteert me namelijk met een knagende vraag. Ga ik eigenlijk wel naar dit soort internationale congressen voor die keynotes, symposia en workshops waar ik verslag van doe?
Volgens mijn eerdere verslagen voor dit tijdschrift woonde ik afgelopen jaren enorm boeiende congressen bij. Over de neurobiologische aspecten van persoonlijkheidsstoornissen, bijvoorbeeld. En over nieuwe behandelingen. En wat te denken van de ontwikkelingen in diagnostiek en classificatie, het afgelopen decennium?
Toch spuwt de database van mijn geheugen heel andere herinneringen uit, als ik denk aan de congressen die ik bezocht. Ik zie een partyboot met de verlichte skyline van Manhattan op de achtergrond. Muntthee op het terras van het huisje dat ik met intervisiegenoten deelde in Marrakech. Een congresdiner in Edinburgh, waarna we traditionele Schotse dansen onder de knie probeerden te krijgen.
Tsja, waarom gá ik eigenlijk nog naar dit soort congressen? Tegenwoordig leer je net zo makkelijk via online learning. Het maakt niet uit wat je wilt weten: van classificeren met de DSM-5 tot hoe je yoga kunt gebruiken in de behandeling van PTSS, alles is te vinden. Daarvoor hoef je dus niet meer bij een slecht verstaanbaar praatje te zitten, in een tot koelcel geairconditioneerde ruimte. Daarnaast kun je - ook vanuit je luie stoel - op LinkedIn-groepen met veel meer vakgenoten discussiëren, dan op een troosteloze openingsborrel. Als het om de lol gaat, geef ik liever voorrang aan dat lange weekend Riga met vriendinnen. En alleen voor het vreemdgaan een congres bezoeken, is wel erg cliché.
Een rondje navragen bij collegae werpt weinig licht op de zaak. Een bevriend psychiater legt uit dat zij internationale congressen ziet als een officiële aanvulling op haar salaris. Vraag ik aan collega-psychotherapeuten - die net als ik deze financiële prikkel ontberen - waarom zij naar dit soort congressen gaan, dan valt het woord ‘inspiratie’ nogal eens. Maar is een portie inspiratie het waard om helemaal naar Miami te vliegen? Mijn gezin een week achter te laten? Patiënten te verzetten in een toch al overvolle agenda? En bakken met geld uit te geven?
Vanwege dat laatste aspect bivakkeer ik dit jaar niet in het congreshotel, maar in een kamer die ik heb gehuurd via Airbnb. Na een lange reis arriveer ik bij een luxe appartementencomplex aan het water. Ik rol mijn koffer door een enorme parkeergarage met rijen geblindeerde SUV’s en waan me op de set van CSI Miami. In mijn kamer kijk ik uit over Biscayne Bay. Het is de baai waar de seriemoordenaar Dexter in de gelijknamige televisieserie rondvaart met zijn boot de Slice of life, en waar hij zijn slachtoffers in het water dumpt. Dexter raakte als kind ernstig getraumatiseerd. Hoe zou zijn leven gelopen zijn als hij een goede traumabehandeling had gekregen?
Alleen, moe, hongerig en door de jetlag gedesoriënteerd in tijd, merk ik hoe mijn gedachten alle kanten op schieten. Zelfs de lange schaduwen die de palmbomen werpen in de ondergaande zon, krijgen iets griezeligs. Zweet gutst over mijn rug. Mijn comfort zone is ver te zoeken. De ervaring lijkt op een eerste avond zomerkamp met vreemde kinderen. Maanden keek je ernaar uit, maar als het dan de eerste avond eindelijk stil was op de slaapzaal, dacht je stiekem: waarom lig ik niet lekker in mijn eigen bedje?
Na een paar uur slaap word ik gewekt door een whatsappje van mijn collega Z.: ‘Waar blijf je voor ons vrije dagje?’ De palmbomen voor mijn kamer blijken adembenemend. En geen van de aangemeerde privéjachten heet Slice of life. Ik sprint door het financial district naar het congreshotel waar Z. verblijft. Collega Z. - psychoanalytisch psychotherapeut en zorgmanager - staat ondanks de snikhete novemberzon klaar in een keurig pak. ‘Alleen mijn congreskleren bij me’, verontschuldigt hij zich.
We dompelen ons onder in de toeristische routes van South Beach, Coral Gables en Little Havana. Op de Calle Ocho klettert een tropische regenbui neer. Mijn collega rolt zijn broekspijpen op en drapeert een groen-plastic doorschijnende poncho over zijn pak. Terwijl zijn blote kuiten onder het regenpak uitsteken en zijn onberispelijke brogues vol regenwater lopen, lurkt hij onder een gammel luifeltje tevreden aan zijn zojuist gekochte Cubaanse sigaar. Ook zíjn comfort zone is flink opgerekt vandaag.
Als het congres de volgende dag begint, voel ik me al thuis in mijn tijdelijke stad. Bij het Twitterboard in de lobby van het congreshotel is een bijeenkomst met collegae die ook gehoor hebben gegeven aan de oproep van de ISTSS om een Twitterteam te vormen. Een psycholoog die met native Americans werkt. Een arts die veteranen behandelt. De pr-medewerkster van de ISTSS. We kennen elkaar niet, maar kletsen tot de gong gaat, ten teken dat de officiële opening begint.
In haar openingspraatje vraagt de president van de ISTSS om stil te staan bij de reden waarom we ons werk doen: ‘Please stand for a moment of silence in honor of the victims and survivors of trauma around the world.’ Weerstand tegen dit soort theatrale momenten kriebelt over mijn rug. Maar toch sta ik op en in weerwil van mijzelf ervaar ik eensgezindheid, inspiratie, en ook: een reden om hier op het congres te zijn.
Waar begon de energie van dit congres? Was het bij de druipende kuiten van mijn collega? Bij de ontmoeting met andere leden van het Twitterteam? Tijdens de staande stilte? Hoe het ook zij, die energie zorgt ervoor dat we moeiteloos drie lange en volle congresdagen consumeren. Dat we iedere avond met collegae verder discussiëren. Wat kun jij met de onderzoeksresultaten die we vandaag hoorden? Wat werkt in de behandeling van patiënten met vroegkinderlijk trauma? Collega Z. hoort iedere dag onderbouwing van zijn stelling dat de therapeutische relatie het centrale werkzame bestand is. We struinen posters af en spreken collegae die het tegenovergestelde gehoord hebben: zo snel mogelijk traumagerichte technieken inzetten; dat is wat werkt, óók voor deze doelgroep.
De extreme hoeveelheid informatie op zo’n meerdaags wetenschappelijk congres is als de roux in een recept. De inhoudelijke basis. Maar de discussies, de nieuwe vragen, de verschillen en overeenkomsten tegen elkaar afzetten: al die ingrediënten maken van de roux aspergesoep, mosterdsaus of paddenstoelenragout. Het gaat mij niet om inspiratie, maar om intensiteit. Niet om netwerken, maar om echte contacten.
Dragen een jetlag, een troosteloze openingsborrel en een Schotse dans bij aan het rendement van mijn congressen? Jazeker, want ze halen me uit mijn comfort zone. En buiten die zone, is het makkelijker om ontvankelijk te zijn voor verrassende onderzoeksbevindingen, afwijkende meningen, onverwachte leerervaringen. Is het mogelijk om op andere manieren even veel te leren? Vast.
De laatste avond is traditiegetrouw bonte avond. Niet veel anders dan op kinderkamp: mensen die vorige week nog vage kennissen waren, zijn nu beste vrienden. Dit keer alleen geen toneelstukjes op kamp in de Veluwse bossen, maar stappen in Miami.
Op het dakterras van restaurant Dolores, but you can call me Lolita staar ik met een mojito over de uitgaanswijk. Beneden ons knalt de dj de volumeknop verder open. Een volle maan verlicht de dampende dansvloer. Kleine brede mannen draaien beeldschone meisjes rond in het één- twee-drie-tikritme van de salsa. Iedereen zingt mee met Marc Anthony’s Vivir mi vida. Een hand op mijn schouder: ‘A penny for your thoughts’, schreeuwt een man boven de muziek uit in mijn oor. Mijn gedachten? Mijn gedachten op dit paradijselijke dakterras zijn bij u, lezers van dit tijdschrift. Wat zal ik voor u schrijven in het congresverslag? Is mijn congresbezoek zinvol geweest?
Vragen voor later. Nu wacht Marc. ‘Voy a reír, voy a bailar, vivir mi vida.’
1 | Zie de rubriek Gehoord in dit nummer. |