‘De psychotherapie draait door!’ Met deze pakkende titel werd vorm gegeven aan de Dag van de Psychotherapie, het jaarlijks terugkerend congres georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP). Met 450 deelnemers kwamen we bijeen in het altijd sfeervolle Hotel Krasnapolsky te Amsterdam. In de tweeledigheid van de titel - die enerzijds is op te vatten als ‘Zijn ze (de context) nu helemaal gek geworden?’, en anderzijds als een modern ‘Je maintiendrai’ ofwel ‘Ik zal handhaven’ - werd het spanningsveld waarin ons vak zich momenteel bevindt mooi weergegeven. Dagvoorzitter Pim van Dun besprak de contextuele kant. De krimp binnen de ggz, de transitie naar de gemeenten voor de jeugd-ggz, de overgang van eerste en tweede lijn naar basis- en specialistische ggz, de discussie over het hoofdbehandelaarschap: allemaal zaken die sterke invloed hebben op ons vak en de positie van de psychotherapeut aantasten. ‘Andere partijen, waaronder de zorgverzekeraars, gaan steeds meer op onze stoel zitten’, aldus Van Dun.
Na deze contextuele bespiegelingen was het woord aan Nel Draijer, voorzitter van de NVP. Zij zette uiteen welke stappen er al gezet zijn in 2014 en welke nog te zetten zijn, om de positie van de psychotherapeut te borgen en versterken. Zo is het vorig jaar gelukt met de diverse beroepsverenigingen een gemeenschappelijk standpunt te formuleren over het hoofdbehandelaarschap. Ook zijn de psychotherapeuten toegetreden tot de FGzP (thans omgedoopt tot FGzPt), dat als overkoepelend orgaan de erkenning van de opleiding en herregistratie kan borgen. Een generieke opleidingsmodule psychotherapie kan met behulp van subsidie ontwikkeld worden, alsmede een kwaliteitsregister. Ook zullen leden van de NVP vanaf 2015 digitaal toegang krijgen tot het ‘Tijdschrift voor Psychotherapie’, om op de hoogte te blijven van de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen en werkzaamheden, aldus Draijer.
Naast allerlei externe samenwerkingen die zijn aangegaan met diverse beroepsverenigingen, wil het NVP zich ook meer als wetenschappelijke vereniging op de kaart zetten. Er is inmiddels een Wetenschapsraad opgericht en ook de Wim Trijsburgprijs - die nu zowel een senior- als een juniorprijs kent - moet het wetenschappelijk gehalte van de psychotherapie in Nederland bevorderen. Genoeg redenen om niet te wanhopen en ook trots te zijn. Na nog te memoreren dat de NVP volgend jaar 85 jaar bestaat, gaf Draijer het woord aan de eerste keynote-spreker, Dirk de Wachter.
De Wachter, psychiater en psychotherapeut, is werkzaam als diensthoofd systeem- en gezinstherapie aan het Universitair Psychiatrisch Centrum van de Katholieke Universiteit Leuven, alwaar hij tevens hoogleraar is. Zijn lezing ‘Wat is een goede therapeut?’ was van bijzonder hoge kwaliteit. In antwoord op zijn titel gaf hij aan dat ‘wij zijn, hoe we gezien worden’. En hoe worden wij dan tegenwoordig gezien? Hij schetste de huidige tijd als een tijdvak waarbij er geen plaats meer is voor verdriet. Het paradijs is afgeschaft door de secularisatie. Vroeger stierven mensen en gingen naar het paradijs, nu moet het paradijs per acuut. Verdriet wordt ‘ontvriend’ en gediagnosticeerd en wordt tegenwoordig gezien als een teken van eigen zwakte, gebrek aan wilskracht of gebrek aan goede therapie.
De Wachter gaf aan dat het goed zou zijn als we weer een klein beetje ongelukkig (mogen) zijn. Verdrietig zijn is een goede zaak en brengt mensen samen. En hiermee definieerde hij ook de kern van therapie: het gezamenlijk dragen van verdriet. De wereld is verbrokkeld, eenzaamheid is een van de meest pregnante problemen van deze tijd en de psychotherapeut heeft als taak het gezamenlijk dragen van verdriet te faciliteren. Therapie heeft te maken met gehechtheid en overstijgt de functionaliteit. Therapie - en daarmee ook de psychotherapeut - heeft in de kern zijn functie als het niet vooruitgaat en moet zich daarom in de ogen van De Wachter ook niet primair laten beoordelen op verbetering of vooruitgang. Het ontleent zijn waarde vooral aan het beschouwelijke en het samen kunnen zijn en zwijgen; een door de verbinding hoopvolle machteloosheid.
Deze lezing, doorspekt met bijpassende literaire, filosofische en kunstzinnige verwijzingen, was een genot om mee te mogen maken. De Wachter gaf prachtig een van de kernen van het ambacht weer en hield ons tevens voor om onszelf trouw te blijven en niet mee te gaan in de voortdurende wens naar verbetering; het gezamenlijk leren dragen van het lijden is minstens zo waardevol.
Hierna was het aan Justine van Lawick, klinisch psycholoog, psychotherapeut en systeemtherapeut, opleider van de Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie (NVRG) en werkzaam bij het Lorentzhuis te Haarlem. Na een korte historische schets van de ontwikkeling van de psychotherapie, kwam ze tot een beschrijving van de huidige context. ‘Vermarkten tast relaties aan’, aldus Van Lawick. Nu het verschil tussen rijk en arm toeneemt, worden moraal en ethiek aangetast door de invloed van het geld. Een boete voor ongepast gedrag kan dan niet meer gezien worden als een straf, maar als de kostprijs om iets te mogen doen. Wanneer mens en kind als product in een productielijn worden gezien, leidt dat automatisch tot binnen- en buitensluiten. Je doet mee of je telt niet meer mee. Economiseren en de maakbaarheidsgedachte leiden zo tot demoniseren - waarbij de wereld wordt ingedeeld in daders of slachtoffers, succesvol of mislukt - en tot pathologiseren.
Van Lawick vroeg zich af of psychotherapie kan overleven in een dergelijke context. Niet als we meegaan in dit economisch discours, waarbij we vooral kijken of psychotherapie de samenleving geld oplevert. Wel als we ontstaansgrond zoeken in luisteren, zoeken, onzekerheid en twijfel. Hiermee sloot ze mooi aan bij de vorige spreker. Vervolgens maakte ze de parallel met kunst en wetenschap. Ook kunst heeft niet direct een economische waarde, maar leidt vooral tot verdere verfijning en verdieping. En in de wetenschapsvisie van 2015 wordt aangegeven dat echt onderzoek een grillig pad volgt, zonder aanwijsbaar doel. Zo zou ook de psychotherapie zich volgens Van Lawick moeten gedragen: blootleggen waar de samenleving pijn doet en aanzetten tot reflectie, vanuit een kritische distantie.
Na al deze visionaire vooruitzichten en prachtige existentieel-filosofische manifesten als reactie op de aantasting van de positie van de psychotherapeut, was er echter een van William Wordens rouwtaken nog niet volbracht: het doorleven van de pijn en het verdriet. En die pijn was en is wel voelbaar. Het einde van de psychotherapie, zoals verwoord in het boek van Paul Verhaeghe, is zeker nog niet nabij. Maar het vak en de waardering die het eerder genoot, zijn wel serieus aangetast. Deze pijn kwam onder andere tot uiting in de paralelsessies die ik na de lunch volgde.
Ik volgde eerst de sessie bij Marcus Huibers, psychotherapeut en hoogleraar klinische psychologie en experimentele psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Huibers durfde zich in zijn sessie kwetsbaar op te stellen en gaf aan dat hij zich realiseerde dat er bij psychotherapie een kloof is tussen wetenschap en praktijk. Hij probeerde zijn toehoorders over te halen om mee te denken over hoe wetenschap kan bijdragen aan toepassing in de dagelijkse praktijk. Hij liet hierbij ter illustratie een mooi onderzoek zien, waaruit blijkt dat bij kortdurende therapie niet zozeer de soort therapie, maar de frequentie van de behandelcontacten bepalend is voor de uitkomst (tweemaal per week is beter dan eenmaal per week).
Ondanks deze kwetsbare opstelling en expliciete uitnodiging tot interactie, wilde het merendeel van de toehoorders niet meewerken. Een aantal onder hen gaf aan meer affiniteit te hebben met de lezing zoals gegeven door De Wachter dan met onderzoek, en een enkeling gaf aan dat het toch vooral gaat om ‘een goede relatie met je cliënt’. Hiermee werd de opmerking dat ‘veel psychotherapeuten niet echt geïnteresseerd zijn in uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek’, die Huibers in het begin gaf, pijnlijk voelbaar bewaarheid. Een gemiste kans in mijn ogen, omdat er onder andere over de werkingsmechanismen, indicatiestelling en zorgtoewijzing nog heel interessant onontgonnen terrein ligt. Ik kreeg hierbij sterk de indruk dat de pijn over het aangetaste ambacht voor sommigen nog te voelbaar was, om al direct verder te kunnen in een constructieve stand.
Bij de paralelsessie van Wouter Gomperts, als universitair docent werkzaam bij de programmagroep Klinische Psychologie van de Universiteit van Amsterdam en als stafmedewerker bij het Nederlands Psychoanalytisch Instituut, kwam deze pijn nog sterker naar voren. Zijn lezing ‘Onveilige bureaucratische gehechtheid en deprofessionalisering van de psychotherapie’ ging juist over de klachten die psychotherapeuten hebben over toenemende bureaucratische verantwoordingseisen. En hoewel hij deze lezing bijna in zijn geheel woordelijk voorlas, ontstond er hier juist wél een interactie, doordat velen zich leken te herkennen in de stelling dat er tegenwoordig sprake is van ‘marktisme in de zorg waarbij alles koopwaar is en niets inhoudelijke of morele waarde heeft’. Gomperts verwoordde - aan de hand van zes interviews die hij had gehouden bij drie jongere en drie oudere therapeuten - het gemeenschappelijk ervaren gebrek aan holding. In de ergste gevallen kan dat volgens hem leiden tot een schizoïde paranoïde dynamiek. Vooral jongere therapeuten hebben daar last van, aangezien zij nog minder zeker zijn van hun positie en zich derhalve nog onveiliger voelen. Hij besloot echter met een positieve noot, omdat uit zijn interviews naar voren kwam dat diezelfde jongere therapeuten ook een sterke mate van vitaliteit, volharding, reflectiviteit en sensitiviteit tentoonspreiden.
Na deze twee paralelsessies was het tijd geworden voor een vrolijke afsluiting; deze werd verzorgd door Frénk van der Linden. Hij is werkzaam als journalist voor ‘de Volkskrant’ en omroepen als NCRV en NTR. In zijn afsluitende lezing, getiteld ‘Een andere blik’, bracht hij op humorvolle wijze de paralellen tussen interviewen en psychotherapie naar voren. Hij stelde dat mensen zich alleen kwetsbaar opstellen, als er een basis van vertrouwen is.
Hiermee kwam de dag tot een eind. Een bewogen dag, passend bij de complexe context waarin de psychotherapie zich momenteel bevindt. Alle aspecten van het proces waarin we zitten, werden goed belicht. Er was aandacht voor de huidige ingewikkelde sociaalmaatschappelijke context, voor onze existentiële waarden en ons bestaansrecht, voor de pijn die met alle veranderingen gepaard gaat en er was hoop. De NVP liet deze dag zien slagvaardig en verstandig met de veranderde context te kunnen omgaan, zonder daarbij de eigenheid te verliezen. De toekomst kan dan ook met vertrouwen tegemoet worden gezien.