Zoals bekend is er tegenwoordig een aantal ‘artikel 14-beroepen’ in de ggz: de verpleegkundig specialist ggz, de klinisch (neuro)psycholoog en de psychiater. Er is daarnaast nog een keur aan andere BIG-geregistreerde beroepen, zoals de psychotherapeut, de gezondheidszorgpsycholoog, de verslavings- en revalidatiearts en de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. En ondanks dat we allemaal werken in hetzelfde veld, hebben we zo ongeveer allemaal ons eigen congres. Hoogste tijd aldus om eens te ‘gluren bij de buren’ en deel te nemen aan het jaarlijkse voorjaarscongres van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), traditiegetrouw gehouden in het MECC te Maastricht en met dit jaar als thema ‘motivatie’. Dit onder het motto: is hier voor een klinisch psycholoog/psychotherapeut ook wat te halen?
Het antwoord hierop bleek eigenlijk bijzonder simpel: een volmondig ‘ja’. In de drie dagen waren er 63 workshops, 64 symposia (met per symposium vier sprekers) en drie plenaire sessies met telkens onder andere twee lezingen door personen van internationale faam. Daarnaast werden er ook nog eens honderd posters gepresenteerd. Een deel van deze onderdelen was gefocust op medicatiegebruik, maar het overgrote merendeel was breder opgezet, waarbij men stilstond bij dat wat de patiënt en de behandelaar drijft. In dit zeer ruime aanbod was het aldus welhaast onmogelijk om niet iets naar je gading te vinden. En ik was niet de enige die tevreden was. Achteraf werd het congres door de 1.834 deelnemers gemiddeld beoordeeld met een 7,9, waarbij 95 procent een cijfer gaf tussen de 7 en de 9.
Los van de inhoudelijke kant is het congres ook geaccrediteerd bij NIP, FGzPt, VGCt en RSV, waarbij je bij de eerste drie verenigingen alleen accreditatiepunten krijgt toegekend indien je het volledige congres bezoekt. Dit laatste bleek trouwens een behoorlijk intensieve zit, wat me deed afvragen welke overwegingen ertoe hebben geleid om als voorwaarde te stellen dat je per se de volle drie dagen moet deelnemen.
Na het allereerste symposium was het merendeel van de deelnemers gearriveerd en werden we allen van harte welkom geheten door NVvP-voorzitter Aartjan Beekman. Zijn welkomstwoord ging onder meer over het bestuurlijk akkoord en de DSM-5, waarna hij alle aanwezigen verzocht even te staan bij de dit jaar overleden collega-vakbroeders. Met dit laatste creëerde hij een bijzondere sfeer, hetgeen de onderlinge cohesie sterk bevorderde, omdat hij hierbij niet enkel met de aanwezigen maar ook met de niet meer aanwezigen verbinding zocht.
Hierna kwam Odille van den Heuvel (voorzitter van de Commissie Wetenschappelijke Activiteiten) aan het woord. Zij opende het congres en zou het de volgende dagen ook verder in goede banen leiden. Elke dag bood mogelijkheid tot deelname aan diverse workshops of symposia die je als deelnemer van tevoren had uitgezocht, en een plenaire sessie van twee uur waarbij er telkens, naast een column, twee lezingen werden gehouden door sprekers van internationale faam en allure.
Gerard Schippers, klinisch psycholoog/psychotherapeut en emeritus hoogleraar verslavingsgedrag en zorgevaluatie, mocht de spits afbijten met zijn lezing ‘Gemotiveerd, van stoppen tot doorgaan’. Schippers, bekend om zijn motiverende gespreksvoering, opende met aan te geven dat een gebrek aan motivatie niet een te blameren eigenschap is van een persoon, maar een interactief fenomeen. Als hulpverlener is het daarbij van essentieel belang om de verantwoordelijkheid bij de ander te laten en hem te laten bepalen. De beïnvloedingsstrategie is aldus meer steunend dan motiverend, waarbij het de kunst is de cliënt ertoe te verleiden zelf argumenten aan te voeren om tot verandering over te gaan. Pas als de persoon ertoe bereid is, ertoe in staat is en eraan toe is, zal hij tot gedragsverandering overgaan, aldus Schippers, waarmee hij het kernthema van het gehele congres krachtig samenvatte.
Na een column van Sandra Kooij over crowdfunding als nieuwe financieringsvorm voor onderzoek, was het woord aan Ulrike Schmidt, professor op het gebied van eetstoornissen aan het King’s College te Londen; een van de oudste Britse universiteiten. Zij maakte voor ons in haar lezing ‘Motivation in food intake and body perception’ helder dat eetproblematiek steeds vaker voorkomt, mede doordat we in een omgeving leven waar enerzijds voedsel massaal beschikbaar is en er anderzijds een sterke ‘dieetdwang’ heerst. Met name de combinatie van binge-eating en lijnen leidt heel makkelijk tot eetproblematiek, aldus Schmidt. Ze wijdde ons vervolgens in in de nieuwste behandelmogelijkheden op dit gebied. Zo blijkt transcraniële magnetische stimulatie de craving te verminderen.
Deze twee lezingen tilden de plenaire sessie naar een bijzondere hoogte. Het is in mijn ogen altijd een genot om vakbroeders te zien acteren, die bevlogen, intelligent en didactisch sterk onderlegd zijn en bovendien op het hoogste wetenschappelijk niveau functioneren. Deze plenaire sessie van hoog niveau bleek echter geen toevalstreffer; ook op de tweede en derde dag kwamen sprekers van vergelijkbaar talent en kaliber aan het woord. Morten Kringelbach (hoogleraar bij de afdeling psychiatrie aan de Århus-universiteit te Denemarken en universitair hoofddocent aan de universiteit van Oxford) hield op de plenaire sessie van de tweede dag een lezing over ‘The neurobiology of (an)hedonia’. Kringelbach is geïnteresseerd in de neurobiologie van het al dan niet beleven van plezier bij zaken als eten, sociale interactie en seks, maar ook in het beleven van plezier bij (wat hij noemt) geneugten van hogere orde, zoals muziek en kunst. Aan (an)hedonie kunnen drie aspecten worden onderscheiden; ergens zin in hebben/iets willen, ergens van genieten en leren wanneer je genoeg hebt gehad. Wanneer er verstoringen op een of meer van deze drie onderdelen zijn, kan dit leiden tot anhedonie. Kringelbach en collega’s onderzoeken (onder meer via magneto-encefalografie) welke hersendelen een rol spelen bij het beleven van plezier en of dit ook beïnvloedbaar is via deep brain stimulation. Zij hopen hiermee uiteindelijk ook een bijdrage te kunnen leveren aan de behandeling van onder andere depressie, eetstoornissen en hechtingsproblematiek.
In de volgende lezing kwam Mathieu Weggeman (hoogleraar organisatiekunde aan de Technische Universiteit Eindhoven en gespecialiseerd in kennis- en innovatiemanagement) aan het woord met zijn lezing ‘Collectieve ambitie: individueel belang versus organisatiebelang’. Weggeman, onder meer bekend vanwege zijn boek ‘Leidinggeven aan professionals? Niet doen!’, wist het publiek snel op zijn hand te krijgen, door een pleidooi te houden voor het ruimschoots bieden van mogelijkheid tot zelfsturing aan hoogopgeleide professionals. Zijn lezing werd bloemrijk ondersteund door allerlei praktijkvoorbeelden van hoezeer het mis kan gaan, als je als leidinggevende te veel verantwoordingsverplichting oplegt aan de werknemers. Hij bracht hierbij echter ook een duidelijke nuancering aan. Het feit dat iemand hoogopgeleid is, wil niet automatisch zeggen dat hij zich ook professioneel aan alle afspraken houdt; 20 procent van de hoogopgeleiden zul je alsnog directief en controlerend moeten aansturen. De kunst zit hem meer in het differentiëren tussen de verschillende werknemers en, kijkend naar de output, alleen diegenen directief aan te sturen die niet tot resultaten willen of kunnen komen, aldus Weggeman.
Op de laatste dag ging de plenaire sessie van start met de Pieter Baan Lecture en de uitreiking van de bijbehorende oeuvreprijs, waarbij de eer dit jaar was toegevallen aan Wim van den Brink, hoogleraar bij de afdeling psychiatrie van de Universiteit van Amsterdam, met als leeropdracht ‘Klinische epidemiologie op het gebied van de verslavingszorg’. Volgens Van den Brink, die reeds decennia lang een enorm breed onderzoeksgebied bestrijkt op het grensvlak tussen verslaving en psychiatrie, is verslaving het best te beschouwen als een psychiatrische stoornis. Tevens wees hij de toehoorders op het belang van adequate stagering (ofwel bepalen in welk fase van ontwikkeling een ziekte zich bevindt) en profilering (het in de diagnostiek betrekken van factoren waarvan bekend is dat ze het beloop of reactie op een behandeling kunnen voorspellen).
Shitij Kapur (hoogleraar bij het Institute of Psychiatry, Psychology and Neuroscience van het King’s College te Londen) ging verder in op stagering en profilering in zijn lezing ‘Why has it taken so long for biological psychiatry to produce a clinical test - and what to do about it?’ Als laatste plenaire spreker stelde hij zijn toehoorders de vraag hoe het toch kan dat er meer dan drieduizend klinische testen zijn die de aanwezigheid van of risico op allerlei somatische aandoeningen kunnen voorspellen en er geen enkele test bestaat die dat kan bij een psychiatrische aandoening. Vervolgens leidde hij zijn toehoorders naar het antwoord toe. DSM-classificaties zijn immers niet hetzelfde als somatische diagnosen en als psychiatrische diagnosen biologisch verankerd zouden zijn, zouden ze ook stabiel moeten zijn. Daarnaast is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van diagnosen heel laag en beïnvloedt de mentale staat van de patiënt de mate waarin deze zich bepaalde voorvallen of klachten kan herinneren. Kapur kwam tot de conclusie dat de kans dat er biologische markers kunnen worden gevonden voor DSM 5- classificaties erg klein is, maar verwachtte daarentegen dat het wel mogelijk zou kunnen zijn om biologische voorspellers voor behandeling en behandelverloop te vinden.
Na deze laatste lezing werd de winnaar van de posterprijsuitreiking bekendgemaakt. Agnes Schrier (psychiater en onderzoeker bij Altrecht) was de winnaar met haar poster over onderzoek naar depressie en angst bij Turkse en Marokkaanse migranten in Amsterdam. Hierbij blijkt er geen verschil in symptomen en risicofactoren te zijn en kan geconcludeerd worden dat etniciteit geen belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van angst en depressie bij niet-westerse migranten.
Los van deze plenaire sessies volgde ik nog acht symposia en nam deel aan twee workshops en een discussiegroep. Te veel om allemaal te bespreken en niet allemaal van dezelfde kwaliteit, maar toch waren er elke dag, naast de plenaire sessies, diverse andere interessante leermogelijkheden. Zo was bijvoorbeeld de workshop over FAST, een outreachend FACT-team bij persoonlijkheidsproblematiek, het symposium over positieve psychologie en het symposium over traumatische rouw en complexe hechting bij PTSS zeker de moeite van het deelnemen waard. Ook de discussiegroep over hoe je persoonlijkheidsproblematiek van de EPA-populatie kunt motiveren, leverde nieuwe inzichten op.
Was alles dan positief? Nee, niet helemaal. De feestelijke bedoelde NVvP-borrel werd muzikaal opgeluisterd door een deejay die met zijn oorverdovende techno-house elk plan tot conversatie in de kiem smoorde, waardoor de aanwezigen snel elders hun heil zochten. Toch mocht dit detail de algehele sfeer en kwaliteit van het gehele congres niet drukken. Ik werd ook niet, zoals mij was ingefluisterd, in de middag en avondpauzes besprongen door allerlei farmaceutische verkopers, maar kon me, rustig genietend van het smakelijke eten, mengen tussen de mensen en onder andere neuzen in de diverse boekwinkels die in de centrale hal hun stand hadden opgezet.
Het NVvP kan terugzien op een geslaagd voorjaarscongres, waarbij niet alleen voor psychiaters maar ook voor andere ggz-specialisten en -disciplines een keur aan mogelijkheden tot kennisvergaring en leren aanwezig was. Wellicht zal er ooit in de toekomst een gemeenschappelijk congres georganiseerd kunnen worden, om de cohesie tussen de verschillende disciplines nog verder te bevorderen.