Een nieuw jaar staat voor de deur; een jaar waarin de discussie over wat psychotherapie is, mag zijn, in welke vorm en tegen welke prijs, nadrukkelijk zijn vervolg zal krijgen. Voor de psychotherapeut zal het niet gemakkelijk zijn de eigen rol en positie binnen het huidige maatschappelijk krachtenveld te blijven (her)definiëren. Onze columniste Danielle Oprel geeft alvast, op de haar bekende eigen wijze, een voorzetje. Hoe psychotherapie zich verhoudt tot en assimileert met de context, beschrijft zij schurend humoristisch vanuit haar nieuwe rol van ‘psychotelepeut’, waarbij ze de lovenswaardige uitgangspunten – van privacy naar transparantie en van controle naar vertrouwen – op een heel bijzondere manier vormgeeft.
Het is goed om steeds te beseffen dat psychotherapie zelf in ontwikkeling is (under construction) en ook blijft. Psychotherapie is immers een hulpverleningsvorm die ingezet wordt bij open problemen van mensen. Verheij e.a. (2014) schrijven hierover: ‘(…) open problemen kenmerken zich doordat ze in de regel in de loop van de tijd zijn opgebouwd vanuit diverse oorzakelijke factoren in een soms ingewikkeld samenspel. Waarschijnlijk is sprake van meervoudige oorzakelijkheid (van multicausaliteit) en valt met zekerheid geen eenduidige en snelle remedie te verzinnen. Zo’n probleem of complex van problemen laat zich in de regel niet in één of enkele onderzoeksuren, in het verloop van een afgemeten tijdsperiode (bijvoorbeeld een of enkele dagen) of in één leefsituatie doorzien. Open problemen vereisen dat ze in hun onderlinge samenhang gaan worden bezien en doorzien. Longitudinale diagnostiek, waarbij hypothesen worden getoetst door interventies toe te passen, geeft vaak eerst over langere tijd (terwijl er dus soms al wordt begeleid en behandeld) meer zicht op wat er precies aan de hand is, welk samenspel van factoren een rol speelt en of de ene gedachtevorming (over het probleem of complex van problemen) meer van toepassing is dan de andere. Een eveneens “vervelende” karakteristiek van open problemen is dat, omdat ze zich niet snel, gemakkelijk laten doorzien, het ook niet mogelijk is om in een snelle procedure in te schatten hoe intensief de zorg moet zijn die nodig is, hoe lang het gaat duren en hoeveel het gaat kosten (p. 18, 19).’
In het verlengde hiervan – je zou kunnen zeggen: als spiegelbeeld hiervan – is psychotherapie eveneens als een open systeem te definiëren. Dat wat werkt in psychotherapie is niet eenduidig vast te stellen; hoe het werkt is afhankelijk van vele, lang niet altijd goed te bepalen factoren. Het toepassen van psychotherapie is een blijvende zoektocht naar wat werkt voor wie en door wie, naar hoe hulpvragers en hulpverleners een verbindende definitie vinden over wat speelt, naar hoe van ontregeling naar ‘het zelf weer geregeld krijgen’ te komen. Dit tijdschrift biedt al vele jaren een uitgelezen plek om van deze zoektocht verslag te doen, van essayistisch tot strak wetenschappelijk. In dit nummer komen de volgende auteurs aan het woord.
Quin van Dam en Marc Hamburger schrijven over Affectfobietherapie (AFT), een integratie van psychodynamische, cognitief gedragstherapeutische en experiëntiële technieken. Doel is de patiënt te helpen de afgeweerde gevoelens toe te laten en te leren hanteren. De fobie is in dit geval geen angst voor iets buiten de persoon (zoals ruimten, tunnels of spinnen) maar (onbewuste) angst voor verlangens en gevoelens in de persoon: een interne fobie. Op zorgvuldige wijze worden de theoretische uitgangspunten en de consequenties voor het psychotherapeutisch handelen voorgelegd.
Ellen Klaassens, Hester den Hartog en Kees Kooiman richten zich vervolgens niet direct op de behandeling van een bepaalde aandoening, maar op het belang van de afstemming tussen hulpvrager en psychotherapeut. In hun artikel onderzoeken zij hoe dat werkt bij een ervaren en bij een minder ervaren psychotherapeut. Het blijkt dat niet alleen de kwaliteit van de werkalliantie, zoals beoordeeld door ofwel de patiënt ofwel de therapeut, van invloed is op het verloop van de behandeling, maar dat juist de mate van overeenstemming tussen deze beoordelingen maakt dat een behandeling beter of minder voorspoedig verloopt. Dit exploratieve onderzoek levert interessante stof tot discussie en verdere verdieping.
Esther Sportel kiest een andere invalshoek. Zij onderzoekt de mogelijkheid om preventiegerichte interventies aan jongeren te bieden, vanuit de premisse dat het zeer wenselijk is om mensen met sociale-angstklachten of faalangstklachten in een vroeg stadium op te sporen en ervoor te zorgen dat de klachten niet de kans krijgen zich verder te ontwikkelen. In haar artikel worden achtereenvolgens twee onderzoeken besproken: een onderzoek naar risicofactoren voor sociale angst en faalangst en een effectiviteitonderzoek naar twee trainingen voor sociale angst en faalangst. Welke trainingen (gedeeltelijk met gebruik van internet) zij hierbij heeft ingezet bij een gewone schoolpopulatie, en met welke resultaten, laten we in deze inleiding onbesproken.
In dit nummer ontbreken evenmin besprekingen van enkele boeken, die collega’s van u kritisch op relevantie hebben gelezen. Linda Dil, Rien Van en Roelof Wolters doen verslag van hun leesavontuur in enkele dikke Engelstalige werken.
De gewoonlijke afsluiting van een nummer van dit tijdschrift betreft de rubriek Gehoord. Hierin leest u deze keer verslagen van congressen, die betreffende inhoud en vorm een beeld geven van het brede spectrum, van de vele facetten, uitgangspunten en behandelingstechnieken die deel uitmaken van het open systeem psychotherapie. Naast het verslag van de persoonlijke ervaringen van Eva van der Linden, opgedaan tijdens de Summer University of Psychoanalysis te Amsterdam, geven Annemieke Driessen en Matty Geurink hun indrukken en door hen opgedane lessen weer van het Europese EMDR-congres in het Schotse Edinburgh, ter gelegenheid van het feit dat 25 jaar geleden de publicaties rond de eerste onderzoeksbevindingen van de toepassing van EMDR zijn verschenen. Nederlandse onderzoekers en psychotherapeuten blijken een prominente rol in het huidig debat in te nemen.
Houdt bij het lezen van alle bijdragen in dit nummer de slogan van de Dag van de Psychotherapie op 12 december in gedachten: ‘De psychotherapie draait door.’ Daar voeg ik aan toe: zeker ook in 2015. Alvast de beste wensen voor het nieuwe jaar!
Literatuur
Verheij, F., Westermann, G.M.A. & Maurer, J.M.G. (2014). Adviseren over en plannen van jeugdhulp. Amsterdam: SWP. |