Richard Lerner, Anne Petersen, Rainer Silbereisen & Jeanne Brooks-Gunn (2014). The developmental science of adolescence. History through autobiography. New York: Psychology Press. 576 p.

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2014
10.1007/s12485-014-0067-3

Gelezen

Richard Lerner, Anne Petersen, Rainer Silbereisen & Jeanne Brooks-Gunn (2014). The developmental science of adolescence. History through autobiography. New York: Psychology Press. 576 p.

Linda DilContact Information

(1)  GGD, Amsterdam, The Netherlands

: 30  2014

Samenvatting  
‘Leuk, een boek over de wetenschap van de adolescentie!’, dacht ik toen ik dit boek te lezen kreeg om te recenseren. Het bevat een verzameling van 47 bijdragen van vooraanstaande senior wetenschappers op dit gebied. In tijden van schaarste is het des te belangrijker om kennis te hebben over hoe de ontwikkeling van adolescenten werkt en geoptimaliseerd kan worden.
L. Dil psychiater, psychoanalytisch-psychotherapeut voor jeugd en volwassenen, werkt bij de GGD Amsterdam en als vrijgevestigde.

‘Leuk, een boek over de wetenschap van de adolescentie!’, dacht ik toen ik dit boek te lezen kreeg om te recenseren. Het bevat een verzameling van 47 bijdragen van vooraanstaande senior wetenschappers op dit gebied. In tijden van schaarste is het des te belangrijker om kennis te hebben over hoe de ontwikkeling van adolescenten werkt en geoptimaliseerd kan worden. ‘Ken uw geschiedenis en u vindt nieuwe richtingen voor onderzoek in de toekomst’, zo leiden de vier redacteuren in. Het boek lijkt dus vooral bedoeld voor onderzoekers, al geeft de redactie dit niet precies aan.

Iedere auteur volgt de methode van de autobiografie, om te laten zien hoe zijn of haar persoonlijke geschiedenis in wisselwerking met zijn context, de tijdgeest en de rol van toeval hebben geleid tot een wetenschappelijke carrière. Dat een individu zijn context beïnvloedt en omgekeerd, sluit aan bij hedendaagse visies op ontwikkeling gedurende de levensloop. In de binnen- en buitenwereld van de adolescent gebeurt zo veel, dat de bijbehorende levensfase een apart onderzoeksdomein is geworden.

Aan het woord komen hoofdzakelijk sociologen, psychologen en enkele psychiaters, werkzaam aan universiteiten, in gevangenissen, public health, ziekenhuizen, scholen, enzovoort. De respectieve disciplines en precieze onderzoekslijnen worden niet van tevoren vermeld. Daarvoor moet de lezer op zoek in de bijdrage zelf. Zo komen (in willekeurige volgorde) aan de orde: de samenhang tussen adolescenten en onder andere hormonen, peer-groups, AIDS, sociale exclusie, drugs, emotieregulatie, identiteitvorming, geweld op scholen en mentale stoornissen.

Sommige auteurs komen uit Europa, maar verreweg de meesten komen uit de Verenigde Staten. Bijgevolg wordt uitvoerig verhaald over de levensloop van deze en gene in verschillende Amerikaanse staten met hun couleur locale, vermelding van het plaatselijk geldende onderwijssysteem en aldaar bewonderde docenten. Dit is voor het Nederlandse publiek niet per se onderhoudend, het leidt zelfs af van het onderwerp van nieuwsgierigheid: wat heeft deze man of vrouw nu precies onderzocht en wat is er gevonden? Welke evolutie heeft het desbetreffende onderzoek doorgemaakt en welke implicaties heeft het gehad?

De bijdragen variëren enorm wat betreft stijl, onderwerpen, structuur en het tijdvak dat ze bestrijken. Sommige auteurs begonnen met onderzoek in de jaren tachtig van de vorige eeuw, anderen al in de jaren zestig, zoals de psycholoog David Farrington. Deze legde als puber, geïnspireerd door zijn idool Freud, een boekje op zijn nachtkastje om zijn dromen bij te houden, maar bleef niet in de ban van de grondlegger van de psychoanalyse. Analytische ontwikkelingstheorieën werden immers steeds minder populair, naarmate ze toenemend verworpen werden door middel van wetenschappelijk onderzoek. Farrington verlegde zijn aandacht naar de criminologie. In de jaren zestig waren er vooral sociologen actief op dit gebied, die niet zoveel op hadden met wetenschap (laat staan met biologie), zo vertelt hij in zijn autobiografie, hier en daar gelardeerd met Britse humor. Hij leerde om data te analyseren met gebruik van een computer, wat destijds nieuw was. Hij vond aansluiting bij de pioniers die prospectief longitudinaal onderzoek uitzetten naar de ontwikkeling van delinquent gedrag gedurende de levensloop. Zo toonde hij bijvoorbeeld wetenschappelijk aan dat een verbintenis met een goede vrouw een van de meest effectieve behandelingen is voor delinquentie, iets wat al lang gedacht werd (Theobald & Farrington, 2013). Farrington reisde de hele wereld over, zat in vele commissies en sprak met ministers ten einde de noodzakelijke steun en financiering te verkrijgen. Hij schetst hoe integratie van psychologisch, psychiatrisch en sociologisch onderzoek uiteindelijk tot veel kennis heeft geleid in de decennia die volgden.

Een andere bijdrage komt van kinder- en jeugdpsychiater Michael Rutter. Eerst wilde hij huisarts worden, net zoals zijn vader en opa, maar toen kwam ook bij hem Freud op zijn pad en raakte hij geïntrigeerd door de werking van de psyche. Hij legde zich toe op onderzoek van ontwikkelingspathologie (zoals autisme). Hij participeerde bijvoorbeeld in onderzoek dat bewijs vond voor een neurologische ontwikkelingsstoornis en voor het voordeel van een structurerende aanpak en het aanleren van vaardigheden boven een regressiebevorderende attitude. Hiermee werd de mythe van de koelkastmoeder (Bettelheim), waarbij een psychologische oorzaak voor autisme verondersteld werd, verworpen.

Dat de adolescentie per definitie een periode zou omvatten met veel turbulentie en innerlijke conflicten (Freud, Erikson e.a.), die zelfs nodig zou zijn voor een gezonde ontwikkeling, werd ontkracht door verschillende onderzoekers. Bij een minderheid van de jongeren is de affectregulatie gestoord, hetgeen meestal een voorbode is van problemen in de volwassenheid. Reed Larson, psycholoog, beschrijft hoe hij deze kennis verdiepte via de Experience Sampling Method; het minutieus monitoren van de gemoedstoestand gedurende de dag. Hij vond dat adolescenten weliswaar een grotere bandbreedte aan emoties laten zien, maar dat deze niet per definitie aangedreven worden door innerlijke conflicten. Ze zijn eerder reacties op veel nieuwe gebeurtenissen en ervaringen in de buitenwereld. Wetenschappelijke onderbouwing voor een moderne psychodynamische ontwikkelingstheorie staat niet in dit boek. Daarvoor kunnen we bijvoorbeeld terecht bij Blatt en Luyten (2009).

Iemand die (naar eigen zeggen) twee stappen van de psychotherapie verwijderd is, is Jean Rhodes, een sociaal psychologe. Zij wijdde zich aan onderzoek naar de effecten van sociale ongelijkheid, racisme en armoede op de mentale gezondheid van jongeren. Ze wees een carrière als psychotherapeute af, nadat ze uitgenodigd was om in een lucratieve privépraktijk te komen werken. Ze besteedde vooral aandacht aan het nut van mentorschap aan gedepriveerde adolescenten, een vorm van begeleiding die minder kostbaar is dan psychotherapie en daarom makkelijker te implementeren. Ze werd hiertoe geïnspireerd door haar leermeester George Albee, een destijds beroemde sociaal psycholoog en fervent bestrijder van sociale ongelijkheid. In het artikel ‘De futiliteit van psychotherapie’ schreef hij psychotherapie alleen nuttig te vinden als de bevindingen uit dat vakgebied doorgetrokken kunnen worden naar beleid gericht op preventie van mentale stoornissen, via verandering van sociale en economische structuren. Zo wordt psychotherapeutische kennis niet alleen beschikbaar voor een kleine groep rijken, maar ook voor de minder bedeelden. (Wie weet wat we in Nederland op dit vlak nog gaan meemaken rondom de Transitie Jeugdzorg.)

Behalve deze autobiografieën zijn er nog tientallen in de publicatie opgenomen, met zeven samenvattingen van het werk van overleden wetenschappers.

Valt er voor psychotherapeuten iets te halen in dit lijvige boek? Omdat iedere psychotherapie gaat over ontwikkeling, zou je denken van wel. Toch denk ik dat menig psychotherapeut erin zal verdwalen en het snel terzijde zal leggen, alleen al omdat er geen psychotherapieonderzoek beschreven wordt en geen van de auteurs zich profileert als psychotherapeut. Nog een reden waarom weinigen het boek van kaft tot kaft zullen lezen: het boek leest taai weg. De bijdragen zijn weinig prozaïsch geschreven, al mochten de auteurs er een vrijere stijl op na houden, dan ze gewend zijn in een artikel voor een wetenschappelijk blad met hoge impactfactor.

Vele bladzijden trekken voorbij met namen van echtgenotes, kinderen, collega’s, dankbetuigingen, superlatieven, referenties en informatie die de lezer zelf moet samenbrengen tot een geheel. De redactie zegt het zelf in de inleiding: men heeft geen poging gedaan om de losse bijdragen in een bredere context te plaatsen. Waarom niet? Dat zou afbreuk doen aan de authenticiteit van de autobiografische verslagen. Dit is nu juist mijn grootste bezwaar tegen dit boek. De huidige opzet maakt dat de lezer hard moet werken om aan relevante informatie te komen. Er zijn slechts enkele hoofdstukken waarin de auteur weet te enthousiasmeren (Larson) of ontzag wekt door zijn staat van dienst en lucide manier van uiteenzetten, met aanbrenging van de broodnodige context en overzicht (Rutter). Het is pas echt boeiend als je verneemt hoe robuust onderzoek, met veel volharding uitgevoerd, tot dan toe aangenomen waarheden omver geblazen heeft en welke verstrekkende gevolgen dit heeft gehad voor de stand van de wetenschap en de maatschappij.

Het boek is een monument voor wetenschappers op dit vakgebied, die hun verdiensten en teleurstellingen aan een groot publiek prijsgeven. Of dit gedenkteken vaak bezocht zal worden, waag ik echter te betwijfelen.


Literatuur

Blatt, S.J. & Luyten, P. (2009). A structural-developmental psychodynamic approach to psychopathology. Two polarities across the lifespan. Development and Psychopathology, 21, 793-814.
PubMed CrossRef
 
Theobald, D. & Farrington, D. (2013). The effects of marital breakdown on offending: results from a prospective longitudinal survey of males. Psychology, Crime and Law, 19, 391-408.
CrossRef
 
Naar boven