Op een zonovergoten lentedag werd in het fraaie historische Guislain-gebouwencomplex te Gent het symposium van de Vlaamse Vereniging voor Cliëntgericht-Experiëntiële Psychotherapie en Counseling (VVCEPC) gehouden. Dit jaar was het thema ‘Echt in contact, echt in contact’ en kwamen er ongeveer 160 deelnemers (voornamelijk afkomstig uit Vlaanderen) naar deze dag over echtheid of authenticiteit; een klassiek rogeriaans concept. Tijdens de opening gaven de organisatoren (de bestuursleden van de vereniging) toe dat de keuze van het thema niet bijster verrassend is voor een rogeriaanse beroepsvereniging. Zij beargumenteerden waarom het thema desondanks actueel is: de termen echtheid en authenticiteit zijn hip en worden succesvol commercieel uitgebaat, met als gevolg dat de termen hun diepere betekenis verliezen. De organisatoren wilden de psychotherapeutische waarde van deze termen herevalueren.
Het ochtendgedeelte van de studiedag was plenair met twee hoofdsprekers, voor het middaggedeelte konden de deelnemers twee workshops kiezen uit een aanbod van zes. De eerste spreekster was Myriam Jennen, klinisch psychologe en cliëntgericht-experiëntieel psychotherapeute, als stafmedewerkster verbonden aan de postgraduaatopleiding van de Universiteit Antwerpen. Jennen gebruikte geen PowerPoint, maar dat bleek zij ook niet nodig te hebben om de aandacht van het publiek vast te houden. Zij opende haar lezing– ‘Authenticiteit’: een mythe, een mode of een must?’–met de vaststelling dat het nog niet meevalt om authenticiteit eenduidig te definiëren. De Van Dale omschrijft het als ‘overeenstemmend met het oorspronkelijke’ en vanaf de oudheid hebben filosofen zich het hoofd gebroken over wat kenmerkend is iemand die authentiek leeft.
Jennen loodste het publiek langs Socrates (die authenticiteit verbind aan zelfkennis: weet wie je bent, dan weet je wat je moet doen en niet moet doen), Aristoteles (die authenticiteit ziet als het gelukt zijn als mens ofwel als zelfverwerkelijking), Rousseau (die authenticiteit zo’n beetje definieert als de Van Dale, met de toevoeging dat authenticiteit verwijst naar het gevoel; de rede komt pas op de tweede plaats), Nietzsche (die authenticiteit, net als Socrates, ziet als weten wat je niet moet doen; authenticiteit is hier het overwinnen van het wezenvreemde, onder meer de druk en onvrijheid van de cultuur) en de existentialisten Heidegger en Sartre (die authenticiteit verbinden aan individuele verantwoordelijkheid: de mens creëert zichzelf door zijn keuzen). De grote filosofen onderscheiden globaal dus vier aspecten aan authenticiteit: zelfkennis, aanleg verwezenlijken, oorspronkelijkheid en verantwoordelijkheid. Jennen maakte vervolgens de opstap naar het rogeriaanse gedachtegoed en naar de cliëntgerichte psychotherapeutische praktijk. Carl Rogers ziet mens worden als zichzelf worden: de cliënt is meer authentiek wanneer deze minder afhankelijk wordt van de oordelen van anderen.
Termen als authenticiteit, echtheid en congruentie overigens worden vaak door elkaar gebruikt. Jennen zelf sprak een voorkeur uit voor de term congruentie, omdat authenticiteit – zoals de grote filosofen erover denken – mede geassocieerd is met fysieke, genetische en culturele beperkingen van het individu. Congruentie heeft een wat bescheidener betekenis. Het streven naar congruentie is voor de cliëntgerichte psychotherapeut een basisvoorwaarde. Congruentie is voor Jennen een breder en bruikbaarder concept dan transparantie. De therapeut is in het contact met de cliënt congruent als hij zich bewust is van wat er in hem leeft en wanneer hij het vermogen heeft om wat hij aan de cliënt beleeft onder woorden te brengen. Wanneer dat laatste gebeurt, is er sprake van transparantie. Jennen waarschuwde voor de gevaren van transparantie: de cliënt is er niet bij gebaat om alles wat er in de therapeut omgaat te weten. De therapeut kan nooit voortdurend en volledig congruent zijn, maar moet er in elk geval voor waken de cliënt (of zichzelf) iets wijs te maken (incongruentie), door bijvoorbeeld iets anders te zeggen dan zij voelt.
De tweede spreker was Marc Hebbrecht, psychiater, psychotherapeut en psychoanalyticus. Hij is opleider van de Belgische Vereniging voor Psychoanalyse en als docent verbonden aan de postgraduaatopleiding van de Katholieke Universiteit Leuven en aan de opleiding voor integratieve psychotherapie van de Universiteit Antwerpen. Daarnaast is hij klinisch werkzaam bij VZWASSTER te Sint-Truiden en in het Universitair Psychiatrisch Centrum (campus Kortenberg). De titel van zijn lezing was ‘Authenticiteit: een psychoanalytische en cliëntgerichte benadering in dialoog’. Hebbrecht wees erop dat psychoanalytici het belang van authenticiteit pas laat hebben herkend. Pas in 1966 duikt het begrip op in de psychoanalytische literatuur. Wat betreft de bespreking van de filosofische achtergrond van het concept trokken in zijn lezing jammer genoeg voor een belangrijk deel dezelfde denkers voorbij als bij Jennen. Uit zijn lezing werd verder duidelijk dat de psychoanalyse de laatste decennia meer naar de cliëntgerichte benadering is opgeschoven. Daarmee is de psychoanalyse voor Hebbrecht speelser, levendiger en flexibeler geworden. De abstinente, zogenaamd neutrale, psychoanalyticus bestaat niet meer. Moderne psychoanalytische publicaties benadrukken expliciet de intersubjectiviteit van de therapeutische ontmoeting, alsmede het risico van indoctrinatie in de machtsverhouding van de therapeutische situatie. Volgens Hebbrecht is het belangrijkste verschil met de cliëntgerichte benadering dat de psychoanalyse van de therapeut meer terughoudendheid vraagt in het uitspreken van innerlijke gevoelens.
Uit het vignet dat hij uitwerkte bleek dat hij daarmee vooral bedoelt dat de analyticus ervoor moet waken de patiënt te belasten – en eventueel zelfs te beschadigen – met het delen van tegenoverdrachtsreacties. Het vignet betrof een uitgebluste, depressieve vrouw van middelbare leeftijd, die door haar echtgenoot werd bedrogen. Zij beklaagde zich bij Hebbrecht, maar deed niets aan de situatie. De therapie vlotte na een jaar met twee sessies per week nog steeds niet. Hebbrecht beschreef op een onderhoudende manier hoe zijn gevoelens van verveling, onbehagen en beschaamdheid hem hielpen de neurotische afweer van zijn patiënte beter te begrijpen. Als hij naar haar luisterde – of beter gezegd: als hij haar aanhoorde – speelde het Beatles-nummer ‘While my guitar gently weeps’ door zijn hoofd zingen en dwaalden zijn gedachten af naar het Woodstock-festival, waar Jimi Hendrix zijn gitaar aan diggelen sloeg. De innerlijk klinkende song van de Beatles verwees voor hem naar haar gestolde verdriet en woede, de associaties met Hendrix naar haar (en zijn eigen) voorbije vitale bestaan.
Hebbrecht werd zich er vervolgens als therapeut van bewust dat er een parallelproces was tussen haar omgang met haar echtgenoot en haar omgang met hem: zoals zij haar man verveelde, verveelde zij haar therapeut. Hij realiseerde zich hoezeer het tijd werd dat zij zowel hem als haar man wakker schudde. Uiteindelijk werd dat, dankzij de therapie, ook bewerkstelligd. Zij werd opener naar haar man en maakte hem – tot zijn verrassing – duidelijk hoezeer de buitenechtelijke relatie haar kwetste, waarna de huwelijksrelatie verbeterde. Net als Jennen benadrukte Hebbrecht hierbij dat de therapeut heel voorzichtig moet zijn om zijn eigen psychische werkelijkheid met de patiënt te delen. In dat opzicht was er uit de vergelijking van beide plenaire voordrachten nauwelijks af te leiden welke essentiële verschillen er nu eigenlijk zijn tussen de cliëntgerichte en de moderne psychoanalytische omgang met authenticiteit en congruentie.
De zes workshops in het middagprogramma werden elk tweemaal gegeven. Twee workshops bespreken we nader: ‘Waarom verlangen we als leertherapeut echt te zijn in contact en waarom verlangen we echt contact?’ (verzorgd door Lieve van de Wiele, cliëntgericht-experiëntieel psychotherapeut en staflid van verschillende psychotherapieopleidingen bij de Universiteit Antwerpen) en ‘Focussen en actie in groepen en teams buiten de therapieruimte’ (gegeven door Lia Zagers, coach en focustrainer bij Innerfocus te Oelegem). In haar workshop stond Lieve van de Wiele samen met de deelnemers stil bij het verlangen om als leertherapeut echt te zijn in contact en het verlangen naar echt contact. Als insteek blikte ze terug op haar eigen ervaringen in de groepsleertherapie en verduidelijkte ze op deze manier haar affiniteit met het onderwerp van haar workshop. De aanwezigheid van een veilig en oprecht contact waren namelijk voor Van de Wiele belangrijke relationele factoren gedurende haar eigen groeiproces. Vanuit deze ervaringen werd het voor haar een missie om deze basishouding te kunnen belichamen en door te geven aan toekomstige therapeuten.
Van deWiele zette de deelnemers in kleine groepjes aan het werk, via onderzoekende vragen die elke deelnemer lieten stilstaan bij eigen ervaringen, associaties en contextfactoren die echtheid bevorderen of juist verhinderen. De focus van haar vragen was breder dan de belevingen van de deelnemers binnen de groepsleertherapie. Het specifieke belang dat echtheid zou hebben in een groepsleertherapeutische context, zoals gesuggereerd door de titel van deze workshop, ging daarmee enigszins verloren. Is er een verschil in (het belang) de waarneming van echtheid of echt contact binnen een leertherapeutisch proces, in vergelijking met een therapeutische context of zelfs in onderlinge contacten tussen individuen buiten het therapeutisch kader? Het antwoord op deze vraag kwam in de discussies niet helder naar voren.
Bij het bijeenbrengen van de gezamenlijke bevindingen in de voltallige groep concludeerden de deelnemers dat echtheid veel meer is dan een basishouding: het is ook een werkinstrument. Dit instrument stelt de therapeut in staat voeling te krijgen met thema’s en relationele patronen die kunnen spelen in de werkrelatie. Een tweede conclusie was dat de congruentie van de leertherapeut de congruentiebehoefte bij de leergroep kan prikkelen en helpen uitdragen. Van deWiele voegde hieraan toe dat wanneer leertherapeuten gestimuleerd worden congruenter te worden, ze groeien in het bevorderen van authentiek contact. Het zou achteraf gezien boeiend zijn geweest om in deze workshop ook iets te hebben gehoord van Van deWiele over haar eigen ervaringen rond het aangaan van echt contact als leertherapeut.
Lia Zagers liet vervolgens de deelnemers vrijwel onmiddellijk ervaren hoe focussen en actiegerichte oefeningen de verbinding in jezelf en met anderen kunnen ondersteunen, door in eerste instantie de focussingtechniek op zichzelf toe te passen. Bij aanvang van haar uiteenzetting vreesde zij zich namelijk te gaan verliezen in haar woorden, vanuit haar enthousiasme voor het thema. Toen ze dit bij zichzelf bemerkte, nam zij zich voor om zelf niet te veel aan het woord te zijn. Ze was immers vastbesloten er een workshop van te maken en met haar deelnemers aan de slag te gaan. Zagers deed dit door hen uit te nodigen tot een basale focussingoefening. Deze uitnodiging om te pauzeren en aandacht te schenken aan de impliciet aanwezige lichamelijk gevoelde betekenis, bevordert het innerlijke contact van de deelnemers met zichzelf. Ook bij Zagers zelf had het dit effect. Ze herstelde de verbinding met haar kern en loodste vervolgens haar deelnemers via actiegerichte oefeningen naar een authentiek contact met zichzelf en in relatie tot anderen. Deze door psychodrama geïnspireerde, actiegerichte oefeningen expliciteren en verdiepen de innerlijk gevoelde betekenissen en verankeren ze in de buitenwereld. De stapsgewijze opbouw van de opdrachten maakte dat de drempels die genomen moesten worden door de deelnemers niet te hoog waren. Gedurende de gehele workshop werden zo verbindingen op verschillende niveaus gecreëerd, hetgeen een verbondenheid schiep en innerlijke rust bracht. Veel deelnemers gingen dan ook geïnspireerd naar huis, met in hun rugzak een aantal handvatten om op een laagdrempelige manier het authentieke contact in een groep te stimuleren.
Terugkijkend op de studiedag had het organiserend bestuur in haar opmerkingen over het thema gelijk: echtheid is een thema dat niet direct innovatief kan worden genoemd. De uitwerking van het thema in de beide lezingen en de twee besproken workshops was evenmin erg vernieuwend te noemen. Vernieuwing is echter ook geen garantie voor verbetering en het ging het organiserend bestuur dan ook vooral om verdieping van het thema. Ook over vertrouwde en gevestigde concepten is immers volop discussie mogelijk. Jammer genoeg leidden de presentaties van deze studiedag maar tot weinig discussie. Dat lag misschien aan het lome, zomerse weer en dit minpuntje is dan ook de toehoorders eigenlijk meer aan te rekenen dan de organisatie of de sprekers en workshopleiders. De verdienste van deze studiedag was juist dat de sprekers en workshopleiders de moed hadden om vertrouwde concepten op een gedegen manier uit te werken, zonder zich uit te putten in geforceerde vernieuwingsdrang.
De VVCEPC bestaat veertig jaar. Op 6 juni 2014 vindt het jubileumsymposium plaats, met als thema: trauma.