Eindelijk werd mijn senioriteit als psychotherapeut gezien. Tenminste, dat dacht ik toen in de loop van 2013 verschillende recruiters me benaderden. De eerste zocht een klinisch psycholoog die de gezondheidszorgpsychologen van een instelling zou begeleiden. Deze gz’ers hadden op hun beurt weer basispsychologen onder hun hoede. ‘Een ideale combinatie: wij hebben mensen nodig die hoofdbehandelaar kunnen zijn. En voor u is het wellicht interessant dit acht uur naast uw eigen praktijk te doen.’ De tweede recruiter spande zich minder in om het wat te laten lijken: ‘U hoeft geen verstand te hebben van de inhoud van het bedrijf. Ze hebben gewoon klinisch psychologen nodig op hun payroll, om een opleidingsinstituut te kunnen blijven.’ En de derde: ‘Wij zoeken klinisch psychologen met contracten met verzekeraars. U ziet de patiënt één keer, opent de DBC en onze behandelaren doen verder het werk. Dat u aan de andere kant van het land woont, is helemaal geen probleem. Als u maar de hoofdbehandelaar bent. En als u niet wilt, weet u dan misschien een collega? Ik denk speciaal aan gepensioneerden die nog wel contracten hebben met de verzekeraars.’
Daar ging mijn groeiend zelfvertrouwen. Het is alsof de leukste man van het feest een praatje met je komt maken. Je denkt dat het om jou gaat, voelt je gevleid. En dan blijkt dat de treinen niet meer rijden en dat hij om een lift verlegen zit. Gedegen kennis over psychopathologie? Geen criterium. Brede ervaring? Doet niet ter zake. Een prachtige opleiding tot psychotherapeut? Oninteressant. Zolang je maar een artikel 14 BIG-registratie hebt. En contracten met verzekeraars.
Het lijkt erop dat instellingen alvast klinisch psychologen werven. Best logisch, gezien de commotie over het hoofdbehandelaarschap afgelopen jaar. In maart 2013 lanceerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg een conceptvoorstel dat menig psychotherapeut uit de slaap heeft gehouden. Met ingang van 2014 zouden uitsluitend klinisch psychologen en psychiaters kunnen optreden als gespecialiseerd ggz-hoofdbehandelaar, en dan ook nog alleen in instellingsverband. Even leek het erop dat ons vak met een pennenstreek gemarginaliseerd zou worden. Na een verhit voorjaar met intensief bestuurlijk overleg, politieke lobby’s en acties via sociale media stelde de minister het besluit uit tot 2016. Op een mooie middag in juli sms’ten we opgelucht foto’s van opgeheven glazen rosé naar elkaar, om te proosten op dit besluit.
Een van de trends dit voorjaar was de splitsing tussen klinisch psychologen en psychotherapeuten. Terwijl enerzijds klinisch psychologen en psychotherapeuten zij aan zij op de barricaden stonden voor het vak, vroegen anderzijds op verschillende fora psychotherapeuten zich af of de klinisch psychologen hen wel goed gezind waren - alsof zij de psychotherapeuten persoonlijk iets hadden aangedaan.
Hoe komen wij psychotherapeuten zo verongelijkt? Toen ik daarover nadacht, kwam een andere feestelijke zomerdag in herinnering: 31 augustus 1993. Na zes jaar studeren zette ik mijn handtekening op de muur van het beroemde zweetkamertje op het Rapenburg te Leiden: ik had mijn bul klinische- en gezondheidspsychologie in handen. Met ingang van de volgende dag mocht ik mezelf psycholoog noemen. En met mij heel Nederland. Want in 1993 werd de beschermde titel psycholoog afgeschaft.
Dat was natuurlijk een treurig stemmende diploma-inflatie. Maar gelukkig was er ook goed nieuws: de titel psychotherapeut zou beschermd worden in de nieuwe Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG). Die Wet BIG biedt bescherming, onder andere door opleidingseisen, tuchtrecht en titelbescherming. Titelbescherming? Als condooms zo slecht zouden beschermen, zaten alle soa-poli’s overvol. Want toen ik na opnieuw zes jaar studeren de eindstreep naderde voor het getuigschrift psychotherapeut, was de overheid inmiddels aan het ganzenborden met deze titel. Bij het behalen van mijn diploma psychotherapeut zou ik niet rechtdoor wandelen in een interessant en inspirerend beroep, maar gelijk rechtsaf kunnen slaan naar het sterfhuis. Dit was in 2001 het voorstel: het register voor psychotherapeuten zou worden opgeheven als de laatste psychotherapeut zijn beroep zou beëindigen. Ik zag me al met mijn opleidingsgroep dertig jaar later gezamenlijk het beroep ten grave dragen.
Uiteindelijk zijn we niet naar dit sterfhuis afgevoerd, maar het feit dat we geen artikel 14 BIG-specialist zijn geworden, voelt anno 2013 wel als een chronische aandoening. Overheid, managers en verzekeraars kijken toenemend naar de klinisch psycholoog voor aspecten van ons psychotherapeutenwerk, zoals complexe diagnostiek, behandelverantwoordelijk management en inhoudelijke beleidstaken. Genoeg reden voor teleurstelling en boosheid. Misschien zelfs voor gevoelens van miskenning. Of gekrenktheid. De vraag of de klinisch psycholoog ons wel goed gezind is, is in dit licht niet vreemd. Erkenning voor deze diploma-inflaties en vakdevaluatie zou fijn zijn. Maar zelfmedelijden en geleerde hulpeloosheid brengen ons niet verder.
Het is tijd om uit te huilen over onze belabberde positie in de Wet BIG en opnieuw te beginnen. Voor we het weten is het 2016. Als we nu eens stoppen met zelf steeds te roepen dat we ‘niet zo verdeeld moeten zijn’. We maken een frisse start door te erkennen dat we een complexe beroepsstructuur hebben, waarbij we verschillen en specialismen omarmen. Als we zelf klip-en-klaar omschrijven en uitdragen wie waarvoor is opgeleid - ofwel waarin we verschillen en overeenkomen - juist dan is er minder grond voor verdeel en heers door anderen. De klinisch psycholoog kan dan prima uitleggen dat de collega-psychotherapeut specialist is in complexe psychotherapie, inclusief het diagnostisch proces dat daarbij hoort. De psychotherapeut kan onder ogen zien dat de huidige opleiding tot klinisch psycholoog vele uren wetenschappelijk onderzoek en management bevat die niet in de psychotherapie-opleiding zitten. De gz-psycholoog weet wanneer hij zelf een kortdurend protocol in groepsverband kan aanbieden en wanneer men voor het groepsproces een groepspsychotherapeut moet inschakelen.
Wat hebben de klinisch psycholoog/systeemtherapeut, de psychiater/groepstherapeut en de psychotherapeut/cognitief gedragstherapeut dan nog gemeen? Ze oefenen alle drie het vak van psychotherapie uit. En daar gezamenlijk voor staan, is dan ook niet meer zo moeilijk. Want laten we wel wezen: die baantjes van die recruiters, daar zit toch geen weldenkende psychotherapeut op te wachten?