Ritueel misbruik: per definitie fantasie of fictie?

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2013
10.1007/s12485-013-0071-z

Forum

Ritueel misbruik: per definitie fantasie of fictie?

Anton B. MarinkelleContact Information

(1)  GGZ Drenthe, Assen, The Netherlands

Contact Information Anton B. Marinkelle
Email: marinkelle@kpnmail.nl

: 20  2013


a.b. marinkelle is gepensioneerd klinisch psycholoog-psychotherapeut, voorheen GGZ Drenthe te Assen. E-mail: marinkelle@kpnmail.nl.

Inleiding

Over (satanisch) ritueel misbruik horen we weinig meer sinds de jaren negentig van de vorige eeuw. Verontrustende verhalen en polariserende meningen leidden in 1993 tot de oprichting van een Werkgroep ritueel misbruik door de staatssecretaris van Justitie, in een poging zicht te krijgen op het werkelijkheidsgehalte van deze geruchten. De werkgroep bestond uit zeven leden die verantwoordelijkheid droegen op diverse terreinen van welzijn of rechtshandhaving, onder hen juristen en psychologen. De werkgroep kwam tot de conclusie dat het bestaan van groepen die zich daarmee bezighielden niet aangetoond kon worden, maar dat er genoeg verontrustende signalen waren om nader onderzoek over een langer tijdsbestek te rechtvaardigen: ‘Zij beveelt aan dat er onderzoek verricht wordt om in deze kwesties meer klaarheid te brengen en aldus te bevorderen dat het debat over ritueel misbruik een meer empirische basis wordt gegeven. Zulks is van groot belang voor de betreffende cliënten en hulpverleners, daar het bevordert dat op een evenwichtige wijze met deze problematiek wordt omgegaan’ (Ministerie van Justitie, 1994, p. 58-59).

Noch deze aanbeveling noch de andere aanbevelingen van de werkgroep hebben sindsdien tot enige officiële actie geleid. Het rapport lijkt eerder een onbedoeld averechts effect te hebben gehad. Sinds het verschijnen is het - naarmate de verschijningsdatum verder weg kwam te liggen en steeds minder mensen de moeite namen het zelf te lezen - door sommigen ten onrechte opgevoerd als een verslag van een onderzoek dat duidelijk zou hebben aangetoond dat verklaringen over of zinspelingen op ritueel seksueel geweld op fictie of fantasie berusten. Deze conclusie is echter voorbarig, gezien de genoemde aanbevelingen van de werkgroep. Het risico wordt steeds groter dat een categorie cliënten met ernstige klachten en stoornissen niet of slechts moeilijk de hulp krijgt die nodig is. Een cliënt voelt haarscherp aan als de hulpverlener de a priori-overtuiging heeft dat haar herinneringen geen enkele overeenkomst kunnen hebben met een buiten cliënt bestaande of bestaand hebbende realiteit, of dat het er voor de hulpverlener niet toe doet of datgene wat wordt herinnerd ‘echt’ gebeurd is en dat het alleen gaat om haar subjectieve waarheid.

Sinds het verschijnen van het rapport lijkt er welhaast een taboe te zijn ontstaan op het onderwerp satanisch ritueel misbruik. Geïnterviewde hulpverleners hebben ervaren dat de instituten waarmee zij samenwerkten of aan verbonden waren steeds afhoudender zijn geworden ten opzichte van bemoeienis met deze problematiek. Pogingen van ambulante hulverleners om een cliënt met verschijnselen die te maken zouden kunnen hebben met ritueel misbruik voor korte tijd ergens opgenomen te krijgen, stuitten sindsdien in de meeste gevallen op onoverkomelijke bezwaren, meestal vanwege de grote problemen en daarmee gepaard gaande ontregelingen die dit zou kunnen veroorzaken op een klinische afdeling. Universitaire instituten brandden er hun vingers niet aan.

De vrees voor verlies van reputatie en geloofwaardigheid bij beroepsbeoefenaren - zeker bij de wetenschapsbeoefenaren onder hen - is begrijpelijk, wanneer zij de mening zouden verkondigen dat sommige verhalen over veelal als satanistisch aangeduide rituelen wel eens een flink realiteitsgehalte zouden kunnen hebben. De dreiging van isolement en reputatiebeschadiging schijnt ook te gelden voor sommigen die vanuit een ander beroepsperspectief met deze problematiek in aanraking zijn gekomen (zoals politiefunctionarissen, vertrouwensartsen, werkers in de kinder- en jeugdbescherming, predikanten en pastoraal werkers).

Er is hoop dat de nog betrekkelijk recente vorming van enkele topreferente centra voor de behandeling van slachtoffers van vroegkinderlijke, chronische traumatisering tot enige verbetering van de behandelmogelijkheden zal leiden. Te vrezen valt dat de behandelmogelijkheden echter beperkt blijven, zolang het bestaan van groepen die georganiseerd ritueel misbruik plegen in de ggz overwegend op ontkenning stuit.

Enkele hulpverleners, onder wie de auteur, hebben in 2001 een stichting opgericht, 'Alternatief Beraad (onderzoeksbureau naar achtergronden van verklaringen over ritueel misbruik)', om onderzoek naar ritueel misbruik te doen. Ons onderzoek is een poging iets van de aanbevelingen van de Werkgroep ritueel misbruik uit 1994 alsnog te realiseren en daarmee het taboe op het onderwerp te doorbreken. Alternatief Beraad is daarom sinds de oprichting bezig met het verzamelen en vergelijken van de nu al decennialang doorgaande stroom van getuigenissen van ritueel misbruik van sommige cliënten, meestal met een dissociatieve identiteitsstoornis. Het waarheidsgehalte van de vele getuigenissen van ‘cultgeweld’ is niet per individueel geval vast te stellen; dit zou alleen mogelijk zijn met behulp van betrouwbare en onafhankelijke waarnemers. De aard van het verschijnsel maakt dit hoegenaamd ondenkbaar. Het doel van de stichting is bereikt als hulpverleners en anderen die beroepshalve met meldingen hiervan te maken krijgen, rekening houden met de mogelijkheid dat deze getuigenissen voor een groter of kleiner deel gebeurtenissen beschrijven die in de realiteit hebben plaatsgevonden.


Methode

Om het soort gegevens te verkrijgen, waarin de werkgroep was geïnteresseerd, benaderden de leden tussen begin 2001 en begin 2007 een aantal professionals (in totaal 45) met het verzoek tot een gesprek over ritueel misbruik. Deze mensen behoren tot verschillende beroepsgroepen. Het was ons bekend of wij vermoedden dat zij met satanic ritual abuse (SRA) in aanraking waren gekomen. 1 Ik vat de werkwijze en bevindingen hier kort samen (voor een gedetailleerde weergave van de bevindingen, inclusief de vele teksten van afgelegde beloften en liedjes die behandelaars van cliënten te horen of te lezen hebben gekregen en een volledig verslag van de achtergrond, gebruikte middelen en uitvoering van dit onderzoek (zie www.alternatiefberaad.nl/rapportage-van-een-onderzoek.pd/rapportage-vervolg-april-2011.pdf ). De verslaglegging daar is tevens bedoeld als documentatie van wat hulpverleners van deze moeilijke groep van cliënten hierover hebben verteld.

De werkgroep ging in grote lijnen als volgt te werk. Aan 28 van de 42 door de werkgroep op grond van het vermoeden van bekendheid met de materie benaderde hulpverleners werden in een veelal meer dan twee uur durend interview zeven gestandaardiseerde vragen voorgelegd. Deze vragen gingen over rapportage door hun cliënten van ritueel misbruik, inclusief mogelijk relevante details. Uiteindelijk rapporteerden deze hulpverleners over 109 cliënten, over het hele land verspreid.

Toen we een groot deel van de interviews hadden afgenomen en dus een overzicht kregen van de soort gegevens waarover we beschikten, werd duidelijk dat bepaalde fenomenen door veel van de geïnterviewden waren genoemd, zonder dat ernaar was gevraagd. We stuurden alle geïnterviewden daarom later nog een vragenlijst waarin hiernaar expliciet werd gevraagd. Het ging om fenomenen die in onze cultuur niet onmiddellijk zijn verbonden met satanisme, demonologie, agressieve antichristelijke activiteiten of antireligie in het algemeen. Voorbeelden zijn een bom die geïmplanteerd zou zijn of het oefenen in het doden van dieren, waarbij de hand door een volwassene wordt gestuurd. Het zijn fenomenen die in hun gezamenlijkheid eigenlijk uitsluitend naar voren lijken te komen in SRA-scenario’s. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat hier veel mededelingen over zijn gedaan onder invloed van horrorlectuur of suggestie vanuit de media. Daarbij komt dat degene die zich als slachtoffer van ritueel geweld beschrijven naar eigen zeggen meestal juist tot elke prijs confrontatie met horrorfilms en -lectuur vermijden.

We waren vooral op zoek naar consistentie in specifieke details, in de hoop daarmee enig licht te werpen op het mogelijke realiteitsgehalte van de aanhoudende geruchten, verhalen en verwijzingen. Men mag onze bevindingen wellicht wetenschappelijk irrelevant vinden, voor psychotherapeuten en andere hulpverleners in de ggz die behandelverantwoordelijkheid ten aanzien van hun cliënt dragen, zijn ze dat naar onze mening niet.


Resultaten

Nu iets over de bevindingen zelf. De meeste geïnterviewden hebben de cliënten die hier ter sprake komen, vele jaren in behandeling gehad. Contacten van tien jaar of langer zijn niet uitzonderlijk. Dertien geïnterviewden hebben elk maar één cliënt uit deze categorie in behandeling gehad. Alle cliënten - vrijwel uitsluitend vrouwen - met een verondersteld ritueel-misbruikverleden, hadden een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS). Dit wil uiteraard niet zeggen dat alle cliënten met een SRA-verleden aan deze stoornis lijden.

Om zicht te geven op het aantal geïnterviewden dat bepaalde verschijnselen of ervaringen vermeldde, hebben we de verkregen informatie, voor zover mogelijk, gecategoriseerd. Dit leidde tot een onderscheid in 59 categorieën van ervaringen en verschijnselen, die herhaaldelijk en vaak zeer frequent zijn genoemd of in een enkel geval zijn gedemonstreerd. De 42 categorieën van verschijnselen waarnaar achteraf door middel van een vragenlijst nog expliciet is gevraagd, vormden daarvan een substantieel deel. Ik geef enkele voorbeelden van categoriën.

– 
Spinning ofwel rondtollen van het lichaam of moeten kijken naar iets dat snel ronddraait: 14 van de 28 geïnterviewden ontvingen daarvan beschrijvingen van cliënten.
– 
Oefenen in het doden van dieren of mensen: 12 geïnterviewden.
– 
Herinneringen aan camera’s, videoapparatuur of aan gefilmd worden: 20 geïnterviewden.
– 
Gedwongen zijn zich te prostitueren als kind en/of als jonge vrouw: 16 geïnterviewden.
– 
De overtuiging dat er iets in het eigen lichaam is geplaatst dat invloed kan uitoefenen of schade kan aanrichten (bijvoorbeeld een bom): 6 geïnterviewden.
– 
Het geleerd hebben van codes, signalen, geheimtalen, waarvan voorbeelden werden gegeven; vooral vingersignalen werden vaak genoemd: 19 geïnterviewden.
– 
Een identiteit die uitsluitend in spiegelschrift kan schrijven: 9 geïnterviewden.
– 
Identiteiten die uitsluitend in een vreemde taal spreken (meestal Engels of Duits): 12 geïnterviewden (de betreffende cliënten vertellen over grote internationale bijeenkomsten in het buitenland, waar ook rituelen plaatsvinden).

Is het plausibel dat al deze cliënten deze met elkaar overeenstemmende herinneringen produceerden als gevolg van suggestie en sturende vragen van hun behandelaars? Het is belangrijk zich daarbij te realiseren dat ieder die zich consistent als slachtoffer van ritueel misbruik presenteert meerdere van deze ervaringen en verschijnselen beschrijft. Om de mogelijkheid onder ogen te zien dat de gehoorde traumatische herinneringen verwijzen naar een - al is het maar ten dele - buiten de cliënt bestaande realiteit van systematische terreur en wreedheid, moeten de meeste van hen bij zichzelf veel weerstand overwinnen, omdat het gehoorde een bedreiging vormt voor het beeld van de wereld waarin zij denken te leven.

In verschillende bewoordingen was dit de teneur van wat een groot deel van de geïnterviewden ons heeft gezegd.

Opgeschreven, uitgesproken of gezongen teksten

Teksten die cliënten opschreven, uitspraken of (soms) hebben gezongen in aanwezigheid van hun behandelaars (de geïnterviewden) of per e-mail aan hun behandelaar hebben toegestuurd, getuigen van een raffinement en doordachtheid die het voor ons uiterst onaannemelijk maken, dat we hier uitsluitend te maken hebben met het product van ‘een verwarde geest’, van hallucinaties of van suggesties. Zij verraden een analyserende wijze van denken, wat een helder bewustzijn vereist en vrijwel onmogelijk deel kan uitmaken van buiten het bewustzijn verlopende processen. In hun totaliteit verwijzen vooral de lange teksten van vier verschillende cliënten afkomstig - ‘kinderversjes’, eedafleggingen of beloften - naar steeds dezelfde doelstellingen: absolute loyaliteit en gehoorzaamheid aan de sekte en garantie van geheimhouding van alles wat men ervaart in de sekte. Draconische straffen worden bij overtreding van regels in het vooruitzicht gesteld.

Al deze teksten kunnen geplaatst worden tegen de achtergrond van de satansleer, waarover alle geïnterviewden wel een en ander hebben gehoord van hun cliënten. De kern van deze leer wordt het best weergegeven in de volgende tekst, die een cliënt naar eigen zeggen telkens weer hoorde: ‘Aan God is slechts één enkel mens geofferd: Jezus. De duivel vraagt ook offers. Hoe meer mensen worden geofferd aan hem, hoe beter hij tegen God is opgewassen. Dankzij de vele mensenoffers zal de duivel daarom uiteindelijk winnen van God. Het gaat daarbij om het offeren van onschuldigen. Jezus was zonder zonde, maar een pasgeboren baby ook. Juist een dergelijk offer vergroot de macht van Satan.’

Inherent aan de satansleer is het geloof in en het manipuleren van occulte krachten. Demonische krachten kunnen volgens de satanisten worden opgeroepen door het doen van het kwaad, het ultieme kwaad. Dit zou magische krachten geven. Hier twee voorbeelden van zeer korte teksten bestaande uit slechts één spreuk, waarvan de eerste door twee geïnterviewden was gehoord.

– 
Anod sibon mecap. Dit betekent, zo was hun geleerd: er zal nooit vrede voor je zijn. Keren we de lettervolgorde om, dan staat er: Dona nobis pacem, wat betekent: geef ons vrede. Zowel de vorm als de betekenis is dus omgedraaid.
– 
Hetzelfde is gebeurd met de zin: Ile ile amal inatchabas. Dit zou betekenen: je zult alleen gelaten worden. Draaien we de woorden om, dan lezen we: Eli eli lama sabachtani, wat betekent: mijn God, mijn God, waarom heeft U mij verlaten?

Deze twee zinnen schreven cliënten zelf op en hadden ze uit het hoofd moeten leren, met hun zogenaamde betekenis. Ook een andere geïnterviewde had de eerstgenoemde zin van een cliënt te horen gekregen.

Opdrachten en beloften

Alle behandelaars zijn bij hun cliënten gestuit op overeenkomstige opdrachten. Bij drie cliënten (er is geen enkele aanwijzing dat zij elkaar kenden), die ongewoon veel informatie hebben verstrekt aan hun behandelaars in de loop van hun lange behandeling, is ook de overeenkomst in een aantal details opvallend. De teksten van de opdrachten en van de daaraan verbonden beloften (in de vorm van een eed aan Satan) en die van de liedjes, waarin de opdrachten en beloften in kinderlijke bewoordingen zijn verwerkt, welke de drie cliënten onafhankelijk van elkaar verwoordden, zijn niet identiek. Er zijn echter wel identieke zegswijzen in aan te wijzen en er zijn opvallende structurele overeenkomsten. Zo komen bij alle drie geperverteerde parafrasen op bestaande kinderliedjes naar voren, die worden gezongen en op dezelfde wijze worden ingeoefend. En het belangrijkst: er zijn dezelfde doelstellingen in te herkennen.

We bespreken hier alleen een bijzondere opdracht - twee cliënten maakten hier melding van - die door een behandelaar het ‘tbs-programma’ is genoemd. Dit bevat als opdracht één of meer willekeurig gekozen personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of te doden en daarna niet meer aanspreekbaar te zijn en ook nooit meer contact met de sekte op te nemen. Dit tbs-programma zou in werking worden gesteld als alle voorgaande opdrachten, in het bijzonder de suïcideopdrachten, hebben gefaald in hun bedoeling absolute loyaliteit en geheimhouding af te dwingen (bijvoorbeeld als gevolg van de bemoeienissen van een therapeut).

De volgende fragmenten hebben dezelfde strekking, maar zijn afkomstig van verschillende cliënten van verschillende behandelaars. Beide cliënten gaven toestemming om te citeren.

Cliënt 1  
Satan, ik zweer aan u dat als het niet lukt de banden met het verleden, heden en de toekomst te verbreken,
Ik zal overgaan tot het plegen van een strafbaar feit, wachtend op uw teken.
Ik zal mij daarbij richten op een onwillekeurige persoon, zonder motief in het openbaar.
Op alle vragen van politie of justitie zal mijn enige antwoord zijn: ‘Omdat ik het wou’, ‘Omdat ik het nodig vond’ en ‘Omdat ik ervan genoot’.
Cliënt 2  
Als ik me niet houd aan uw regels
Zal ik mezelf vernietigen of overgaan
Tot het plegen van een strafbaar feit.
Daarna zal ik doof, blind en monddood zijn
Of alleen kunnen antwoorden dat ik het zelf wou
En er zelf van genoot.

Deze opdrachten met de daaraan gekoppelde programmeringen worden elk op een specifieke wijze getriggerd als het sektelid op een of andere manier de sekte in gevaar zou kunnen brengen door contacten met de buitenwereld te leggen, waarin informatie over de groep naar buiten zou kunnen worden gebracht. Het zoeken van hulp in de buitenwereld is in feite al een eerste stap naar verraad van de sekte, waardoor deze beloften zich in allerlei, aanvankelijk door therapeuten nog niet herkende, gedaanten gaan manifesteren.

Onafhankelijke bevestigingen

Er is door behandelaars ook een aantal onafhankelijke bevestigingen verkregen van belangrijke onderdelen van wat hun cliënt had verteld. Een voorbeeld: twee behandelaars die er door een toevallige samenloop van omstandigheden achter kwamen dat hun cliënten slachtoffer waren geweest - de een in een ver verleden, de ander meer recentelijk - van eenzelfde groep. De slachtoffers noemden, onafhankelijk van elkaar, dezelfde naam van de sekteleider, eenzelfde kenmerkende lichamelijke beschadiging bij deze leider en dezelfde locatie waar de rituelen plaatsvonden.


Conclusie

Er zijn in het voorgaande belangrijke aanwijzingen dat er een cultuur bestaat die seksueel ritueel misbruik cultiveert. De consistentie in deze bevindingen maakt het onverantwoord dat degenen die een of andere vorm van verantwoordelijkheid dragen op het terrein van de geestelijke volksgezondheid, de mogelijkheid terzijde schuiven dat herinneringen van het type zoals hier is besproken - in samenhang met elkaar - voor een groter of kleiner deel corresponderen met een bestaande gruwelijke realiteit.

Er is een aantal kanttekeningen mogelijk. We houden het voor waarschijnlijk, dat door cliënten ervaren rituelen soms op een ander moment of minder vaak in de realiteit hebben plaatsgevonden dan wat de betrokkene zich meent te herinneren. In sommige of wellicht vele gevallen is er mogelijk sprake van een als volstrekt ‘echt’ ervaren herbeleving of re-enactment van gebeurtenissen die eerder, in essentie overeenkomend met wat nu werd ervaren, wel hebben plaatsgevonden. Daarnaast geldt voor vergaand gedissocieerde persoonlijkheden dat de waarneming, evenals het geheugen, vergaand is opgesplitst - al worden er in de loop van een enigszins effectieve behandeling wel steeds meer verbindingen gelegd tussen de deelpersoonlijkheden. Het is derhalve moeilijk te differentiëren tussen wat werkelijk is voorgevallen en wat alleen intern is ervaren.

Tot slot enkele opmerkingen over de plaats van dit soort sekten in de samenleving, hun onderlinge samenhang en hun voornaamste inspiratiebronnen. De cultuur van het satanisme lijkt zich te manifesteren in een variëteit aan sekten met sterk overeenkomstige praktijken en fundamentele overeenkomsten in geloofsleer, maar elk hun eigenheid bewakend. Het satanisme dat deze sekten praktiseren, is de ultieme omkering van het christelijke geloof en de christelijke ethiek.

Dezelfde elementen zoals we uit getuigenissen van cliënten te horen hebben gekregen, zijn al terug te vinden in de vroegste geschiedenis van het satanisme (Katchen, 1992; Ross, 1995). Het satanisme is even oud als - volgens sommigen nog ouder dan - de christelijke leer. Zeker is dat deze leer en de wijze waarop deze in praktijk lijkt te worden gebracht ongekende mogelijkheden biedt kinderen te misleiden, volledig te onderwerpen en dus te misbruiken en geheimhouding vrijwel te garanderen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er ook groepen lijken te zijn die vergelijkbare rituele praktijken uitoefenen, als waren ze gekopieerd van de ‘echte’ satanisten, maar waarbij expliciete toespelingen op Satan ontbreken. We hebben hier een tweetal getuigenissen van te horen gekregen. Wellicht zijn er zelfs veel van dit soort groepen. We sluiten niet uit dat deze satanistische sekten een van vele vormen van georganiseerd sadistisch ritueel misbruik zijn.

Ook zijn er, vermoedelijk verveelvoudigd sinds het internettijdperk is ingetreden, vertakkingen naar de werelden van kinderprostitutie, pornoproductie en vrouwenhandel. Veelzeggend zijn de vele mededelingen over de aanwezigheid van videoapparatuur en gefilmd worden en van het gedwongen zijn tot prostitutie.


Literatuur

Katchen, M.H. (1992). The history of satanic religions. In D.K. Sakheim & S.E. Devine (Eds.), Out of darkness. Exploring Satanism and ritual abuse (pp. 1–19). New York: Lexington Books
 
Ministerie van Justitie (1994). Rapport van de werkgroep ritueel misbruik
 
Ross, C.A. (1995). The historical and social background. In C.A. Ross, Satanic ritual abuse: principles of treatment (pp. 5–58). Toronto: University of Toronto Press
 

1 Onder seksueel ritueel misbruik verstaan we seksueel geweld met een ritueel karakter, gepleegd in groepsverband en door meerdere groepsleden. De meeste slachtoffers zeggen dat zij ook gedwongen zijn tot actieve deelname aan de rituelen of aan het plegen van geweld tegen mensen of dieren.
Naar boven