Het uitoefenen van het beroep psychotherapeut is leuk en lastig. Het vraagt veel inzet, inventiviteit, alertheid en betrokkenheid op de ander. Daarnaast kunnen verhalen van patiënten emotioneel belastend zijn. Het geven van psychotherapie geeft ook de nodige voldoening: het is zin- en betekenisvol werk, er kunnen écht resultaten behaald worden en het roept dankbaarheid op. Zowel altruïstische als narcistische strevingen vinden hun bevrediging. Iedere therapeut zal zoeken naar een evenwicht tussen deze lusten en lasten, iedere therapeut streeft ernaar ten minste good enough voor zichzelf te zijn, alvorens dit voor de toevertrouwde patiënten te kunnen zijn. Een belangrijk thema hierbij is begrenzing. Hoe bewaak ik mijn grenzen ten opzichte van mijn inzet en ten opzichte van de ander, hoe zorg ik voor voldoende evenwicht? Waar liggen de grenzen van de psychotherapeut?
Gevoelens van competentie en houvast ontleent een psychotherapeut vaak aan een bepaald mensbeeld, aan een therapeutische stroming, een wetenschapsvisie of een bepaalde methodiek. Zijn er wezenlijk inhoudelijke verschillen? Waar liggen de grenzen tussen de verschillende methodieken psychotherapie? Waar ligt de grens tussen ambacht en kunst? Waar ligt de grens tussen wetenschappelijk getoetste en ervaringsgerichte kennis?
In dit nummer leest u hoe het thema begrenzing leeft. De forumbijdragen in afgelopen nummers rond de positie van de psychotherapie krijgen een vervolg in de bijdrage van Magda Dijkers-Verbaan. Duidelijk is dat ook de begrenzing ten opzichte van andere professies en professionals een voortdurende zoektocht is. Dijkers plaatst haar betoog in een historisch perspectief. Wat is het domein van de psychotherapie en waar liggen de grenzen?
Psychotherapie is er voor mensen die psychisch ontregeld zijn geraakt en enige hoop en vertrouwen hebben dat behandeling van een ggz-professional kan helpen. Wat beweegt hen te kiezen voor deze bijzondere vorm van hulpverlening? Waar schrikken ze voor terug? Waar liggen de grenzen van de patiënt? Onze columniste Danielle Oprel verkent deze vragen in de beschrijving van haar ervaringen met ernstig getraumatiseerde mensen en gaat na waar zij zelf voor terugschrikt.
Anton Hafkenscheid beschrijft in zijn artikel over Functional Analytic Psychotherapy (FAP) hoe de therapeutische relatie vanuit een leertherapeutisch perspectief begrepen en gehanteerd kan worden. Hij bespreekt de ontwikkeling van het gedragstherapeutisch gedachtegoed en wijst op het belang de leertherapeutische principes te blijven koesteren. De lezer kan zich bij het lezen bezinnen op de vraag waar de grenzen liggen tussen de verschillende methodieken binnen de psychotherapie.
Een FACT-OGGZ-team is geen gebruikelijke setting voor een psychotherapeutische behandeling. Bij de indicatiestelling voor psychotherapie worden patiënten gewoonlijk begrensd binnen het volgend kader: van hen wordt verwacht dat zij zich gemotiveerd tonen, met een herkenbare hulpvraag komen en bereid zijn zich te engageren in een therapeutisch contact. Wies van den Bosch en Ad Kaasenbrood gaan voorbij aan deze premisse en maken de beweging naar de patiënt toe, om samen uit te zoeken wat deze beweegt en belemmert. Zij lijken te zeggen: wie anders dan een psychotherapeutisch geschoolde hulpverlener kan een motiverende therapie uitvoeren bij gedemoraliseerde mensen? Zij vertrouwen op eigen deskundigheid en, mogelijk nog belangrijker, zij vertrouwen op de onderliggende wens tot verandering bij patiënten bij wie op het eerste gezicht het overte gedrag het tegendeel lijkt uit te drukken. Zij vertrouwen ook op de samenwerkingsverbanden tussen hulpverleners onderling. Samen zorgen ze voor voldoende containment. Het is aan de lezer te beoordelen of het engagement van de auteurs voortvloeit uit het vertrouwen in de specifieke kennis en kunde vanuit de dialectische gedragstherapie of in de werking van de universele factoren van psychotherapie. Zij prikkelen de lezer na te gaan waar diens eigen grens als psychotherapeut ligt: kan en wil ik die verleggen?
De begrenzing van de patiënt over in welke mate deze zich toevertrouwt aan een behandelingssetting, komt goed naar voren in de casusbeschrijving van Sonia Letzter-Pouw en Leontine Veerman. Zij laten een van hun patiënten aan het woord, Renée, zonder nadere duiding of uitgebreide toelichting op het eigen psychotherapeutisch handelen te geven. Het is meer dan het verslag van een therapie, het is vooral een verslag van een hulpverleningsgeschiedenis die enkele decennia beslaat; eerst in Nederland, vervolgens in Israël. De auteurs schetsen een indrukwekkend en inspirerend beeld. Renée is dochter van twee Nederlands-Joodse oorlogsoverlevenden. Zij is één van de mensen van wie het leven en functioneren in het teken staan van de traumatische ervaringen van de ouders. Veel interpretaties zijn mogelijk, een ervan is: letterlijk de grens oversteken geeft ruimte voor het opbouwen van vertrouwen in zichzelf en anderen.
Zijn er situaties waarin een psychotherapeutische behandeling niet gegeven mag worden? Lees Tuchtrechtelijk en neem de conclusies ter harte.
Mogelijk is dit het onderliggende thema in dit nummer: psychotherapie is leuk en lastig en vooral grensverleggend: grenzen zijn er om verkend en opnieuw gedefinieerd te worden.