Hoe vaak typt u uw eigen naam in bij een zoekmachine, zoals Google? Niet zo vaak als u zou moeten doen. Tot die voorlopige conclusie kom ik na een klein onderzoek onder collega-psychotherapeuten. Een greep uit de meest gegeven antwoorden: ‘Huh, waarom zou ik dat doen?’, ‘Ik googel uit principe nooit namen, dus ook mezelf niet’, ‘Ik heb mezelf ooit wel eens gegoogeld’, ‘Ik googel mezelf af en toe, maar er staat niets over mij op internet.’ Een enkeling bekende: maandelijks, wekelijks, elke dag.
Veel collega psychotherapeuten denken dat er niets over ze op internet zal staan, omdat ze niet ‘aan social media doen’. Dat gold enige tijd geleden ook voor mij. Tot ik een paar jongere, in het buitenland verblijvende, neefjes te logeren had. Ze namen mijn laptop over, maakten voor mij een Facebookprofiel aan en zorgden ervoor dat ik met hen, en trouwens met de hele overzeese familie, in contact bleef. Ik zei vriendelijk bedankt, maar het leek me afschuwelijk en ik was niet van plan ooit zelf wat op Facebook te schrijven. En nu - een paar jaar later - plaats ik ongegeneerd foto’s van mezelf in misplaatste oranje EK-kleren op Facebook. En het is nog verder uit de hand gelopen. Ik twitter allang niet meer alleen over het vak, maar ook als er een tand los zit. Ontdek nieuwe muziek via Spotify. Deel mijn quasi-artistiek bewerkte foto’s op Instagram. Bleef het daar maar bij. Pinterest, Latitude, Tumblr, Socialcam - het wordt steeds leuker.
Hoe het is met de privacy van deze diensten? Tja, ze hebben allemaal hun privacy-statement. En net als u heb ik er geen vertrouwen in dat al deze diensten hun vertrouwelijkheid op orde houden. Daarom begon ik mijzelf te googelen. Ik schrok behoorlijk toen ik de zoekresultaten zag. Schrok ik van die foto van mezelf in Bavaria-jurkje? Nee, die stond er niet bij. Van de muziekafspeellijsten met al mijn favoriete punknummers? Geen hit daarmee. En ook die pijnlijk niet-creatieve Instagram-foto’s van meeuwen die opvliegen in de zonsondergang stonden niet tussen de zoekresultaten. Maar wel oude publicaties, cursussen die ik ooit gaf, notulen van een zes jaar geleden bijgewoonde vergadering. Ook een ‘like’ op de Facebook-pagina van de televisieserieIn treatment, mijn felicitaties op de website van een bevriende kunstenaar, mijn hardlooptijden. Het dieptepunt: mijn privé-adresgegevens. Nooit gaf ik iemand toestemming deze zaken op internet te zetten.
Staat er van u ook onverwachte informatie op internet? Jazeker. Als het vandaag nog niet is, dan is het morgen. Uw patiënten zien dus niet alleen uw keurig verzorgde website en serieus ingevulde Linked In-pagina. Ze zien ook de laatste foto’s van uw jaarclubweekend, de groepsfoto’s van de korfbalwedstrijd van uw dochter en uw boze reactie op de site van de gemeente, waar u fulmineert tegen de sluiting van de plaatselijke bibliotheek. Is dat erg? Ik denk van niet.
In psychotherapie staat de patiënt centraal: zijn klachten, wanhoop, worsteling. Toch hechten de meeste psychotherapeuten er ook aan zichzelf zo goed mogelijk te kennen. Wat kan ik goed, wat minder goed?Wat zijn mijn eigen valkuilen in persoonlijke relaties?Wat zijn oude gevoelige plekken? Welke technieken beheers ik goed, welke passen niet bij mij, welke moet ik nog leren?Wat voor type problematiek vind ik lastig? Hoe beter ik mijzelf ken, des te meer kan ik mijzelf en mijn psychotherapeutisch arsenaal inzetten voor de behandeling van mijn patiënten. We doen daarvoor allerlei vormen van zelfonderzoek. Waarom dan opeens zo geremd als het gaat om weten wat er over u op internet staat? U weet misschien niet wat er over u te vinden is, maar uw patiënten vast en zeker wel. Googel uw naam ongegeneerd. Ga op zoek naar uzelf op het web.
Johan, gz-psycholoog, is begin vijftig. Hij vindt het niet altijd makkelijk om bij mij ‘in de stoel van patiënt’ te zitten, zoals hij dat noemt. Deze ochtend komt hij met een glimlach binnen. Het ging al veel beter met hem, maar nu hij weer is gaan hardlopen, voelt het ‘alsof de lift met een versnelling extra omhoog gaat’. Nog voor hij zit, vertelt hij enthousiast over zijn hardloopschema, hoe goed het oppakken gaat, en wat zijn oude hardlooptijden zijn. Verbreedt zijn glimlach? Of verbeeld ik me dat? ‘Jij loopt toch ook?’, vraagt hij. ‘Tenminste, dat dacht ik een keer toevallig op internet gezien te hebben.’ Als ik met enige schroom beken dat mijn beste prestaties nog niet in de buurt komen van zijn ontspannen trainingsloopjes, knikt hij instemmend. Ja, dat had hij ook gezien.