Een van de mooie facetten van de psychotherapie is dat zij haar wortels vindt in zowel de natuurwetenschappelijke als de geesteswetenschappelijke traditie, in zowel deerklärende als deverstehendemanier van kennen van haar onderwerp: het psychisch functioneren. In dit nummer vindt u een proeve van de bijdrage die beide tradities kunnen leveren aan het verder ontwikkelen van ons vak.
Willem Jan Meerding, Adriaan van ’t Spijker enMarieke van Riessen beschrijven de vertaling en ontwikkeling van een vragenlijst die herhaaldelijk afgenomen kan worden om te beoordelen of een behandeling effect heeft. De vragenlijst CORE-OMwordt in Groot-Brittannië steeds meer gemeengoed in de geestelijke gezondheidszorg; het wachten was op een Nederlandse bewerking. De auteurs maken duidelijk dat dit geen eenvoudige klus is. Een vertaling moet beoordeeld worden op begrijpelijkheid en juiste weergave van hetgeen in het Engels wordt bedoeld. Vervolgens moet op basis van analyse van grote aantallen afnamen bekeken worden of de psychometrische kenmerken wel voldoen aan de normen die daarvoor in de wetenschappelijke wereld gesteld worden. Het is mooi dat collega’s, die met één been in de huidige universitaire onderzoekstraditie staan en met het andere in de klinische praktijk, zo’n onderneming uitvoeren. Het resultaat is een vragenlijst die, voor patiënt en psychotherapeut, duidelijke weergeeft hoe iemand er psychisch voorstaat en hoe iemand veranderd is ten opzichte van eerdere afnamen.
MetFrans Schalkwijk treden we dan de geesteswetenschappelijke traditie binnen. Hij maakt gebruik van al zijn klinische ervaring en empathische vermogens om door te dringen tot een belangrijke maar vaak genegeerde emotie: schaamte. Schaamte blijkt in veel psychotherapieën een onzichtbare rem op het therapeutisch proces te zijn. Schalkwijk laat schaamte zien in zijn verschillende uitingsvormen en maakt met klinisch materiaal duidelijk hoe subtiel maar krachtig schaamte van invloed kan zijn in psychotherapie. Zijn boodschap: schaamte is onvermijdelijk in psychotherapie, dus ga ernaarop zoek. En als de schaamte gevonden is, of die nu ‘normaal’ of pathologisch van karakter is, kan het heel goed zijn dat een voor verbetering onmisbaar thema op tafel komt.
In het derde artikel gebruikenGreta Noordenbos, Emma van Greuningen enTessa Reuneker verschillende vragenlijsten om dieper door te dringen in de relatie die er waarschijnlijk bestaat tussen lijden aan een eetstoornis en alexithymia, het ‘niet goed kunnen lezen en verwoorden van emoties’. Twee verschillende vragenlijsten blijken ook verschillende resultaten op te leveren bij het kwantificeren van alexithymia. De auteurs gebruiken hun kennis van statistische analysemethoden om duidelijk te maken dat het relevant is onderscheid te maken tussen een cognitieve en affectieve component van alexithymia - bij het accent op de ene component is mogelijk een andere behandeling aangewezen, dan bij het accent op de andere component.
Werd in het vorige nummer een relatie gelegd tussen alexithymia en somatisatie (Kooiman & Koelen, 2012), deze keer gaat het om de relatie tussen alexithymia en eetstoornis. Beide artikelen geven een overzicht van het onderzoek naar deze concepten vanuit de natuurwetenschappelijke, kwantificerende traditie. Maar beide artikelen zijn ook op zoek naar een beter begrip van een ingewikkeld concept als alexithymia. Zo wordt maar weer duidelijk dat de twee tradities niet strijdig zijn, mochten we dat al gedacht hebben:erklären kan leiden tot een beterverstehen.
Literatuur
Kooiman, C.G. & Koelen, J. (2012). Gehechtheid en somatisatie.Tijdschrift voor Psychotherapie, 38, 291–309.![]() |