Waarschuwing na onzorgvuldige rapportage aan huisarts

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2012
10.1007/s12485-012-0045-6

Forum

Waarschuwing na onzorgvuldige rapportage aan huisarts
Tuchtrechtelijk

M. L. Buitenhuis1

(1)  Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie, Utrecht, The Netherlands

: 7  2012


psycholoog, beleidsmedewerker

In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan een tuchtrechtelijke uitspraak van 7 februari 20121 over onzorgvuldige rapportage, zonder expliciete toestemming van de cliënt, van een psychotherapeut aan de huisarts. De aangeklaagde psychotherapeut gaf aan dat er binnen de beroepsgroep veelvuldig uitgebreid aan huisartsen wordt gerapporteerd. Het tuchtcollege zegt hierover: ‘Die benadering is niet juist, indien - zoals in het onderhavige geval - de rapportage zich niet beperkt tot een strikt zakelijke vermelding van gegevens. De uitspraak is ‘om redenen, aan het algemeen belang ontleend’ door het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam aan dit tijdschrift ter publicatie aangeboden.2


Situatie

De cliënt die de klacht heeft ingediend neemt op eigen initiatief contact op met de vrijgevestigde psychotherapeut, na informatie over hem te hebben ingewonnen via de website. De cliënt wordt al enige maanden voor zijn klachten door zijn huisarts behandeld met antidepressiva. Op de website van de psychotherapeut is informatie opgenomen over informatieverstrekking aan de huisarts: ‘In principe vindt schriftelijke terugkoppeling plaats naar de verwijzend huisarts; bij aanvang, over de visie op de gepresenteerde problematiek alsmede het behandelplan, aan het einde, over het behandelverloop alsmede de bereikte resultaten.’ Deze informatie is ook mondeling verstrekt tijdens het kennismakingsgesprek. Na ongeveer zeven zittingen heeft de psychotherapeut de huisarts schriftelijk geïnformeerd over de aanvang van de behandeling, waarbij een afschrift is verstuurd aan de cliënt. Na ontvangst van deze brief heeft de cliënt de behandelrelatie beëindigd.


Klacht

De klacht van de cliënt betreft niet het feit dát, maar de wijze waarop de huisarts in de brief wordt geïnformeerd. De cliënt vindt dat dit onzorgvuldig is gebeurd, omdat de psychotherapeut zonder zijn expliciete toestemming ten onrechte zijn privacy heeft geschonden en onnodig privé-informatie over zijn partner heeft vermeld. De cliënt is het bovendien niet eens met de diagnose die in de brief wordt vermeld.


Verweer

De psychotherapeut geeft in zijn verweer aan dat hij, op grond van de informatie op zijn website en de informatie die over het rapporteren aan de huisarts in het kennismakingsgesprek is gegeven, ervan is uitgegaan dat het de cliënt bekend was dat hij de huisarts zou informeren. Ter zitting voegt hij daaraan toe dat hij doorgaans altijd uitvoerig aan verwijzende huisartsen rapporteert en dat hij heeft geconstateerd dat dit in de beroepsgroep veelvuldig gebeurt.


Overwegingen en oordeel van het college

Het College zegt bij haar overwegingen uit te gaan van 7:457 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Hierin wordt gesteld dat medische gegevens zonder toestemming van de patiënt door de hulpverlener kunnen worden verstrekt ‘aan hen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, voor zover die verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden.’ Het College stelt dat ‘uit de instemming van de patiënt met de verwijzing mag worden afgeleid dat de patiënt tevens toestemt met de gegevensuitwisseling tussen de verwijzend arts en de geconsulteerde hulpverlener, met dien verstande dat niet meer gegevens worden verstrekt dan noodzakelijk is voor de behandeling die na de verwijzing (eventueel) volgt.’

De cliënt verwijt de psychotherapeut dat deze meer informatie heeft verstrekt dan noodzakelijk was voor de door de huisarts te verrichten werkzaamheden. Naar het oordeel van het College is dit verwijt terecht. Zeker nu niet gebleken is dat gedurende de behandeling overleg tussen de psychotherapeut en de huisarts heeft plaatsgevonden en de betrokkenheid van de huisarts bij de behandeling gering was, dient volgens het College door de psychotherapeut bij de verstrekking van informatie terughoudendheid te worden betracht. Het College is van mening dat de brief aan de huisarts meer informatie bevat dan in het kader van de betrokkenheid van de huisarts noodzakelijk was. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk waarom in die brief de cliënt letterlijk wordt geciteerd, waarom uitvoerig op (zijn beleving van) de klachten wordt ingegaan, waarom de geschiedenis van zijn persoonlijk leven in het gezin van herkomst wordt beschreven en waarom de gevolgen van de lichamelijke ziekte van zijn partner voor haar welbevinden expliciet worden genoemd. In tegenstelling dat wat aangegeven staat op de website van de psychotherapeut, bevat de brief geen duidelijk behandelplan en informatie over de behandelingsovereenkomst.

Inzake het klachtonderdeel ‘onjuiste diagnose’ is het oordeel van het College: ‘Op grond van hetgeen partijen daarover in de stukken en ter zitting hebben aangevoerd, is het voor het College evenwel onvoldoende aannemelijk geworden dat hetgeen verweerder vermeldt over de diagnose onjuist is, nu de standpunten van partijen hierover elkaar tegenspreken en niet duidelijk is geworden welke diagnose juist zou zijn.’ Ambtshalve constateert het College nog dat de website van de psychotherapeut foutieve informatie bevat, aangezien wordt vermeld dat bij ‘zelfbetalers’ verslaglegging en rapportage achterwege kunnen blijven. ‘In het kader van continuïteit van zorg alsmede ten behoeve van de financiële administratie is immers steeds noodzakelijk dat bepaalde gegevens worden vastgelegd’, aldus het College.

Het College concludeert dat de klacht deels (voor wat betreft de wijze van rapporteren aan de huisarts) gegrond is: de psychotherapeut ‘heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.’ Het Regionaal Tuchtcollege legt de psychotherapeut een waarschuwing op.


Leerpunten

De casus toont aan dat het informeren van de huisarts aan regels gebonden is. Zoals hiervoor aangegeven, is uitwisseling van informatie zonder toestemming van de cliënt mogelijk ‘aan hen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, voor zover die verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden.’ Hoewel de huisarts eerder een antidepressivum had voorgeschreven, wordt de betrokkenheid van de huisarts gedurende de psychotherapie ‘gering’ genoemd en diende de psychotherapeut volgens het College om die reden uit te gaan van ‘terughoudendheid’ bij de verstrekking van informatie. De psychotherapeut had kunnen volstaan met een korte zakelijke mededeling (zonder waardeoordeel!) sinds wanneer de cliënt bij hem in therapie is, de diagnose, het behandeldoel, behandelmethode en de frequentie van de zittingen.

De besproken casus vertoont duidelijke overeenkomsten met een zaak die enkele maanden eerder door het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven is behandeld.3 In de Eindhovense zaak heeft de cliënt tijdens het intakegesprek met de psychotherapeut afgesproken dat alles wat er tijdens het gesprek zou worden gezegd vertrouwelijk is en niet zonder zijn schriftelijke toestemming aan derden mocht worden doorgegeven. Tot verbazing van de cliënt zat er kort daarna in zijn dossier bij de huisarts een verslag van zijn gesprek met de psychotherapeut. De huisarts was niet rechtsreeks betrokken bij de behandeling c.q. de intake.4 In de Eindhovense zaak wordt door de psychotherapeut uitgegaan van impliciete toestemming voor het verstrekken van gegevens aan een huisarts, die in deze situatie volgens het College niet kan worden gezien als een directe medebehandelaar inzake de problematiek waarvoor de cliënt hulp zoekt bij de psychotherapeut. In deze casus heeft de psychotherapeut telefonisch met de huisarts over de intake gecommuniceerd en de huisarts een verslag van de intake toegestuurd. De cliënt verwijt de psychotherapeut dat deze vertrouwelijke gegevens zonder zijn toestemming heeft doorgegeven aan zijn huisarts. Ook in deze zaak heeft dit geleid tot een waarschuwing.

Naar aanleiding van de publicatie van de uitspraak van het tuchtcollege te Eindhoven op Medisch Contact/Artsennet5 hebben diverse artsen gereageerd. In de reacties wordt gesteld dat het in de medische wereld gebruikelijk is op basis van vermeende toestemming te rapporteren aan de huisarts. Hierop is door de KNMG gereageerd6: ‘Bedoeld is aan te geven dat het veronderstellen van toestemming niet in alle gevallen uitgangspunt moet zijn. Juist niet als het om extra gevoelige informatie gaat, zoals informatie die de patiënt als zeer privé of pijnlijk ervaart. Als een behandelaar dit soort informatie aan een verwijzer wil verstrekken, mag worden verwacht dat hij dit eerst met de patiënt bespreekt. De patiënt kan dan zo nodig bezwaar maken. Het is geenszins de bedoeling geweest psychiatrische patiënten standaard in een uitzonderingspositie te plaatsen.’


1 Uitspraaknummers: YG1888, 03-04-2012, zaaknummer 2011/087P (zie www.tuchtrecht.nl).
2 Letterlijke citaten uit de uitspraak zijn tussen aanhalingstekens geplaatst.
3 Zaaknummer RTC Eindhoven 10120 (zie medischcontact.artsennet.nl/tuchtzaken/selectie-van-deinspectie/selectiezaak/110198/impliciete-toestemming-bestaat-niet.htm).
4 Het contact is beperkt gebleven tot één zitting.
5 Zie medischcontact.artsennet.nl/tuchtzaken/selectie-van-de-inspectie/selectiezaak/110198/ impliciete-toestemming-bestaat-niet.htm.
6 Zie medischcontact.artsennet.nl/tuchtzaken/selectie-van-de-inspectie/selectiezaak/110198/ impliciete-toestemming-bestaat-niet.htm, bij Reacties.
Naar boven