Ruud Beunderman en Fatima van der Maas (red.) (2011).Supervisie in de GGZ: een oriëntatie op de praktijk. Assen: Van Gorcum. 212 p. € 3 34,95

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2012
10.1007/s12485-012-0046-5

Gelezen

Ruud Beunderman en Fatima van der Maas (red.) (2011).Supervisie in de GGZ: een oriëntatie op de praktijk. Assen: Van Gorcum. 212 p. € 3 34,95

E. Graafsma1

(1)  GGZ Noord-Holland-Noord, Heerhugowaard, The Netherlands

: 7  2012


klinisch psycholoog en psychotherapeut, is manager, behandelaar en P-opleider

De professionalisering van postdoctorale beroepsopleidingen staat meer en meer in de belangstelling. De aandacht hierbij is gericht op ‘competentiegericht opleiden’. Psychotherapieverenigingen gaan steeds meer eisen stellen aan het (bij)scholen van supervisoren. De Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) opende in november 2011 een Register Supervisoren Psychotherapie, los van afzonderlijke psychotherapieverenigingen. De NVP wil dat supervisoren op hun kwaliteiten als psychotherapeut en supervisor gecertificeerd worden en niet meer uitsluitend op hun kwaliteiten ten aanzien van een specifiek referentiekader. De supervisor dient niet alleen expert te zijn op het vakgebied, maar ook over didactische kwaliteiten te beschikken. Een supervisor is een goede psychotherapeut én een goede leermeester.

Supervisie in de GGZ beoogt een overzicht te geven van factoren die van belang zijn bij supervisie. Het boek bevat zestien korte hoofdstukken, waarin zeer diverse factoren die van belang (zouden) zijn bij het geven van supervisie besproken worden. Of men superviseren kan leren door het lezen van dit boek, valt te bezien. Helaas overstijgt het boek niet het beschrijvende en opsommende stadium. Het blijft bij een lange lijst van factoren en aspecten die niet echt gaan leven. Dit leidt niet tot een samenhangend beeld over wat de praktijk van supervisie geven inhoudt. Het boek is een samenraapsel van zeer uiteenlopende bijdragen van diverse auteurs. Sommige bijdragen zijn verkorte versies van elders gepubliceerde stukken.

In het boek worden de volgende onderwerpen aangestipt. Er wordt eerst een definitie gegeven van supervisie en er wordt ingegaan op het verschil met werkbegeleiding en leertherapie. Vervolgens wordt een samenvatting gegeven van een eerder gepubliceerde brochure van de Kamer Gezondheidszorgpsycholoog en het College Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog, genaamdRollen, taken en verantwoordelijkheden van praktijkopleider, werkbegeleider en supervisor 2008. Ook worden resultaten van onderzoek naar en visies op het onderscheid tussen een goede en slechte supervisor vermeld. Er wordt ingegaan op hoe beoordeling, vroegere leerervaringen, leer-, interactie- en hechtingstijlen het leerproces beïnvloeden, helaas zonder te verhelderen wat de mogelijkheden en valkuilen kunnen zijn en hoe hiermee in een supervisiesituatie omgegaan kan worden. Ook wordt een aantal theoretische modellen beschreven. Opmerkelijk genoeg worden in een enkel hoofdstuk vijf verschillende modellen benoemd, om vervolgens in een afzonderlijk hoofdstuk ineens het discriminatiemodel van Bernard en Goodyear te beschrijven; dit komt niet erg logisch over.

Midden in het boek worden in beknopte paragrafen onderwerpen als contract, evalueren, fasen in supervisie (begin, midden, eind), beëindigen, vormen van supervisie (individueel, groep), verslaglegging en gebruik van audiovisuele middelen uit de doeken gedaan. Zoals de therapeutische relatie de motor is van psychotherapie, wordt gesteld dat de supervisierelatie de factor is die de basis vormt voor effectief leren voor supervisanten. Een aanzet tot hoe dit supervisieproces plaatsvindt en hoe dit te beïnvloeden is, wordt gedaan in hoofdstuk 11. De lezer krijgt een beeld van hoe het therapiesysteem en het supervisiesysteem, parallelprocessen, overdracht en tegenoverdracht, interactiepatronen van de supervisant en van de supervisor de supervisiesetting tot een dynamisch speelveld maken, waarin de supervisant leert in en aan de supervisierelatie.

Voor leden van de Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie (VGCt) wordt besproken dat supervisie in de cognitieve gedragstherapie zich in de loop van de tijd ontwikkelde van instructie en trainen, via aandacht voor cognitieve processen, tot een supervisiemodel waarin de supervisierelatie, de ontwikkeling van de supervisant en de context waarin de supervisie plaatsvindt centraal staan. Ook is er voor aandacht voor supervisie van de case studie die vereist is voor de registratie als cognitief gedragstherapeut. Er worden resultaten gepresenteerd van een VGCt-enquete naar kwaliteit van supervisie onder leden-supervisoren. Supervisoren blijken onvoldoende methodisch gebruik te maken van onderwijsmethodieken en expliciete onderwijsdoelen. Bepleit wordt de opleiding van supervisoren te verbeteren. Beunderman en Van der Maas geven hiertoe hooguit een aanzet. Hopelijk komt er een uitgewerkte opvolger, met meer diepgang en beter uitgewerkte thema’s, zoals supervisorcompetenties, didactische technieken, leerstrategieën, leerdoelen, optimaliseren van de leerrelatie, interactie tussen therapeutische relatie en supervisierelatie, valkuilen en mogelijkheden, en hoe dit alles in elkaar grijpt.

Naar boven