Gelezen

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2012
10.1007/s12485-012-0037-6

Gelezen

Gelezen

MARIJKE C. L. BALJON1

(1) 

: 5  2012


L.E. Angus & L.S. Greenberg (2011). Working with narrative in emotion-focused therapy. Changing stories, healing lives. Washington DC: American Psychological Association. 170 p., $ 69,95
klinisch psycholoog en psychotherapeut, docent bij de opleidingen tot GZ-psycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog, psychiater en supervisor

Net als in het leven zijn binnen psychotherapie emoties ingebed in verhalen. Essentiële verhalen draaien om belangrijke emotionele thema’s. Ondanks de interactie tussen emotie en narratieve processen, ontwikkelden emotiegerichte therapie (EFT) en narratieve therapie zich los van elkaar. In dit boek integreren Lynne Angus en Leslie Greenberg beide benaderingen op basis van empirisch onderzoek. De EFT heeft zich ontwikkeld vanuit cliëntgerichte, gestalt-, experiëntiële en existentiële benaderingen, maar kijkt tevens door de bril van de moderne cognitieve en emotietheorie. Ze streeft ernaar om het empathisch volgen van de beleving van de cliënt te combineren met het actief sturen van het proces. Voor laatstgenoemde wordt voortgebouwd op werkvormen die zijn ontwikkeld binnen de gestalttherapie (Perls, Hefferline & Goodman, 1951) en binnen de cliëntgerichte beweging, onder anderen door Gendlin (1981, 1996) in de vorm van het focussen.

Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek wordt gezocht naar een systematische beschrijving van therapeutische processen. Daartoe is een bottom-upbenadering gekozen, waarbij door observatie en bevragen van zowel therapeuten als cliënten helpende momenten binnen therapieën werden geselecteerd en bestudeerd. Door dergelijk intensief in-sessieonderzoek naar veranderingsprocessen kunnen processignalen ofwelmarkers beschreven worden, die vatbaar zijn voor specifieke interventies.

EFT beoogt primair om cliënten te helpen bij het ontwikkelen van meer gedifferentieerde en functionele emotieschema’s en gaat uit van een dialectisch-constructivistisch model van therapeutische verandering. Daarbij ligt de nadruk op zelfontwikkeling. Het zelf wordt gezien als een proces en niet als een structuur; het is steeds in ontwikkeling. Mensen worden geacht zich te stabiliseren rond voor hen unieke constellaties van emotie en cognitie die telkens opnieuw worden ververst. Betekenisgeving is daarbij erg belangrijk. Cliënten worden gezien als actief handelende personen die proberen problemen op te lossen. Therapeuten kunnen hen daarbij helpen met specifieke interventies. Deze zijn erop gericht de cliënt in contact te brengen met wezenlijke, adaptieve emoties.

Angus, Levitt en Hardtke (1999) ontwikkelden vanuit eenzelfde gedachtegang een coderingssysteem voor narratieve processen. Daarbij maken ze onder meer onderscheid tussen narratieven die extern zijn (herinneringen aan gebeurtenissen), dan wel intern (emotionele ervaringen) of reflectief (creëren van betekenis). Op basis hiervan worden in dit boek vijf therapeutisch kernprocessen beschreven, die elkaar deels overlappen. Het eerste proces betreft het bewustzijn van emotionele toestanden. De beschrijving van dit proces komt voort uit het denken van Gendlin. Deze onderkende het belang van contact maken met het lichamelijke ervaren met betrekking tot een bepaalde situatie, en noemde dit de ‘felt sense’. De fundamentele ervaring is primair een woordeloos verhaal dat we beeldend, zintuiglijk en actiegericht beleven. Zo kan een cliënt, bij het stilstaan bij een schaamtebeladen situatie, lijfelijk de neiging om weg te kruipen voelen. Aan deze ervaring moet aandacht gegeven worden, voordat het beleefde verhaal een verteld verhaal kan worden. Dat brengt ons bij het symboliseren van deze ‘felt sense’ als het tweede proces. Het verwoorden van gevoelens speelt een belangrijke rol in de emotieregulatie. Daarbij is het wezenlijk dat deze verwoording voortkomt uit lichamelijk-sensorisch ervaren. Het derde proces omvat de reflectie op de ervaring, met als doel deze begrijpelijk te maken binnen de levensgeschiedenis. Het vierde proces betreft de transformatie van de beleving in meer adaptieve richting. Daarbij gaat het om betekenisverlening. Een zinvolle verandering is bijvoorbeeld als angst en schaamte met betrekking tot een traumatische belevenis verschuiven naar boosheid en verdriet omtrent het doorstane geweld. Als vijfde proces wordt reconstructie van de identiteit genoemd. Als het cliënten lukt om negatieve emotionele ervaringen te integreren in een coherent levensverhaal, worden er twee vormen van reconstructie van de identiteitsbeleving aangetroffen: ten eerste een nieuw wezenlijk besef van eigenwaarde en ten tweede een radicale, betekenisvolle verandering in hoe men zichzelf en anderen ziet en begrijpt.

Het veranderingsproces richt zich enerzijds op een veilige hechting die wordt ondersteund door de affectregulerende functie van narratieve ordening van de ervaring, en anderzijds op de ontwikkeling van een coherente zelfidentiteit.Om dit doel te bereiken, worden therapeuten aangemoedigd de verhaallijnen van hetgeen de cliënt vertelt te volgen en tegelijkertijd de affectieve betekenis en de impact van deze gebeurtenissen erbij te betrekken. Als de cliënt een verhaal vertelt waarbij de bijbehorende emotie ontbreekt, richt de therapeut zich op het in de beleving brengen van de vermeden emoties. Bij verhalen die inconsistent zijn, helpt de therapeut de structuur van het verhaal en de bijbehorende emoties te ontwarren. Vanuit narratief perspectief is er tijdens psychotherapiesessies steeds een beweging gaande tussen drie narratieve modaliteiten: de externe (wat gebeurt er?), de interne (wat voel ik?) en de reflectieve modaliteit (wat is de betekenis?). Een opvallend inzicht dat uit onderzoek naar de narratieve processen binnen EFT naar voren komt, is dat de overgang van het vertellen van een verhaal (extern narratief) naar emotionele differentiatie (intern narratief) het meest succesvol verloopt, als dat wordt voorafgegaan door reflectie op het externe narratief. Dus als de therapeut specifiek focust op de emotionele betekenis van een gebeurtenis, in de context van de zelfreflectie van de cliënt, helpt dat de cliënt vollediger stil te staan bij de eigen emotionele beleving, zoals ervaren in de therapiesessie.

De narratieve benadering binnen EFT onderscheidt verschillende soorten narratieven, die deels stagnerend zijn en deels helpend. Voor elk type wordt besproken hoe de therapeut ze kan onderkennen (cliëntmarkers) en welke interventiestrategie erbij past.

– 
Same old story. Deze term wordt gebruikt voor verhalen die veralgemeniserend gaan over interactiepatronen en emotionele toestanden die steeds weer op niets uitlopen. Ze worden vaak op vlakke toon en externaliserend verteld.Omcliënten te helpen uit dit uitzichtloze patroon te komen, streeft de EFT-therapeut ernaar specifieke en emotioneel levendige autobiografische herinneringen naar voren te halen. Het doel is om essentiële maladaptieve schema’s te expliciteren, die ten grondslag liggen aan het script van het oude bekende verhaal. Vervolgens helpt de therapeut om de betekenis van deze specifieke gebeurtenis te herzien, waardoor er een nieuwe verhaallijn ontstaat, met de cliënt als actieve hoofdpersoon.
– 
Empty stories. Hiermee wordt gedoeld op verhalen zonder de bijpassende emotie. Het verhaal wordt verteld alsof de cliënt een onverschillige buitenstaander is en zonder dat de betekenis van het verhaal duidelijk wordt. De taak van de therapeut is hier om de passende emoties voelbaar te maken voor de cliënt. Daartoe kan hij zijn eigen beleving gebruiken of evocatieve interventies toepassen.
– 
Unstoried emotions. Deze term wordt gebruikt voor emotionele uitingen die niet zijn ingebed in een narratieve context. Voorbeelden zijn: ongereguleerde emoties, onvermogen om een specifieke oorzaak of context van de emotie te identificeren of geen idee van de betekenis van de emotionele toestand. De therapeut valideert de emotionele toestand van de cliënt en probeert vervolgens samen de context en betekenis van de emoties te reconstrueren.
– 
Broken stories. Dit zijn narratieven met tegenstrijdige verhaallijnen. Er ligt vaak trauma aan ten grondslag. Er worden twee subtypen onderscheiden: emotionele incoherentie en narratieve incoherentie. Markers voor emotionele coherentie zijn: een dominante verhaallijn die doorbroken wordt door actuele of gevreesde gebeurtenissen, er is innerlijke strijd, onbegrip, verwarring of de cliënt is in de war over traumatische herinneringen. Er wordt gesproken van narratieve incoherentie als het verhaal van de cliënt gefragmenteerd of onduidelijk en moeilijk te volgen is. Er zijn ook narratieven die wijzen op een (begin van) verandering. Het is belangrijk om deze te onderkennen, omdat ze dan versterkt kunnen worden om een helend proces bij de cliënt te versnellen. Er worden drie typen onderscheiden:
– 
untold stories, waarbij het erom gaat dat bij de cliënt een levendige, persoonlijke herinnering opkomt die als te pijnlijk, gênant of onbelangrijk wordt ervaren om aan de therapeut te vertellen (uiteraard gaat het er dan om de cliënt aan te moedigen dit toch te wagen);
– 
unique outcome stories, die gaan over ervaringen die onverwacht nieuw zijn en negatieve verwachtingen en aannames uitdagen (er worden twee soorten onderscheiden: ‘unexpected outcome stories’ en ‘self-identity change stories’);
– 
healing stories, waarbij de cliënt levendig vertelt over een specifieke gebeurtenis waarin positieve emoties een rol spelen (zoals warmte, veiligheid, liefde en validatie).

Al deze vormen van narratieven worden toegelicht aan de hand van therapiefragmenten. Twee uitgebreide gevalsstudies aan het eind van het boek illustreren hoe het model kan worden toegepast op de behandeling van depressie en trauma. Beide worden voorafgegaan door een visie op het betreffende probleemgebied. Dan volgt een verslag van een succesvol verlopen behandeling. Fragmenten van therapiegesprekken worden toegelicht vanuit de besproken benadering. Dat geeft zicht op hoe de therapeut zijn interventies kiest. De werkwijze gaat hierdoor leven.

Het is een genoegen een boek te lezen dat gebaseerd is op kwalitatief onderzoek naar therapieprocessen. Veel is een bevestiging van bekende wijsheid binnen inzichtgevende therapieën. Het is winst dat deze door onderzoek wordt ondersteund. De EFT is belangrijk als modernisering van de cliëntgerichte psychotherapie. De narratieve invalshoek levert vooral een bijdrage aan het ontwikkelen van nieuwe betekenisgeving. Meer dan de mij bekende literatuur vanuit de narratieve psychologie gaat dit boek in op de proceskant van de verhalen die verteld worden. Daardoor wordt inzichtelijk hoe het bewerken van de narratieven kan bijdragen aan emotiegerichte therapeutische processen.


Literatuur

Angus, L., Levitt, H., & Hardtke, K. (1999). The Narrative Process Coding System: research applications and implications for psychotherapy practice.Journal of Clinical Psychology, 55, 1255–1270.
PubMed CrossRef ChemPort
 
Gendlin, E.T. (1981).Focussen. Haarlem: De Toorts.
 
Gendlin, E.T. (1996).Focusing-oriented psychotherapy: a manual of the experiential method.New York: The Guilford Press.
 
Perls, F., Hefferline, R.F., & Goodman, P. (1951).Gestalt therapy. New York: Dell.
 
Naar boven