Kunst & kunde

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2011
10.1007/s12485-011-0057-7

FORUM

Kunst & kunde

JACQUES M.G. MAURER1

(1)  Orbis GGZ in Sittard-Geleen, Sittard-Geleen, The Netherlands

: 5  2011


klinisch psycholoog/psychotherapeut, is werkzaam als P-opleider
Reactie op Max Lauteslager (2011), Wetenschap, akkoord, maar welke wetenschap? Het EBP-debat dat maar geen debat wil worden. Tijdschrift voor Psychotherapie, 37, 276-293

Prikkelend, de licht satirische en uitdagende toon waarop Lauteslager verslag doet van het debat over evidence-based practice (EBP) tussen Marcus Huibers en Anton Hafkenscheid. Deze toon en de inhoud van het debat spreken mij erg aan: de weergegeven discussie raakt voor mij de kern van de dilemma’s in onze dagelijkse psychotherapiepraktijk. Namelijk: het belang om een therapeutische alliantie aan te gaan die er niet zomaar is, maar waaraan je (soms hard) moet werken als therapeut (en dat is inderdaad heel iets anders dan vooral ‘aardig doen’). Mooi is ook hoe Lauteslager het betoog van Hafkenscheid over diens definitie van EBP weergeeft. Kort wordt aangeduid wat EBP oorspronkelijk inhield: een snijpunt van onderzoeksevidentie, klinische expertise en de waarden van de hulpvrager.

Deze discussie speelt ook binnen de praktijk van de psychotherapie aan kinderen en jeugdigen. Vanuit dit werkveld – een te zeer van de psychotherapie aan volwassenen gescheiden wereld, met afzonderlijke opleidingen, verenigingen en tijdschriften – haal ik graag ter ondersteuning van het belang van de therapeutische alliantie ‘eigen werk’ aan. Westermann, kinder- en jeugdpsychiater bij Orbis GGZ, in Sittard-Geleen, en ik publiceren de laatste jaren over hoe de eigen klinische expertise in te zetten en de stem van de hulpvrager een plaats te geven in de behandeling. Dat doen we via het door ons ontworpen ‘Dialoogmodel’ (Maurer &Westermann, 2007). We zetten vraagtekens bij behandelingen gebaseerd op evidence-based practice als geen rekening gehouden wordt met de relationele stijl en de leerstijl van de hulpvrager (Westermann & Maurer, 2010).

Westermann (2010) laat bovenal in zijn promotieonderzoek, enigszins ironisch, via een RCT zien dat het er toe doet hoe je een ‘via een RCT bewezen effectieve behandeling’ voorlegt aan hulpvragers en dat je met een dialooggerichte attitude kunt zorgen voor minder ambivalentie over de vraag of je al dan niet aan een bepaalde behandeling wilt beginnen. Waar het om gaat bij het Dialoogmodel: het gebruik van deze dialooggerichte attitude, het gebruik van visualisatie (‘een plaatje zegt meer dan duizend woorden’) en het creëren van een gezamenlijke taal. De hulpvrager wordt hierbij uitgenodigd om gezamenlijke woorden te vinden voor wat helpt en hindert in het huidige gedragspatroon, hoe dit vorm krijgt in samenhang met de omgeving, en hoe hierin emoties, gedachten, de eigen relationele stijl en lichamelijke aspecten een plaats hebben. Dit alles wordt overzichtelijk uitgetekend.

Lauteslager betreurt het dat zich geen echt debat ontrolt tussen Hafkenscheid en Huibers. Huibers lijkt als verdediger en pleitbezorger van de ‘evidentie’ minder sympathie van hem te krijgen. Ik denk dat Lauteslager het mis heeft: hij verlangt een debat dat in mijn ogen een schijndebat is. Het is trouwens mosterd na de maaltijd. Het ‘echte’ debat gaat over in hoeverre specifieke en universele factoren elkaar in psychotherapie al of niet aanvullen, of nodig hebben, of tegenwerken. Colijn (2010) heeft op de vorige Dag van de Psychotherapie tijdens zijn plenaire lezing ‘The embarrassment of riches – De gouden eeuw van de psychotherapie’ bovendien een dergelijk debat overbodig gemaakt: psychotherapie werkt dankzij ‘techniek’ én ‘therapeutische relatie’. In de daaropvolgende debatten op die dag (daar wel) is nog even krampachtig gesparteld of we toch niet van ‘òf/òf’ in plaats van ‘én/én’ zouden moeten spreken. Bij sommige debatten vroeg ik mij af of ik de enige was die de lezing van Colijn gevolgd had, terwijl de zaal in Krasnapolski toch aardig vol zat.

Volgens mij houdt Colijn ons voor: psychotherapie is en blijft kunst én kunde. Met zijn dia’s van schilderijen van Hollandse meesters toonde hij (was dit bewust? is dit een parallelproces?) hoe de schilder in zijn atelier zijn professionele technieken, zijn meesterschap, zijn ‘kunde’ toepast en hoe daarna ‘kunst’ ontstaat in de ontmoeting tussen zijn werk en de toeschouwer. Daar ontvouwt zich de dialoog tussen dat wat de kunstenaar ‘erin heeft gelegd’ (een bepaalde interpretatie van de werkelijkheid? zijn ‘ziel’?) en dat wat de ander ‘erin ziet’ (wat raakt hem of haar?). Ontstaat er geen dialoog, dan is het geen kunst, dan zeggen we met enig respect: dat is kundig gemaakt; of minder respectvol: dat is een kunstje; of afwijzend: dat is kitsch.

Het enige werkelijke debat dat naar mijn idee nodig is, richt zich op het betoog van Colijn. Zijn we het als psychotherapeuten met de interpretatie/ stellingname van Colijn eens of niet? Huibers geeft, tot verwondering van Lauteslager, al antwoord: ‘en [we] kwamen ter plekke al tot de conclusie dat we het over veel dingen eens zijn.’ (p. 292). Of bedoelt hij toch iets anders?


Literatuur

Colijn, S. (2010). The embarrassment of riches. De gouden eeuw van de psychotherapie. Lezing op de Dag van de psychotherapie in Amsterdam op 10 december 2010 (www.cms.psychotherapie.nl/NVPCMS/upload/7_190.pdf)
 
Maurer, J.&Westermann, G. (2007). Beter communiceren in de hulpverlening. Het Dialoogmodel als leidraad. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
 
Westermann, G.M.A. (2010). Ouders adviseren in de jeugd-GGZ. Het ontwerp van een gestructureerd adviesgesprek. Maastricht: Datawyse/Universitaire Pers. (www.repub.eur.nl/res/pub/22397/)
 
Westermann, G. & Maurer, J. (2010). Bewezen effectieve therapie: en toch werkt het niet. Tijd voor dialoog en visualisatie. Kind & Adolescent Praktijk, 9, 100–106.
SpringerLink
 
Naar boven