Hoe dit boek te typeren? Deze ogenschijnlijk gemakkelijke vraag heeft deze recensent heel wat kopzorgen bezorgd. De auteurs van ‘Sex, sexuality and therapeutic practice’ beogen (klinisch) psychologen grondig te laten kennismaken met de klinisch-seksuologische praktijk. Deze doelstelling willen de schrijvers met grote ambitie waarmaken. Het is een belangrijke doelstelling omdat (klinisch) psychologen seksuologisch slecht opgeleid worden en vaak opgevoed zijn met de onterechte wetenschapsfilosofische boodschap dat seksualiteit niet gesitueerd is in een culturele, historische en politieke context, maar een onveranderlijk biologisch gegeven is. Het alternatieve gezichtspunt en de hoofdboodschap van Butler en collega’s, dat seksualiteit een betekenisvolle culturele constructie is, die gekenmerkt wordt door variabiliteit, wordt talloze malen herhaald in dit boek.
De auteurs werken hun perspectief uit op een klassieke manier met hoofdstukken over de relatie tussen sekse, lichaam, seksualiteit, gedrag en identiteit, over hoe te spreken over seks, over (on)gezondheid en seks, over seksuele en genderminderheden, over seks gedurende de levensloop en ten slotte over cultuur en seksualiteit. Dit zijn boeiende en belangrijke thema’s, die echter oppervlakkig uitgewerkt worden. Wie diepgang zoekt, zal die niet vinden in deze publicatie. Zo wordt bijvoorbeeld doorheen het boek weliswaar lippendienst bewezen aan biologische determinanten van seksualiteit, maar de auteurs geven geen gedegen actueel overzicht van deze beïnvloeding. De lezer die deze kritiek onderbouwd wil zien, geef ik als opdracht dit boek te vergelijken met The Journal of Sexual Medicine. Mijn voorspelling is dat deze vergelijking zal uitwijzen dat biologische invloeden op seksualiteit veel groter, maar ook veelvormiger zijn dan de auteurs van dit boek beweren; denk naast hormonen ook aan neurotransmitters, hersenstructuren en genen (zie Heiman & Pfaff, 2011; Roselli & Balthazart, 2011). Een ander voorbeeld van oppervlakkigheid is het nagenoeg volledig ontbreken van aandacht voor hedendaagse partnerrelatietherapeutische interventies bij seksuele problemen en seksuologische interventies bij partnerrelatieproblemen (voor een overzicht, Gurman, 2008).
1. |
Wat denkt u dat de oorzaak is van heteroseksualiteit?
|
2. |
Wanneer en hoe besloot u voor het eerst dat u hetero was?
|
3. |
Waarom hebben heteroseksuelen zoveel aandacht voor seks?
|
Deze vragen lijken open deuren te zijn, maar worden in onze samenleving en in de klinische psychologie zelden gesteld over heteroseksualiteit, maar des te vaker over homoseksualiteit. Clinici worden door deze opdrachten geconfronteerd met hun eigen vooronderstellingen en de mogelijke (negatieve/ positieve) effecten daarvan op de therapeutische relatie.
Terug naar de reeds gesignaleerde kopzorgen en naar de nog onbeantwoorde vraag of dit een geslaagd boek is. Ik heb daar lang over getobd en veel gemengde gevoelens over gehad. Boeiend is zeer zeker het constructionistische uitgangspunt, de grote nadruk op de betekenis van seksualiteit en de invloed van de attitudes,waarden en normen van de therapeut(e). De hierbij aansluitende oefeningen zijn voor opleiding en therapie heel bruikbaar. De achilleshiel van het boek is echter de oppervlakkigheid: theorieën, diagnostische instrumenten en therapeutische interventies worden te weinig uitgewerkt en vooral het hoe seksuologische hulpverlening te doen wordt te veel verwaarloosd. Dat is jammer,want naast algemeen therapeutische kunde, meen ik dat seksuologische hulpverleners precies dienen te weten welke tests valide zijn, welke theorieën bruikbaar en evidence-based zijn en welke interventies voldoen aan de eisen van evidence based practice. Maar boven alles vind ik dat ze dienen te weten uit welke componenten en interventies de (psychologische) seksuologische hulpverlening bestaat en hoe je die adequaat toepast. Het ontbreken van gedetailleerde beschrijvingen van deze zaken en oefeningen om ze te leren is het grootste hiaat van deze handleiding. Gelukkig wordt dit hiaat in ons taalgebied voor seksuele disfuncties opgevuld door het in 2010 verschenen boek van Van Lankveld, Ter Kuile en Leusink.