‘Nederland zweeft’, kopte nrc.next op 3 juni jongstleden. Het krantenartikel ging over de resultaten van het onderzoek naar kerkelijkheid in Nederland. De bevindingen zijn voorspelbaar: de kerken lopen leeg, maar de godsdienstigheid blijft. Mensen zoeken het steeds meer in buitenkerkelijke religie of spiritualiteit, zij het in zeer uiteenlopende vormen: van New Age tot Zenboeddhisme, van allerlei esoterische geneeswijzen en therapieën tot paranormale behandelingen. Onder de buitenkerkelijke gelovigen bevinden zich zogeheten ‘ietsisten’ (mensen die geloven dat er wel ‘iets’ hogers bestaat, zonder dat ze precies weten wat het is), maar ook aanhangers van oosterse goeroes. Omdat het allemaal nog al vaag overkomt, worden deze spirituele zoekers vaak als zwevers weggezet.
Onder de grote groep mensen die antwoorden op hun levensvragen buiten de kerk en de moskee zoeken, bevindt zich niet alleen kaf, maar ook het nodige koren. Om alles op één hoop te gooien en af te doen als vaag en zweverig lijkt me iets te gemakkelijk en nogal denigrerend. Er zijn veel serieuze zoekers onder die in de kerken en moskeeën niets meer te zoeken hebben, maar de grote levensvragen niet uit de weg gaan en er een eigentijds antwoord op zoeken. Met de vraag naar de zin van het leven en de vraag hoe je een ‘goed’ leven kunt leiden, kun je heel concreet bezig zijn, zonder dat je gaat zweven.
Opvallend in het genoemde onderzoek is dat zowel bij de traditionele als bij de nieuwe gelovigen zelfontplooiing en persoonlijke groei de kern uitmaken van hun geloof. ‘Laten we eerst zoeken naar onze innerlijke god,’ denkt 86% van de bevolking volgens het onderzoek. Ik vraagt me af of ze religie vervangen hebben door psychologie. Hield de psychotherapie zich ooit ook niet bezig met persoonlijke groei en hoort ‘het zelf’ niet bij uitstek tot haar domein? Hoeveel van deze ‘zwevers’ komen in onze praktijk, wat verwachten ze van ons en wat hebben we ze te bieden? Zijn wij misschien de opvolgers van de pastoor en de dominee?
Psychotherapie en religie hebben altijd op gespannen voet met elkaar gestaan. Dat is allemaal begonnen bij Freud, die een echte atheïst was en het religieuze geloof van mensen herleidde tot zijn psychologische wortels. Zo werd de psychotherapie een bedreiging voor de gelovigen en de kerkelijke instanties, zoals eerder de natuurwetenschap. Paradoxaal genoeg werd Freud later vanuit de wetenschappelijke wereld verweten dat zijn psychoanalyse eerder een soort religie is dan een wetenschap. Voor Freud een reden om uitdrukkelijk het wetenschappelijke karakter van zijn behandeling te benadrukken, bang als hij was in de occulte hoek gezet te worden. Dit spanningsveld is in onze tijd nog steeds springlevend. Wetenschappers die geen hoge dunk hebben van psychotherapie zien haar vaak als een magische praktijk of stellen dat het een soort religie is en zeker geen wetenschap. Als reactie doen psychotherapeuten er alles aan om het wetenschappelijke karakter van hun discipline te onderstrepen, soms ten koste van de eigen identiteit.
In dit krachtenveld zijn psychotherapeuten die op enigerlei wijze een plaats willen geven aan het ‘religieuze’ of ‘spirituele’ in hun psychotherapeutische benadering bij voorbaat verdacht. Een berucht voorbeeld daarvan in het recente verleden is de Amerikaanse toponderzoeker Allen Bergin, bekend van zijn empirische onderzoek naar de effecten en werkzame factoren van psychotherapie. Toen hij in woord en geschrift verkondigde dat psychotherapeuten er goed aan zouden doen meer aandacht te besteden aan het religieuze en minder bevooroordeeld te zijn in dit opzicht, was de psychotherapeutische kerk te klein en dreigde excommunicatie. Pikant was ook dat hij uit de doeken deed dat psychotherapeuten zelf bepaalde waarden aanhangen en andere afkeuren. Zo stelde hij dat zelfontplooiing de dominante waarde is van de psychotherapie en dat daardoor egoïsme en narcisme bevorderd worden. Te grote nadruk op zelfontplooiing staat volgens Bergin op gespannen voet met de christelijke waarde van het altruïsme. Psychotherapie zou daarom toch een bepaald soort religie zijn, of minstens een levensbeschouwing en haar waarden en mensbeeld expliciet of impliciet op haar cliënten overbrengen.
Bergin heeft wel een punt, maar psychotherapie is geen religie. Wel kan ze als waardegeoriënteerde activiteit ontsporen en verworden tot een ideologie of een geloof waarin narcisme en egoïsme worden gecultiveerd, ten koste van andere belangrijke waarden. Daar zijn genoeg voorbeelden van in de periode waarin Bergin actief was. Psychotherapie is geen geloof, maar ook geen wetenschap in de strikte zin van het woord. Ze houdt het midden tussen deze twee uitersten. Psychotherapie is wars van dogma’s en heeft niets godsdienstigs, magisch, occults of bovennatuurlijks. Elke vorm van ‘zweven’ is haar vreemd. Ze is heel feitelijk, rationeel, praktisch en ervaringsgericht.
Maar dat wil niet zeggen dat ze een toegepaste wetenschap is in de strikte zin van het woord, vergelijkbaar met een ingenieur die kennis uit de fysica toepast. Tegelijkertijd is het waar dat weinig beroepspraktijken zo uitgebreid wetenschappelijk onderzocht zijn als de psychotherapeutische. Maar dat is iets anders dan te stellen dat psychotherapie een toegepaste natuurwetenschap is.
Psychotherapie gaat over de tastbare, concrete en ervaarbare werkelijkheid van ons dagelijks leven en wat daarin moeilijk en problematisch is. Psychotherapie realiseert haar waarden niet door geloofsverkondiging of theoretische beschouwingen, maar op een uiterst praktische en gedisciplineerde manier. Ze is erop gericht ons te confronteren met onszelf en de harde feiten van het bestaan. Psychotherapie gaat daarom ook over de zin van het leven en over de vraag hoe we het leven moeten leiden. Ze is verwant aan wat we tegenwoordig levenskunst noemen. We kunnen haar zien als een praktische levensfilosofie en daarin spelen waarden een belangrijke rol. Maar psychotherapie is niet alleen een methodiek, ze is ook gericht op bepaalde doelen, het realiseren van bepaalde waarden, zoals zelfontplooiing, autonomie, verbondenheid, echtheid en waarheidsgetrouwheid. We hoeven niet te kiezen tussen zelfontplooiing en verbondenheid. Het een veronderstelt het andere: zonder autonomie geen verbondenheid en zonder verbondenheid geen autonomie.
Terug naar de ‘zwevers’ en de zoekers en de vraag wat wij hun te bieden hebben. In de loop der jaren heb ik heel wat zoekers in mijn praktijk gehad en ik weet zeker dat ik niet de enige ben. Mensen die in een werkcrisis of een relatiecrisis beland waren of in beide. Anderen die op latere leeftijd worstelen met onverwerkte trauma’s. Mensen die getroffen worden door levensbedreigende ziekten. Ook mensen die in een existentiële crisis verkeren omdat hun oude geloof wankelt of omdat ze door onoplosbare problemen in een diepe depressie gekomen zijn. De vraag naar de zin van het leven is in die context een hele concrete, net zo goed als de vraag hoe je moet leven. Wij zijn als psychotherapeuten goed toegerust om deze problemen met mensen te bespreken, door te werken en oplossingen te zoeken.
Daar denkt de minister anders over. Zij vindt dat we levensproblemen maar in onze eigen omgeving moeten ‘uitvogelen’ (ze heeft het echt zó gezegd!), daar is de overheid niet voor. Pas als je echt ziek bent, kun je een beroep doen op betaalde hulp. Levensproblemen zijn luxeproblemen of in het beste geval iets voor de dominee, de pastoor en de imam. Het oude onderscheid tussen luxeproblematiek en echte ziekten wordt zonder enige discussie weer van stal gehaald. Maar de scheiding tussen echte ziekten en levensproblemen is kunstmatig. Mensen die met levensproblemen bij ons komen, worstelen met serieuze problemen, waar ze zelf niet meer uitkomen en die bovendien altijd samengaan met allerlei stoornissen, beschreven in de DSM. Deze zijn een graadmeter voor de ernst van de situatie. Psychotherapie die zich richt op levensproblemen houdt zich bezig met de harde feiten van het leven en hoe je daarmee om kunt gaan. Als je voor die problemen hulp zoekt, doe je dat niet voor de lol.
Psychotherapeutische hulp is niet alleen op het gebied van psychiatrische ziekten van betekenis. Ook voor al die mensen die worstelen met de problemen waarvoor het leven in 2011 ons stelt, kan psychotherapie een redelijk alternatief zijn. Het staat onze samenleving uiteraard vrij daar wel of niet voor te willen betalen. De prangende vraag is nu hoeveel geld cliënten die deze hulp zoeken er zelf voor over hebben.