Tuchtrechtelijk

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2011
10.1007/s12485-011-0059-5

FORUM

Tuchtrechtelijk
Cliënt staat herhaaldelijk voor gesloten deur

M.L. BUITENHUIS1

(1)  Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP), Amsterdam, The Netherlands

: 5  2011


psycholoog, is werkzaam als beleidsmedewerker

Op 3 december 2009 dient cliënt Y bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam een klacht in tegen psychotherapeut X. X is vrijgevestigd en heeft een solopraktijk zonder secretariële ondersteuning. De cliënt verwijt de psychotherapeut dat hij hem herhaaldelijk op de afgesproken tijden voor een gesloten deur heeft laten staan of op moment van aankomst de sessie heeft verzet. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam oordeelt dat de klacht gegrond is en heeft, mede gezien het feit dat er eerder over een vergelijkbare situatie een klacht tegen de psychotherapeut is ingediend, de maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden opgelegd1.


Situatie

De therapie van cliënt Y begint op de gebruikelijke wijze: na een tweetal intakegesprekken, waarbij een aantal psychologische tests is afgenomen, wordt een derde afspraak gepland. Als de cliënt op de afgesproken tijd bij de praktijk aankomt, wordt er echter niet opengedaan. De cliënt probeert vervolgens de psychotherapeut te bellen en stuurt hem een e-mailbericht. Later op de dag belt de psychotherapeut terug, biedt zijn excuses aan en maakt een afspraak voor de volgende dag. Als de cliënt de volgende dag op de afgesproken tijd arriveert, laat de psychotherapeut hem weten wegens ‘persoonlijke problemen’ niet in staat te zijn om de afspraak na te komen. De cliënt stuurt de psychotherapeut een mail met het verzoek om hem in het vervolg tijdig te informeren als een afspraak niet door kan gaan. Twee dagen later biedt de psychotherapeut opnieuw zijn excuses aan en laat hij de cliënt weten dat de reeds geplande afspraak van een week later wél door kan gaan. Een week later staat de cliënt weer voor een gesloten deur en neemt contact op met de Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & Psychotherapeuten (NVVP). Een medewerker van de NVVP laat hem weten dat hij niet de enige is die dergelijke problemen ondervindt bij deze praktijk.


Klacht

De kern van de klacht is dat de psychotherapeut, doordat hij in relatief korte tijd gemaakte afspraken herhaaldelijk niet is nagekomen, is tekortgeschoten in de zorg die van hem mocht worden verwacht.


Verweer

De psychotherapeut geeft als verklaring voor zijn gedrag dat hij die week geheel onverwacht twee epileptische insulten heeft gehad. In het verleden heeft hij eerder iemand zonder bericht van verhindering voor een gesloten deur laten staan. Dit had te maken gehad met langere perioden van terugkerende insulten en daaruit voortvloeiende stemmingsproblemen. Na gedurende meer dan een jaar niet te hebben gewerkt, leek zijn medische situatie dusdanig stabiel dat hij het risico durfde te nemen om weer zelfstandig, zonder secretariële ondersteuning, te gaan werken.


Overwegingen en oordeel van het college

De psychotherapeut is in een zeer kort tijdsbestek drie keer zijn afspraak met de cliënt niet nagekomen. De reden die hij geeft, ontslaat hem niet van de plicht om maatregelen te treffen en de cliënt in geval van ziekte tijdig in te lichten over het niet doorgaan van een geplande afspraak. Dat de psychotherapeut dit heeft nagelaten is hem tuchtrechtelijk te verwijten, stelt het college. Dit klemt des te meer omdat de psychotherapeut eerder voor een vergelijkbare klacht tuchtrechtelijk is veroordeeld. In die zaak is op 14 april 2009 een waarschuwing uitgesproken. De psychotherapeut voerde in die periode eveneens een solopraktijk zonder secretariële ondersteuning.

Het college heeft in zijn de beslissing over deze vergelijkbare klacht onder meer het volgende overwogen (www.tuchtrecht.overheid.nl/ljn/YG1110, pp. 2-3): Het college heeft begrip voor de moeilijkheden waarmee verweerder kennelijk is geconfronteerd. Echter, juist om situaties als onderhavige te voorkomen waarin een hulpverlener tijdelijk geen zorg kan verlenen aan hem toevertrouwde patiënten en zij hiervan de dupe kunnen worden, is het geboden om voor noodgevallen tijdig – dus op een moment dat hij daartoe in staat is – een adequate waarnemingsregeling te treffen. Het had dan ook, zeker op het moment dat verweerder alleen zijn praktijk ging voeren, op zijn weg gelegen om met collega’s afspraken hierover te maken. Door dit na te laten is verweerder in gebreke gebleven ten opzichte van degenen die aan zijn zorg waren toevertrouwd. Dit is hem tuchtrechtelijk te verwijten.

Het college stelt vast dat de psychotherapeut, ruim zeven maanden na de uitspraak van het regionaal tuchtcollege, geen maatregelen heeft getroffen voor een adequate waarneming. Hiermee heeft hij willens en wetens het risico genomen dat de situatie zich zou herhalen. Het college geeft aan dat deze omstandigheid het ernstigste doet vrezen voor andere patiënten die hij in behandeling heeft of krijgt. Dat hij (tijdelijk) zijn praktijk heeft gesloten, zoals hij in zijn verweerschrift heeft gesteld, maakt dit niet anders.

Op grond van het voorgaande oordeelt het college dat de klacht gegrond is. De psychotherapeut heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 12 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) jegens zijn patiënt had behoren te betrachten. Deze omissie wordt de psychotherapeut tuchtrechtelijk zwaar aangerekend: als sanctie wordt een schorsing van de inschrijving in het BIG-register uitgesproken voor de duur van drie maanden.


Leerpunten

In deze casus had de psychotherapeut een probleem met zijn gezondheid. Het is ook denkbaar dat een psychotherapeut plotseling voor langere tijd in het ziekenhuis wordt opgenomen, of erger: geheel onverwachts overlijdt. De zorgplicht tegenover cliënten impliceert dat er tijdig maatregelen dienen te worden getroffen om in een solopraktijk, ook wanneer een psychotherapeut daartoe niet zelf in staat is, aan die zorgplicht te kunnen voldoen.

Waarneemregeling

Een psychotherapeut dient de cliënt bij de intake te informeren over de bereikbaarheid van de praktijk, evenals over regelingen voor waarneming tijdens afwezigheid. Een waarneemregeling geldt niet alleen voor vakantieperioden. Ook wanneer men door ziekte, een ongeval of een andere reden tijdelijk of blijvend niet is staat is zijn beroep uit te oefenen wordt vooraf geregeld dat een of meer collegae noodzakelijke werkzaamheden overnemen.

Deze verplichting vloeit voort uit de plicht tot continuïteit van zorg en het kunnen uitoefenen van de wettelijke patiëntenrechten, zoals omschreven in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Een adequate waarneemregeling wordt overigens verplicht gesteld in de contracten van de meeste zorgverzekeraars met vrijgevestigde psychotherapeuten.

Overdracht dossiers bij een onvoorzien einde van de beroepsuitoefening

In het verlengde van de waarneemregeling dient een vrijgevestigde psychotherapeut tijdig (schriftelijk) te regelen waar en door wie zijn dossiers bewaard worden, voor het geval hij door overlijden of een tijdelijke of blijvende absentie niet (langer) in staat is het dossier te beheren. Deze verplichting vloeit voort uit de bewaarplicht, de verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg en de wettelijke patiëntenrechten, zoals vastgelegd in de WGBO3.

Geregeld dient te worden dat in die situatie een of meer vakgenoten de professionele werkzaamheden overnemen dan wel afronden. Tegenover de cliënten en oud-cliënten houdt deze verantwoordelijkheid in dat zij worden geïnformeerd over:
1. 
het overlijden4 van hun psychotherapeut;
2. 
de plaats waar hun dossiers zich bevinden en met wie zij daarover contact kunnen opnemen5;
3. 
tot wie zij zich kunnen richten om te kunnen worden doorverwezen voor voortzetting van de behandeling.

Bij het aanschrijven van oud-cliënten dient eerst te worden nagegaan of zij nog op het adres wonen dat in hun dossier is vermeld. De cliënten zullen in de gelegenheid gesteld moeten worden het dossier op te halen of (aangetekend) toegestuurd te krijgen en zelf te bewaren. Naast hun recht op inzage en afschrift kunnen zij ook kiezen voor een vernietiging van het dossier.

Tevens is het van belang bij de beëindiging van de praktijkvoering verwijzers, zorgverzekeraars, collega’s in de regio, de regionale inspectie en beroepsverenigingen te informeren over de opvolging of de getroffen regeling inzake de dossiers. Wanneer een behandeling van een cliënt wordt voortgezet door een andere hulpverlener dient het dossier door de aangewezen vakgenoot – met toestemming van de cliënt – aangetekend per post te worden verstuurd aan de nieuwe behandelaar. De bewaarplicht van de vrijgevestigde psychotherapeut gaat dan over op de opvolger.

Als de achterblijvende partner van de psychotherapeut de dossiers in een afgesloten kast bewaart, dient hij of zij een beroep te doen op de psychotherapeut die het beheer voert over het archief om de uitoefening van het inzagerecht te begeleiden. De voorkeur gaat echter uit naar een bewaarplaats in een professionele omgeving die recht doet aan de voorwaarden met betrekking tot het beroepsgeheim en beveiliging van de gegevens.

Ziekte, ongeval of overlijden kan onverwachts toeslaan. De casus die in dit artikel wordt beschreven maakt duidelijk dat iedere vrijgevestigde psychotherapeut zelf verantwoordelijk is om tijdig maatregelen te treffen voor de continuering van zorg die een cliënt van hem mag verwachten. Als bij een overlijden niets vooraf is geregeld, dienen de achterblijvende partner of erfgenamen zich in te spannen om een vakgenoot – bijvoorbeeld de collega(e) met wie een waarneemregeling is getroffen of een collega uit de intervisiegroep – bereid te vinden om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Een psychotherapeut die werkzaam is in een groepspraktijk of in dienstverband zal zich ervan dienen te vergewissen dat en op welke wijze het bovenstaande in zijn werksetting geregeld is.


Literatuur

Meersbergen, D.Y.A. van,& Meerman, T. J.A.M. (2005). Overdracht patiëntendossiers na ontstentenis van de arts zonder opvolging (versie 3.0). Utrecht: KNMG.
 

1 1 YG1110, datum uitspraak: 17-05-2011, zaaknummer 2009/377P.
2 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, artikel 47:
Lid 1 – Degene die in een der in het tweede lid vermelde hoedanigheden in een register ingeschreven staat, is onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van:
a. enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van:
1. 
degene, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of zijn bijstand is ingeroepen;
2. 
degene die, in nood verkerende, bijstand met betrekking tot zijn gezondheidstoestand behoeft;
3 de naaste betrekkingen van de onder 1 en 2 bedoelde personen;
b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg.
Lid2–De inhet eerste lid bedoelde hoedanigheden zijn die van: arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige, verpleegkundige.
3 1 Op grond van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) moet een cliëntendossier vijftien jaar worden bewaard (gerekend vanaf het moment dat de behandeling wordt afgesloten). Bij elektronisch opgeslagen gegevens is het van belang dat de software en de hardware zodanig worden bijgehouden dat de toegankelijkheid van het elektronische dossier gegarandeerd is. Als dit niet kan worden gegarandeerd kan er eventueel worden geprint (Van Meersbergen & Meerman, 2005).
4 2 Of een andere oorzaak waarom de praktijkvoering is beëindigd zonder dat de psychotherapeut hen daar zelf over heeft kunnen informeren.
5 3 Het is aan te bevelen om cliënten daarbij te laten weten dat de dossiers gedurende vijftien jaar na het afronden van de behandeling moeten worden bewaard.
Naar boven