Op 14 april overleed Louis Tas, psychiater, psychoanalyticus, groeps- en relatietherapeut. In de landelijke dagbladen (de Volkskrant, Trouw, NRC-Handelsblad enHet Parool) en ook in de weekbladen (De Groene Amsterdammer enVrij Nederland) werd hij met artikelen en foto’s herdacht. De Volkskrant noemde hem de psychotherapeut van de Amsterdamse grachtengordel. Hij was een bekende Nederlander, ook al zou hij die kwalificatie met (zelf)spot ontvangen hebben.Het zou natuurlijk ook kunnen dat al die bekende schrijvers, kunstenaars en journalisten niet alleen uit trendgevoeligheid bij hem in behandeling kwamen, maar omdat Louis Tas iets bijzonders te bieden had als psychotherapeut.Wij kennen Louis als psychotherapeut, als supervisor en als collega en willen hieronder kort beschrijven wat hem volgens ons tot zo’n bijzondere psychotherapeutmaakte.
Louis was de zoon van de psychiater Jacques Tas. In 1943 werd hijmet zijn ouders gearresteerd en naar het concentratiekamp Bergen-Belsen gedeporteerd. Zijn zus dook onder. Allen overleefden de oorlog. Onder de schuilnaam Loden Vogel publiceerde Louis in 1946 ‘Dagboek uit een kamp’, dat in 1965 werd herdrukt en in 2000 heruitgegeven.Het is nog steeds zeer lezenswaardig.
Zijn vader Jacques was een van de eersten die onderkende en opschreef dat de overlevenden van de concentratiekampen en van de onderduik in de loop van de jaren psychische problemen zouden kunnen krijgen. In zijn psycho therapiepraktijk, die hij in 1958 was begonnen, behandelde Louis Tas de gevolgen van de oorlogstrauma’s bij oorlogsslachtoffers en hun kinderen en kleinkinderen. Zelf hield hij aan zijn oorlogservaringen een grote overlevingsdrang over: ‘Het ergste leven is nog altijd beter dan demooiste dood,’ meende hij.Wellicht was het ook daarom dat hij tot het eind toe wilde doorgaan met werken en dat hij zo er enorm onder leed dat hij daarmeemoest stoppen, omdat hij de ziekte had ‘die vernoemd is naar die Duitser van wie ik nu even de naam ben vergeten’.
Wat de verwerking van de oorlog en de vervolging betreft, is Tas’ uitspraak over Hitler opvallend, bijna schokkend in z’n mildheid: ‘Hitler en Stalin hadden allebei een dronken vader die hen sloeg.Dat heeft ze vervormd.’ (Interview door Coen Verbraak inVrij Nederland, 24-11-2007)
Louis was belangrijk voor zijn patiënten. Steeds weer wist hij hen op een narcisme sparende wijze, ook vaak met veel humor, te ontregelen. Zijn betrokkenheid was welgemeend enmenig patiënt is verrast geweest door zijn begaanheid.Daar zat ook een ingewikkelde kant aan.Hij was een gewild en veel gevraagd psychotherapeut. Collega’s en patiënten lieten graag merken dat zij een relatiemet hem hadden. Ofschoon zelf wars van dergelijke uiterlijk vertoon duidde dat wellicht ook op zijn manier om met zijn verlegenheid om te gaan. Zijn angst om door de mand te vallen was nooit heel ver weg. Over een avond dat iemand in een supervisiegroep een fles wijn had meegenomen om de verjaardag van een van de deelnemers te vieren, bekende Louis later dat hij even dacht dat hemmet een fles wijn (waar hij trouwens niet van hield) de wacht zou worden aangezegd.De angst om door de mand te vallen, een oplichter te zijn, was een gevoeligheid die niet alleen hemzelf trof, maar ook heel veel therapeuten. Zijn ontwapenende wijze om deze soms pijnlijke gevoelens te bespreken zal door velen therapeuten als bevrijdend zijn ervaren.
Louis heeft niet veel lezingen op zijn naam staan. Als spreker op een congres was hij niet gemakkelijk te coachen. In 1989 sprak hij op het PIU-symposium (nu PSU) over de tweede generatie oorlogsslachtoffers.Hij was ervan overtuigd dat een uitgeschreven en voorgelezen voordracht niet hetzelfde indringende effect kon hebben als een geheel geïmproviseerde. Zijn voordracht was een persoonlijk verslag van de verwoesting en vervreemding, die de oorlog aanrichtte in vele gezinnen en de wijze waarop Louis met behulp van de psychoanalyse en gezinstherapie deze vaak tragische gebeurtenissen begreep.Het werd een improvisatie gelardeerdmet anekdotes, associaties, puntige uitspraken en diep doordachte standpunten.Wel heel authentiek Louis; zo werkte hij, zo kenden de patiënten en collega’s hem. Uiteindelijk liet hij zijn gehoor, na ruim zijn spreektijd te hebben overschreden, in verwarring achter: te veel om in een keer te laten bezinken.
Louis schreef niet makkelijk. Er is een gedegen inleiding van zijn hand op ‘Magie en emotie’ van Sartre (1981), een denker door wie hij zich heeft laten inspireren.Maar zijn overige nalatenschap bestaat vooral uit een klein, zij het zeer waardevol, oeuvre over jaloezie en schaamte. In de inleiding van hetliber amicorum voor Louis Tas schreven wij dat de psychoanalyse weinig over gevoelens temelden heeft, terwijl het gevoelsleven van de patiënt toch zo centraal staat.Het is zijn grote verdienste dat hij die achilleshiel van de psychoanalyse heeft aangetoond. Goed ingevoerd als hij was in de fenomenologie heeft Louis Tas een verhelderend licht laten schijnen op emoties waarop de meeste mensen zich doorgaans niet laten voorstaan.Dat betreft dan niet alleen schaamte en jaloezie, maar ook geilheid, bewondering, afgunst en haat.
Louis was een veelzijdig therapeut, die graag en leergierig over de grenzen van zijn vak keek.Hij zag de psychoanalyse en de individuele psychotherapie als een grensgeval van gezinstherapie.Hij was er van doordrongen datintrapsychisch ensysteem geen gescheiden domeinen zijn. Telkens wist hij die beide invalshoeken met elkaar in verband te brengen. ‘Psychoanalyse en gezinstherapie zijn als de twee helften van een kaart die aangeeft waar de schat begraven ligt,’ zei Louis wel eens. Zo meende hij dat het psychoanalytische begrip ‘neutraliteit’ niet alleen betrekking heeft op een gelijkmatige houding tegenover alle aspecten van een persoon (wensen, angsten, gedachten), maar ook een bijzondere betekenis krijgt in de empathie, die hij altijd wist op te brengen met alle belangrijke anderen uit iemands bestaan.Het gezinsdenken en de transgenerationele dynamiek zijn dan altijd heel vanzelfsprekend aanwezig in elk therapeutische casus.
‘Het besef te behoren tot een groep die straffeloos kon worden vernederd en mishandeld, was natuurlijk schaamteverwekkend,’ schreef Tas in zijn ‘Brief an eine Deutsche’, dat hij als nawoord toevoegde aan de laatste versie van ‘Dagboek uit een kamp’ (2000). Schaamte, hét thema van Louis, is regelrecht verbondenmet de jodenvervolging in de TweedeWereldoorlog. Schaamte is ‘het gevoel dat je in de ogen van anderen compleet waardeloos bent en dat ze daarin nog gelijk hebben ook’. Schaamte is een centraal begrip in de psychotherapie en Louis heeft ons daarop gewezen.Hij deed dat niet door artikelen in vakbladen of lezingen,maar door een artikel in het Nederlandse literaire tijdschriftDe Gids (1995, 354-360) en vooral door in 1994 de ‘schaamteclub’ op te richten, een regelmatig bijeenkomend gezelschap van psychiaters, psychologen, psychoanalytici, sociologen en zelfs een historicus en een bioloog. Zonder te idealiseren zou je hier kunnen spreken van een socratische manier van werken: bijeenkomen omin dialoog te komen tot inzicht in menselijke emoties.
Jaloezie is het andere fenomeen van alledaags narcisme waar Louis graag over nadacht. Hij schreef daarover een artikel, ‘Ik ook – ik ook’ (De Gids, 1988, 18-28) waarin hij jaloezie op de hem kenmerkende wijze uitlegde en concretiseerde door in de beschrijving dicht bij huis en dus persoonlijk te blijven.
Louis had een weerzin tegen bureaucratie en regelgeving omdat die hem hinderde in zijn vrijheid, bijvoorbeeld omna zijn zeventigste zijn praktijk voort te zetten. Hij heeft zich tegen het praktijkverbod met succes verzet. Maar zijn weerzin had ook en vooral te makenmet de dreiging van nazi- Duitsland, dat de bureaucratie had gecombineerdmet een goed geoliede vernietigingsmachinerie en zich liet helpen door gezagsgetrouwe ambtenaren. Waakzaamheid bleef geboden, ook in de psychiatrische en psychoanalytische wereld, tegen autoritaire en de professionele vrijheid bedreigende stromingen, tegen de hernieuwde medicalisering en DBC’s.
Ruim een week na Louis’ dood werd een herdenkingsbijeenkomst gehouden in het Psychoanalytisch Instituut. Bijna alle twintig (!) sprekers vertelden over verrassende uitspraken van hem tijdens therapiezittingen, bij supervisies of in ‘gewone’ gesprekken. Die uitspraken waren vaak geestigebon mots (er werd tijdens de herdenking dan ook veel gelachen),maar het waren altijd uitspraken die je even op het verkeerde been zetten, ontregelden, soms deden opschrikken. Vooral daarin lag zijn psychotherapeutische kracht. Ans van Blokland, die de laatste jaren samen met Louis een leertherapiegroep deed, zei daarover: ‘Hij was de onbetwiste meester van de verrassende opmerking, van een kort helder beeld, een telegram. “Je moet niet veel zeggen, maar hetmaakt wel uit of je het juiste zegt”. Altijd die ene korte zin die je bij bleef…’