Experimentele psychopathologie. Over angst, verslaving, depressie en andere ellende.

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2011
10.1007/s12485-011-0047-9

GELEZEN

Experimentele psychopathologie. Over angst, verslaving, depressie en andere ellende.

Jan Jaspers1

(1)  afdeling Medische Psychologie, Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), Groningen, The Netherlands

: 4  2011


klinisch psycholoog-psychotherapeut, supervisor en leertherapeut voor de VGCt
Anita Jansen, Marcel van den Hout & Harald Merckelbach (red.).Gek. Experimentele psychopathologie. Over angst, verslaving, depressie en andere ellende. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 296 pp., € 35,–

In de experimentele psychopathologie wordt getracht de oorzaken van gestoord gedrag te achterhalen met behulp van experimenteel onderzoek.De drie auteurs die de redactie van dit boek verzorgden, publiceerden in 1992 het eerste Nederlandstalige boek over experimentele psychopathologie. Aan dit nieuwe boek werken twintig Nederlandse en Vlaamse auteursmee – een teken dat de experimentele benadering van gedragsstoornissen de afgelopen twee decennia een hoge vlucht heeft genomen.Niet alleen is het aantal stoornissen waarnaar experimenteel onderzoek is gedaan sterk toegenomen, ook de klinische implicaties worden steeds duidelijker.

In het boek komen in afzonderlijke hoofdstukken de volgende onderwerpen aan de orde: paniekstoornis, dwang, bloosangst, fobieën, trauma’s en oogbewegingen,borderlinepersoonlijkheidsstoornis, dissociatie, antisociale types, depressie, pijn, verslaving, eetstoornissen en simulanten. Het is niet de bedoeling van de auteurs omeen uitputtend overzicht te geven van het experimenteel onderzoek op deze gebieden; zij willen de lezer deelgenoot maken van de spannende zoektocht naar verklaringen voor gestoord gedrag. Ze beschrijven de werkwijze van de onderzoeker als die van een detective en hopen dat het boek leest als een spannende roman.

In het eerste hoofdstuk leggen de redacteuren uit hoe in de experimentele psychopathologie gedragsstoornissen in een experimentele laboratoriumsetting kunnen worden onderzocht.De onderzoeker formuleert een theoretisch model voor een bepaald klinisch verschijnsel en door manipulatie van hypothetische oorzaken toetst hij het effect van de veronderstelde oorzaak op het te verklaren verschijnsel. Critici die deze reducerende benadering kortzichtig vinden, wordt voorgehouden dat ‘reductionisme’ de kern is van het wetenschappelijk verklaren. Zonder reductie geen wetenschap, het gaat erom een vruchtbare reductie tot stand te brengen. In dit geval is dat niet alleen een reductie die het ontstaan en voortbestaan van psychopathologie inzichtelijkmaakt,maar die ook richtlijnen geeft voor de klinische praktijk.

Het principe van reductie wordt mooi geïllustreerd in het hoofdstuk overborderlinepersoonlijkheidsstoornis (BPS).De auteurs kiezen uit deze complexe stoornis het diagnostische kenmerk ‘een patroon van instabiele en intense relaties met anderen, gekenmerkt door wisselingen tussen overmatig idealiseren en kleineren’.De vraag is waardoor dit verschijnsel van extreme evaluaties wordt veroorzaakt. Uitgaande van twee verschillende theorieën, de objectrelatietheorie van Kernberg en de cognitieve theorie van Pretzer en Beck, worden toetsbare hypothesen geformuleerd. Cruciaal hierbij is de operationalisatie van begrippen als ‘splitsing’ en ‘dichotoom denken’. Na operationalisatie kunnen verschillende hypothesen worden getoetst. Bijvoorbeeld: de hypothese dat de neiging tot dichotoom denken specifiek is voor BPS en dan alleen in specifieke situaties, zoals verlating en misbruik, kan dan getoetst worden door proefpersonenmet BPS of een cluster-C-persoonlijkheidsstoornis en zonder persoonlijkheidsstoornis (controlegroep) de hoofdpersonen van verschillende filmfragmenten, die al dan niet betrekking hebben op verlating en misbruik, te laten beoordelen. De hypothese kon worden bevestigd, wat niet gold voor de hypothese dat proefpersonenmet een BPS meer dan andere groepen gebruikmaken van splitsing.

In de meeste hoofdstukken proberen de auteurs de lezer mee te nemen in de zoektocht naar verklaringen voor gestoord gedrag door de relevante vragen die de onderzoekers zich gesteld hebben als leidraad voor hun betoog te nemen. Bij bloosangst bijvoorbeeld zijn dat vragen als ‘Heeft blozen een ongunstig effect op het oordeel van anderen?’, ‘Heeft blozen in ambigue situaties een ongunstige invloed op andermans oordeel?’ en ‘Overschatten bloosangstigen de kans om te gaan blozen en de kans op een negatief oordeel door anderen?’ Voor al deze vragen wordt relevant experimenteel onderzoek beschreven.Wat de leesbaarheid ten goede komt, is dat dit onderzoek zonder vakjargon of methodologische details uiteen wordt gezet. Bovendien zijn de meeste auteurs geslaagd in hun opzet om het creatiefste en elegantste onderzoek te selecteren ter ondersteuning van hun betoog.Niet in alle hoofdstukken echter wordt deze opzet gevolgd, wat bijvoorbeeld in de hoofdstukken over pijn en verslaving leidt tot een weliswaar gedegen,maar wat saaie beschrijving van de belangrijke theoretische concepten en de stand van zaken over het onderzoek op dit gebied.

Het hoofdstuk over depressie heeft eveneens een afwijkende opzet: centraal staat de vraag ‘Wat is hetmechanisme dat ervoor zorgt dat cognitieve therapie bij depressie werkt?’. Op heldere wijze wordt beschreven hoe onderzoek naar werkingsmechanismen in psychotherapie dient te worden opgezet. Dit is uitermate complexe materie, reden wellicht dat er nog zo weinig goed onderzoek naar werkingsmechanismen is gedaan – dit in tegenstelling tot het relatief eenvoudige effectonderzoek, dat zeker op het gebied van depressie al veel is uitgevoerd. Dit effectonderzoek heeft duidelijk uitgewezen dat cognitieve gedragstherapie een effectieve behandeling is, maar – zo blijkt – dat is nog iets anders dan aantonen dat cognitieve verandering leidt tot stemmingsverbetering.

Het verrassende van goed wetenschappelijk onderzoek is dat het vanzelfsprekende opvattingen en overtuigingen van psychotherapeuten (en leken) fors onderuit kan halen of dat het op zijnminst twijfel doet rijzen aan de geldigheid ervan. In dit boek zijn hiervan talloze voorbeelden te vinden. Zo wordt in het hoofdstuk over eetstoornissen de opvatting dat lijnen leidt tot eetstoornissen, overeten en eetbuien weerlegd.Hoewel er weinig experimenteel onderzoek is waarin de variabele wel of niet lijnen is gerandomiseerd, blijkt uit deze experimenten juist het tegendeel: de groep lijners scoort op alle eetstoornissymptomen, inclusief het overeten, lager dan de controlegroep nietlijners. (Het kan natuurlijk zijn dat demensen die spontaan lijnen niet helemaal te vergelijken zijn met de proefpersonen in dit onderzoek. De auteurs veronderstellen dat verhoogde impulsiviteit de achterliggende factor is die zowel de intentie tot lijnen als overeten bepaalt.) In hetzelfde hoofdstuk blijkt dat een gestoord lichaamsbeeld eerder wordt aangetroffen bij gezonde meisjes dan bijmeisjes met eetstoornissen.

Voortschrijdend inzicht in gestoord gedrag kan zowel leiden tot herziening van bestaande theorieën (zo is op het gebied van paniekstoornis de populaire hyperventilatietheorie al weer jaren geleden vervangen door de cognitieve theorie van Clark) als tot onderbouwing van tot nu toe effectief gebleken, maar theoretisch onbegrepen interventies (de werkgeheugentheorie van Van den Hout en collega’s ter verklaring van de werking van EMDR is hiervan een mooi voorbeeld).

Dit boek leest dan misschien niet overal als een spannende roman, het verdient wel een breed lezerspubliek. In het bijzonder psychotherapeuten die hun professionele handelen willen toetsen aan de wetenschappelijke kennis over psychopathologie, vin den in het boek een boeiende en toegankelijke selectie van deze kennis en een inspirerende beschrijving van de wijze waarop die kennis wordt verzameld. Dat de resultaten van de experimentele psychopathologie niet altijd onmiddellijk tot concrete toepassingen in de praktijk leiden, zal men op de koop toemoeten nemen. Soms roept een experimentmeer vragen op dan dat er door worden beantwoord.Wie deze tolerantie van onzekerheid niet kan opbrengen, kan beter een van de vele boeken over behandelmethodieken en -protocollen aanschaffen die de laatste jaren het aanbod van onze vakliteratuur domineren.

Naar boven